Keizersgracht 712

Op verzoek van Peter Vermeulen, de huidige eigenaar en bewoner, is gepoogd het exacte bouwjaar te achterhalen en meer over de eigenaren en bewoners van het bovenvermeld pand te weten te komen.[1] Aan de hand van de belastingregisters en verkoopaktes, aanwezig bij het Gemeente-archief van Amsterdam zijn de eigenaren getraceerd.

File:Amsterdam - Keizersgracht 712.JPG

Na het vaststellen van de eigenaren en aankoopdata bleken de prijzen die in de loop der tijd voor het pand werden betaald minstens zo interessant. Geconstateerd kon worden dat de prijzen in driehonderdvijftig jaar opvallend stabiel zijn gebleven en pas in de laatste veertig jaar zijn gestegen.[2] De medewerking van het Kadaster in Amsterdam en het raadplegen van oude hypotheekregisters, bewaard in het Rijksarchief voor Noord-Holland te Haarlem waren ten slotte onontbeerlijk om de geschiedenis van het pand door te kunnen trekken tot in deze eeuw.

De belastingregisters

Ten tijde van de Republiek kende Holland verschillende soorten belas­ting, waar­on­der een heffing op onroerend goed, destijds de verpon­ding genoemd. De inkomsten werden, in Amsterdam per wijk, genoteerd in verpon­dingskohieren.[3] Aanvankelijk bestond de verponding van de 8ste, vervolgens werd de 12de penning ingevoerd. Voor Am­sterdam zijn ook enkele registers van een belasting op vermogen, de kohieren uit 1631 en 1674, bewaard gebleven. Deze kohieren hebben een belangrijke functie als aanvulling op de ontbrekende verpondingskohieren.

Niet eerder als uit 1732 kunnen opnieuw belastinggegevens geraadpleegd worden. Het Redres op de Verponding uit dat jaar, een landelijke, algehele bijstelling na een aanvankelijke taxatie, vermeldt voor het onderhavige pand een verhoging van het verpon­dings­bedrag van

De verpondingsregisters- of kohieren van 12e penning beginnen in het jaar 1734 en eindigen in 1805. Dit deel van de Keizersgracht, tussen de Reguliersgracht en de Vijzelgracht lag in wijk 58.[4] Enkele jaren eerder was aan alle panden een verpon­dingsnummer toegekend, die een exacte plaatsbepaling mogelijk maken.[5]

Voorgeschiedenis Keizersgracht

In 1613 werd begonnen met het verleggen van de verdedigingswerken en de aanleg van de grachtengordel aan de westkant van de stad. Een halve eeuw later werd besloten tot een verdere, meer oostelijke uitbreiding van de stad, richting Amstel.

‘Op 2 mei 1663 werd de stad gemachtigd tot aankoop en onteigening van alle gronden binnen de omwalling. De gronden welke niet voor de aanleg van straten en grachten waren bestemd, zouden bij openbare veiling worden verkocht, waarbij de voormalige eigenaren geen recht van preferentie zouden kunnen genieten’.[6] Het moest een gegoede woonwijk worden, dus mochten er geen stegen, sloppen of bedrijven komen.

Vele vermogende Amsterdammers hadden een grachtenhuis laten bouwen, ‘hetzij voor eigen bewoning, hetzij voor belegging of speculatie. Daarnaast werd er ook gespeculeerd door timmer- en metselbazen, die voor eigen risico op krediet bouwden. In dat geval werd het be­nodigde kapitaal meestal voorgeschoten door de grondeigenaren of de leve­ranciers van de bouwmaterialen’.[7]

Goossen Centen

Het perceel ‘liggend in parck D, getekend als nummer 28 op de stadskaart’, werd op 9 februari 1669 voor 700 gulden verkocht aan Goossen Centen.[8] Het oppervlak bedroeg ongeveer 196 m2.

Van Eeghen vermeldt in haar artikel ‘Een ongrijpbare jeugd, bij een portret door Govert Flinck’, dat Goossen Centen in 1611 of 1612 geboren werd.1 Bij doopsgezinden is dat moeilijk precies na te gaan. Als jongeman vertrok Goossen (of Gosse, zoals hij soms in bovenstaand artikel wordt genoemd) naar Leeuwarden, waar zijn vaders familie woonde. Hij trouwde daar met Antie Gerrits op 20 ja­nu­ari 1637 en kreeg twee dochters. Goossen, ondertussen meesterbakker, besloot terug te keren naar Amsterdam en ontwikkelde zich tot een welgesteld koopman, naast graan, handelend in suiker, die hij vanuit de Caraïben liet verschepen.[9]

Portret van een man bekend als Goossen Centen door Govert Flinck

Met de oorlog van 1672 was er een eind gekomen aan de geweldige activiteit van de eerste jaren van de stadsuitleg.[10] Het belas­tingkohier van de 200ste penning uit 1674 vermeldt dat Goossen Centen, factoor, d.w.z. makelaar, handelend in opdracht van anderen, aangeslagen werd voor 200 gulden.[11] Goossen Centen ‘van de Groenburgwal’ werd begraven in de Nieuwe Kerk op 29 juni 1677.[12]

In de bijlagen is een deel van een gedetailleerde kaart van Jacob Bosch opgenomen, getekend in het jaar 1680.[13] Deze ingenieur te­kende geen huizen op de hoek van de Reguliers- en de Kei­zersgracht. Dat de percelen drie jaar later nog braak lagen wordt geïllustreerd door de kwijtschel­ding, gedateerd op 20 februari 1683, waarin de erfgenamen van Goossen Cents (sic!) met verlies, enkel en alleen het erf verkopen.[14]

Bernard Hendrik Staets

De koper van het onbebouwde erf, de makelaar en koopman in textiel, Hendrik Staets, werd gedoopt op 18 mei 1631 in Oldenzaal als Hendick Hedickhuysen of Hegehuss.2 Hij hield de achternaam van zijn moeder aan en trouwde met Geertrui Hobbe in 1658.[15] Ze kregen vier kinderen, allen gedoopt in de schuilkerk ‘de Krijtberg’ tussen de Herengracht en het Singel. Uit het Kohier van de 200ste penning, opgemaakt in het jaar 1674 blijkt dat hij 200 gulden betaalde.[16] Zijn vermogen werd dus op 40.000 gulden geschat.

De geschiedenis van de belendende panden op de Keizersgracht is gecompliceerd en niet tot op de bodem uitgezocht. Op 12 januari 1672 kocht Staets het naast­lig­gen­de perceel van de tim­mer­man An­dries Fransz. Walraven, op de stadskaart no. 27.[17] Op 20 januari 1680 kocht hij bij executie een kwart van het daarop verschenen pakhuis ’t Lam.[18] Op 26 februari 1683 kocht Hendrik Staets het daarnaast liggende erf, no. 26.[19] Op 22 mei 1685 kocht Coenraed Wame­ling, kamerbewaarder in het Oostindische Huis, van Andries Fransz. (Walraven) een gedeelte van het erf naast en achter het pakhuis van Hendrik Staets.[20] Hier werd de steeg, liggend tussen de panden 710 en 712, verkocht aan deze bewoner van de Reguliersgracht.[21]

Hendrik Staets richtte zich op de handel met Spanje, door middel van zijn zwager en compagnon in Cadiz. Hij verkocht hout uit Stockholm, en liet slaven en cacao vanuit Curaçao vervoeren. Ook nam hij deel in zowel de Oost Indi­sche Compagnie van Enkhuizen en Zeeland (Middelburg). Hij kocht een schuilkerk in de Kalverstraat, financierde vermoedelijk de verhoging en verfraaiing van de schuilkerk de Krijtberg, Reguliersgracht 11 en 13 en land bij Abcoude en gaf opdracht tot bouw van Herengracht 460, 462 en 464 in de Gouden Bocht.[Een Amsterdams geslacht en vijf Abcouwse buitenplaatsen door D.L.H. Slebos , p. 85-100. In: Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap “Niftarlake” (2002)] In 1681 werd hij ziek en kocht een buitenhuis in het land van Maas en Waal. Hij hertrouwde in 1682 met de weduwe Alida Heymerick en haar zoon trouwde met zijn dochter. Hendrik Staets  van wat toen nog heette de ‘Nieuwe Heerengracht’ werd begraven op 14 februari 1687 in de Nieuwe Kerk.[22] Bij zijn begrafenis werd ‘5 uuren geluyt met de groote klock’.[23]  (Katholieken lieten zich bij voorkeur begraven in de Oude of Nieuwe Kerk.) Op 29 januari 1692 werd collaterale successie over zijn bezittingen betaald. De waarde werd geschat op 27.200 gulden.[24]

Obbe Hermansz.

Toen de metselaar Obbe Hermansz. in 1684 trouwde met Ermpje Gerrits van de Keizersgracht, woonde hij in de Reguliersdwarsstraat. Hij was 30 jaar, zij even oud.[25] Op 7 mei 1688 verkocht Obbe Hermansz. voor 2.400 gulden een huis en erve op ‘de Keizersgracht naast het hoekhuis aan de Reguliersgracht’, aan Adriaen Jarigsen.[26] Een jaar eerder had Obbe Hermansz. het huis ‘belend de Reguliersgracht aan de noordoostzijde en de verkoper aan de zuidwest­zij­de’ verkocht.[27] In het Re­gister van Taxaties worden de beide door hem gebouwde panden opgevoerd in het jaar 1689.[28] Dat de verkoop van beide panden in 1687 en 1688 plaats vond, betekent dat ze reeds voor de oplevering waren verkocht.

Adriaen Clemens en Elisabeth Pannekoek

De eerste eigenaar van het pand, de weduwnaar Adriaen Jarigsen, herbergier, was op 6 ok­to­ber 1685 met Elisabeth Pannekoek getrouwd.[29] Zij was 26 jaar en woonde op de Kloveniersburg­wal.[30] Adriaen Jarigsen woonde op de Ver­wersgracht, tegenwoordig de Zwanenburgwal. Een paar dagen na de doop van hun dochter Maria, werd, volgens de kwijtscheldingen, testamentair vastgelegd, dat (bij overlijden van haar echtgenoot,) Elisabeth Pannekoek eigenaar werd van de helft van het pand, (en haar dochter voor de andere helft? ).[31]

De bevolking van Amsterdam, vooral de kroegbazen, probeerde op alle mogelijke manieren de accijnzen op bier en wijn te ontduiken. In dit streven werden zij tegenge­werkt door de impostmeesters, die belast waren met het innen van de accijnzen en gebruik maakten van lieden die tegen beloning bereid waren ‘sluikers’ te verraden. Hieronder volgt een samenvatting van een afgelegde attestatie, een schriftelijke getuigenis, waarbij de opeenvolgende echtgenoten van Elisabeth Pannekoek betrokken waren.

Op verzoek van Ary Jaricks, wonende op de hoek van de Verversstraat en de Raamgracht, verklaren Jan Schouten, saaiverver, Jochem Dadelbeeck, metselaar, en Matthijs van de Put, kruidenier, dat ze in april 1703 op bezoek zijn geweest bij Willem van Norden, wonend in hetzelfde huis als Jaricks. Toen ze daar een glas wijn werden getracteerd, kwamen impostmeester Theodorus Velthuysen, schout Taco Scheltema en gevolg binnen en namen de flessen mee, hoewel het de wijn van Van Norden zelf was en hij er geen geld voor vroeg.[32]

Adriaen Jarigsen van de ‘de Keizersgracht bij de Reguliersgracht’ werd begraven op 7 december 1706 in de Zuiderkerk.[33] Voor hem werd 15 gulden aan begraafbelasting betaald.[34] Deze belasting, onder hevig protest ingesteld in 1696, maakt over de eerste decennia van de 18de eeuw meer duidelijk over de welstand van de betrokken persoon.[35]

Elisabeth Pannekoek hertrouwde een jaar later met haar voormalige buurman, Willem van Norden.[36] Volgens de huwelijksakte was zij bij hem, in de Kerkstraat, ingetrokken en bracht goederen in.[37] Na het overlijden van haar tweede echtgenoot in 1717 trad Elisabeth Pannekoek, tien jaar later in het huwelijk met Jochem Dadelbeek ‘van de Groenburgwal’, meestermetselaar.[38].

In 1732, na een algehele, lande­lij­ke taxatie werden de verpon­dingsbedragen aangepast. De verponding van het onderhavige pand bedroeg aanvankelijk 10 gulden. Het nieuwe verpondingsbedrag was 23 gulden en 15 stuivers en was 1/12 van de huurwaarde, namelijk 285 gulden. Uit dit Redres blijkt tevens dat Elisabeth Pannekoek het huis op de Keizersgracht verhuurde.[39]

Elisabeth Pannekoek van de Zwanenburgwal stierf op 1 september 1745 en werd begraven op 6 september in de Zuiderkerk.[40] Ze was 86 jaar geworden. Elisabeth Pannekoek had het pand op de Keizersgracht vermaakt aan haar zuster Geertruid Pannekoek.[41] Bij het opmaken van de impost op collaterale successie in 1745 werd de waarde van het pand op 3000 gulden geschat. Het bleek te worden verhuurd aan de koopman John der Kinderen, geboren in 1697.[42] Van Eeghen vermeldt dat John der Kinderen als kind van de trap tussen de kakstoel en de tobbe was gevallen. Hij ging in de leer bij diverse goudsmeden, en is in 1713 ontslagen. Hij werd kommenijhouder op de Herengracht.[43] Hij trouwde in 1725 en liet drie kinderen dopen in de Noorderkerk. Hij verhuisde naar Hattem en stierf daar in 1772.3

Het Kohier van de Personeele Quotisatie uit het jaar 1742 vermeld echter nog twee eerdere bewoners van het pand.[44] In het pand op de Keizersgracht werd Barent Boddenberg, een bakker, afkomstig uit Lippstad (Westfalen) aangeslagen.[46] Als koopman op de Keizersgracht had Barend Boddenberg in 1742 twee dienstboden. Hij was getrouwd met Anna Smit. Zij waren huurders, want Elisabeth Pannekoek was nog steeds de eigenares van het pand.

De andere huurder was Nicolaas van Dijk, afkomstig uit Voorburg; hij diende tussen 1710 en 1714 als adelborst bij de VOC. Van Dijk was de koper van de brouwerij ’t Lam, gelegen aan het einde van de Rozengracht.[45] Hij woonde in bij Barend Boddenberg.

Hendrik Borman

Geertruid Pannekoek, sedert het overlijden van haar zuster in 1745, de nieuwe eigenares van het pand, was in 1707 getrouwd met de bakker Jan Borman.[47] Ze hadden vier kinderen: Willem (1708), Anthonie (1709-54), Hendrik (1712-1776) en Maria (1715). Geertruid Pannekoek werd begraven op 16 maart 1754, van­uit de Kerkstraat bij de Leidsestraat.[48] De beide nog in leven zijnde zonen erfden elk de helft van het pand. Anthonie overleed echter nog geen twee maanden later.[49] Hendrik, voor de tweede maal weduwnaar, was enkele weken eerder hertrouwd met Gerdina Timmers.[50] In datzelfde jaar kocht hij de andere helft van het pand van de weduwe van zijn broer.[51] In 1760 trouwde hij, inmiddels wonend ‘buiten de Leidsepoort’, in Amstelveen met Phillipina van Nes.[52] Hendrik Borman, ‘op de Overtoomseweg noordzij voorbij de molen’, meestertimmerman, werd begraven op 30 mei 1776.[53]

Pieter Buys

Pieter Buys werd gedoopt op 30 september 1711 in de Noorderkerk.[54] Zijn vader, Jacob (Hendriksz.) Buys, was scheepstimmerman op Kattenburg.[55] Hij was faktoor in houtwaren.[56] Zijn moeder, Grietje Boterpot, hertrouwde in 1726 Arnoldus Groenewout, een goudsmid uit Utrecht.[57] Pieter Buys ‘van de Lindengracht’ trouwde in 1735 met Margaretha de Jong ‘van de Brouwersgracht’.[58] Op 27 oktober 1757 kocht hij het pand op de Kei­zersgracht.[59] Pieter Buys ‘van de hoek van de Buiten Dommerstraat’ werd op 10 mei 1765 begraven zonder nageslacht nagelaten te hebben.[60] Zijn moeder, Grietje Boterpot, eigenares van een groot aantal panden in de Jordaan, was erf­ge­naam. Bij de collaterale successie, na haar overlijden op 20 juni 1766, werd haar bezit op 47.981 gulden en het pand op 4000 gulden geschat.[61] Het pand werd verhuurd aan de zoon van een dansmeester, Jean Theodore Grospoil. Zijn echtgenote en kind werden begraven vanuit het onderhavige pand op de Keizersgracht.[62]

Gerbrand Ravekes

Gerbrand Ravekes werd gedoopt op 30 mei 1717. Zijn vader, Willem, was wijnkoper in de Warmoesstraat. Gerbrand trouwde in 1758 met de weduwe Maria van der Meulen ‘van de Herengracht’.[63] Zij had een kind uit haar eerste huwelijk, Carel Jacobus van Yperen, maar deze overleed eerder dan zijn ouders, zoals blijkt uit de betreffende kwijtschelding. De beide echtelieden woonden tussen het Deutzenhofje en de Spiegelstraat op de Prinsengracht. Hij handelde in wol en katoen.

Gerbrand Ravekes, makelaar, kocht op een publieke veiling op 26 november 1766 van de erf­genamen het pand ‘naast het hoekhuis bij de Reguliersgracht’.[64] In 1782 kreeg hij een brief van John Adams, de Amerikaanse gezant, betreffende de verhuur? Mogelijk was Ravekes patriot. Maria van der Meulen stierf op 20 februari, Gerbrand Ravekes op 12 augustus 1789 .[65] Godefriedus Buys getrouwd met een zuster van de eigenaar, Johanna Jacoba Ravekes, regelde de verkoop, na de dood van zijn rijke zwager.[66] Het pand werd bewoond door Mathias Raken, het is onbekend wie hij was. De huur was inmiddels gestegen en bedroeg 360 gulden.

Pieter van der Meulen

Pieter, de broer van Maria van der Meulen, kocht het pand op 14 juni 1790 op een publieke veiling (na het overlijden van zijn zwager). [67] Pieter was, evenals zijn vader Carel, juwelier. Geconstateerd kon worden dat zijn ouders de kinderen iedere keer in een andere kerk lieten dopen. Zij verhuisden regelmatig. Zijn moeder, Anna Bruynvis, nota bene afkomstig ‘van de Keizersgracht bij de Reguliersgracht’, werd begraven op 2 mei 1739.[68] Toen Pieter trouwde op 6 juli 1742 met Anna Elisabeth Indische­raven woonde hij op de Keizersgracht.[69] Zij kregen een dochter Alida Maria, gedoopt op 17 februari 1743.[70] Zijn vrouw werd op 20 februari 1788 begraven in de Noorderkerk.[71] Het pand Keizersgracht 712 stond tot 1805 op zijn naam.

1795 tot 1850

In 1795 werd een huisnummering ingevoerd. Het Kleinnummer was 732. In 1807, na een grootscheepse financiële operatie werden nieuwe verpondingsnummers uitgedeeld: het onderhavige pand kreeg 4710. Het pand kwam te liggen in de nieuwewijkindeling AA. Eigenaren zijn wel, de huurders uit de laatste twee eeuwen zijn niet uitgezocht. In 1814 bedroeg de huur 325 gulden, in 1825 nog maar 275 gulden. Sinds 1828 staat het pand bekend in het kadaster met nummer 1543, sectie I.

Rond 1852 stonden bij het Bevolkingsregister de volgende personen beschreven in het pand met Kleinnummer 732.4 Over de toenmalige eigenaren is niet veel bekend.

Diana Wolf

Diana of Diena Wolf werd geboren op 16 april 1836 in Oudshoorn, nu Alphen aan den Rijn. Haar vader Jacob Mozes was vleeshouwer in Gouda. In 1860 verhuisde zij naar Amsterdam en woonde op de hoek van de Prinsengracht en Binnen Amstel 290. Zij werd ingeschreven als Nieuw-Israelitisch. Haar zoon Emmanuel werd geboren op 9 september 1864. Hij woonde later op Prinsengracht 842, op 130 meter afstand.

Petrus van Wijk

Petrus van Wijk was klokken- en horlogemaker in de Vijzelstraat 126, vlak bij de Kerkstraat. Hij was geboren op 4 juni 1822 als zoon van Jacob van Wijk. Petrus was Luthers en trouwde op 27 februari 1851 met Anna Geertrui Arends.5  Hun zoon Petrus werd geboren op 13 juni 1852, later predikant in Rotterdam.

Haar vader Anthony Arends, koek- en banketbakker, afkomstig uit de buurt van Hannover, was erfgenaam. Hij was in 1828 getrouwd met Margaretha Sophia Tonsor.

Tussen 1874 en 1893 stonden bij het Bevolkingsregister de volgende elf personen beschreven in het pand.6

Lambertus J. van Wijk

Lambertus van Wijk (1865-19??) studeerde in Delft en trouwde met Gerarda Jacoba Otten. Hij was 40 jaar lang secretaris van het Nederlands Bijbelgenootschap. Hij overleed in een nog onbekend jaar Heemstede, na 1938. Zijn broer Petrus jr.  en zijn zuster Christina Frederica Petronella waren erfgenaam. De PSP’er Hein van Wijk, vredesactivist en advocaat van dienstweigeraars was zijn zoon.

Johannes A. Homeijer

J.A. Homeijer (1861-1925) was importeur en grossier. Van 1906 tot 1910 woonde hij op “Vreedenhorst” in Vreeland.7

Maria Kok

Aan het begin van deze eeuw is de koopvrouw Maria Kok de eigenares van het pand. Zij woonde op de Herengracht. Na een brand op de bovenverdieping werd het pand gerestaureerd.[72] Na ettelijke aanschrijvingen van de Dienst Bouw & Woningtoezicht werd de kelder waterdicht hersteld (1928).

Derk George Brand

Het pand was eigendom van Derk George Brand, koopman (?), Johan Henri Brand, tandarts, en Maria Geertruida Brand, administratrice. D.G. Brand, arts, is in 1880 geboren in Den Helder. Hij trouwde in 1908 met Margaretha Louise Henriette Homeijer, de dochter van J.A. Homeijer.

Klaas Westland

Klaas Westland (1899-)  was een kaaskoopman in Huizen. Oorspronkelijk was hij visser, net als zijn broers. Na de afsluiting van de Zuiderzee zochten zij een ander beroep. Westland kaas is ondertussen een begrip geworden.8 Maaslander en Old-Amsterdam zijn bekende kazen.

In 1975, het pand was zeer bouwvallig, werden de bewoners, vijf studenten, door Herhuisvesting uitgeplaatst en kregen ieder een verhuiskostenvergoeding. Het pand bleek als kamerver­huur­be­drijf in gebruik. De tussenpersoon ontving 12 x f 1.100 = f 13.200 per jaar. De eigenaar K. Westland uit Amstelveen, kantoorhoudend in de Utrechtse­dwarsstraat, ontving f 3.299,40.

van Kotteren

Het pand werd verkocht aan de heer Kotteren uit Am­stel­veen. Hij liet vervolgens het op­knappen en het sanitair vernieuwen. De kosten werden geraamd op f 106.000,–.

Peter Vermeulen

De huidige eigenaar is Peter Vermeulen, tevens bewoner van het pand.

KEIZERSGRACHT 712
koperdatumkwijtscheldingprijs
Goossen Centen9 februari 16695039-184, f. 160700
Hendrik