Keizersgracht 456

2010-08-05 15.37.29

Cornelis Stevensz. Van Belmen

Cornelis Stevensz. Van Belmen of Bellem (1641-1719) was een Mr. huistimmerman uit de Vinkendwarsstraat. In 1683 en het jaar daarop kocht hij vier erven van de stad, gelegen tussen de Keizers- en de Prinsengracht en aan de Leidsegracht van de Burgemeesters en de Thesaurier. Achteraf betaalde hij voor de percelen, genummerd 3, 5, 15 en 16. Het terrein  was in twintig erven opgedeeld door de stad en op 3 februari (?) 1683 verkocht. De bouwgrond was gelegen binnen de schans, en vanouds in gebruik als “industrieterrein”.1  Op het terrein stond een klokkengieterij van de gebroeders Hemony. Van Belmen was degene die het onderhavige pand (waarschijnlijk ook de drie naastgelegen panden) op de Keizersgracht heeft ontworpen en gebouwd.  

2010-08-05 14.34.53-2

Op 20 januari 1684 kocht dominee Nicolaes de la Planque een erf no. 2 (tegenwoordig Keizersgracht 456) voor 850 gulden.

Kaart Jacob Bosch van grachtengordel uit 1679 met uiterst rechts de Leidsegracht en de huizen bij het Molenpad. Deze reproductie van een tekening door Jacob Bosch uit 1679 laat het tweede gedeelte van de grachtengordel zien. Rechts is de Leidsegracht en links, zoals het op de kaart genoemd wordt, Binnen Amstel. Gemeente Archief Amsterdam #010095000001

Nicolaes de la Planque (1626-1702) werd geboren te Kampen, als zoon van een  Keulse predikant, die rond 1613 vanwege een synode naar de stad aan de IJssel kwam en daar zes jaar later is beroepen.2 3 Vanaf mei 1646 studeerde Nicolaes te Leiden. Maart 1652 kwam hij als proponent (=kandidaat) naar Krommenie. In 1655 is hij beroepen naar Beverwijk, in 1657 in Kampen, en op 13 mei 1665 in Amsterdam, waar hij op 8 augustus 1702 overleed.4 Hij was getrouwd met Catharina Quast. Het echtpaar had vier kinderen: Abigael, Hester, Sara en Isaack.

Hun zoon Isaack de la Planque (1669-na 1748), een makelaar, in 1695 getrouwd met Bartha Ridders (-1703), werd de nieuwe eigenaar.5 Het echtpaar had vijf kinderen, drie zijn op jonge leeftijd overleden. De la Planque verhuisde in 1721 naar Vollenhove (Overijssel) en werd door uiteindelijk burgemeester. Hij woonde in de Kerkstraat.6

Zijn dochter Catharina de la Planque (1700?-) trouwde rond 1732 met Angelus Jacobus Cuperus (1705-1757), predikant in Vollenhove.7

Catharina erfde het pand van haar vader Isaack de la Planque. Het pand was bestemd voor de verhuur. In 1742 woonde er een zekere Pieter Morrison of Murison, theekoper. Hij werkte als boekhouder voor Cornelis Munter, een van de firmanten van de firma Andries Pels & Zoonen. Van welke Pels hij 12.000 gulden had geerfd is niet duidelijk. Er komen er vier in aanmerking.

2010-08-04 14.20.51-2

Catharina de la Planque (of al de erfgenamen van Isaack) verkochten het pand op 8 mei 1783 aan David van Gesscher voor 14.000 gulden (Kwijtschelding 162-57v).

David van Gesscher (Amsterdam, 9 oktober 1735 – Amsterdam, 24 mei 1810) was een vooraanstaand heelmeester en chirurgijn aan het Sint Pietergasthuis in Amsterdam.[1] Hij vertaalde medische literatuur uit het Duits en schreef een aantal leerboeken, zonder literatuurverwijzingen en nauwelijks casuistische mededelingen. Na 1790 was hij voornamelijk organisatorisch bezig. Gesscher was ronduit fatalistisch in zijn benadering van tumoren en keerde zich tegen iedere behandeling van het mammacarcinoom.

Biografie David van Gesscher

Gesscher was de zoon van een chirurgijn [2] afkomstig uit Deventer. Gesscher werd geboren in de Lindenstraat in de Jordaan. Hij was een tijdgenoot van Petrus Camper bij wie hij lessen volgde, van Willem Röell, en Andreas Bonn. In 1760 trad hij toe tot het chirurgijnsgilde en in 1761 trouwde hij met Christina Geertruida Westenberg. In 1773 werd hij benoemd in het Pesthuis aan de Overtoom. In 1777 correspondeerde hij met Camper in een Brief van Petrus Camper aan den heere David van Gesscher over het voordeel der Doorsneede van de Schaambeenderen, om, met behoud van het leven beide van moeder en kind, moeijelyk geklemde hoofden te redden: en de Keizerlyke sneede, of den haak, te vermyden.

Gesscher was meer theoretisch dan praktisch gericht. Niettemin was hij de uitvinder van de vereenvoudigde tabaksklisteerpijp voor het reanimeren van drenkelingen en verzorgde de gewonden na de Slag bij de Doggersbank (1781).[3] In 1783 kocht hij een pand op de Keizersgracht, niet ver van de Leidsegracht. Hij fungeerde diverse malen als hoofdman van het chirurgijnsgilde (vanaf 1784); zijn familiewapen werd aangebracht op het plafond van het chirurgijnsgilde in de Waag. In 1790 was hij mede-oprichter en secretaris van het Genootschap ter bevordering van de Heelkunde.

Na de Bataafse Revolutie werd het chirurgijnsgilde afgeschaft en vervangen door een Commissie van Geneeskundig Toeverzicht. Gesscher schreef de statuten, en nam de onderwijstaken na het ontslag van Andreas Bonn. In 1800 werd hij lector en gaf lessen bij hem thuis. Hij bezat een verzameling van zieke beenderen. Vanaf 1804 werd hij langzaam blind en vanaf 1805 was hij nauwelijks in staat les te geven. Hij stierf kinderloos en werd begraven in de Nieuwe Kerk.

Werk

Gesscher publiceerde veel en zijn publicaties geven in goed beeld van de geneeskundige problemen uit die tijd. Hij schreef o.a. drie Heelkundige Waarnemingen.[4] Zijn werken zijn vertaald in het Duits.[5] Hij was lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem en van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen. Hij is geportretteerd door o.a. Rienk Jelgerhuis.

Zie ook: GESSCHER, DAVID VAN / SLUIS, RIGTJE F.VAN DER. David van Gesscher, chirurgijn in woelige tijden. Een wetenschappelijke proeve op het gebied van de geneeskunde en de tandheelkunde. (Dissertatie 1990)

Executiekwijtschelding op naam van Gesscher en Hendrik Meynard (-1758?) en Maria Stuurman (-1799)?

In 1801 werd het pand verkocht aan de stuurman Cornelis Meynard.

Rond 1810 werd het pand bewoond door M. Buys, een koopman.

Rond 1850 werd het pand bewoond door de rentenierende Antoine Warin.8 Antonie Warin (Amsterdam, 1 december 1772 – aldaar, 23 november 1852) was een Nederlands rechter en politicus.9

Warin was één van de meest oppositionele Tweede Kamerleden uit de tijd van Willem I. Hij was rechter in Amsterdam en de zoon van een prinsgezinde Amsterdamse regent Nicolaes Warin. Als voorstander van ministeriële verantwoordelijkheid, openbaarheid van financiën en vrijhandel een politiek medestander van Van Hogendorp, met wiens dochter hij was getrouwd. Hij werd in 1820 tot Kamerlid gekozen. Stemde samen met de Zuid-Nederlanders tegen heffing van accijns op meel. Werd daarna niet herkozen, maar keerde drie jaar later terug. Speelde enkele keren een belangrijke rol bij parlementaire nederlagen van de regering.10

Buurtkaart van buurt HH vervaardigd door de Dienst Publieke Werken, met daarop in rood met de hand ingetekende onderdelen van het Liernur-stelsel. Op Het Molenpad, links in het midden en parallel lopend aan de Leidsegracht, is een rioolbuis met opvangpunten ingetekend (Stadsarchief Amsterdam, Beeldbank).Stichting Historische Interieurs Amsterdam

 

  1. De erfgenamen van Abel de Herripon en Albert Hermansz verkochten al hun erven aan de stad, resp. in 1650 en 1659.
  2. De familie stamt oorspronkelijk uit Aath bij Antwerpen.
  3.  Merkwaardig stuk betreffende de Nederduitsche Hervormde Gemeente te Keulen … door Johannes Tiberius Bodel Nijenhuis
  4. Hij hield de prediking bij de inwijding van de Oosterkerk in 1671.
  5. Zijn vrouw was de dochter van een muntmeester, mogelijk in Vollenhove.
  6. windgenealogie.org
  7. Hun kleinzoon de advocaat Angelus Johannes Cuperus (-1831) werd in 1798 aangesteld als agent  (minister) van justitie, maar kwam niet opdagen. Hij verzocht vervolgens regelmatig om ontslag. Zijn aanstelling werd uiteindelijk op 29 april 1799 ingetrokken.
  8. Bevolkingsregister
  9. DBNL
  10. Parlement.com

Loading

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *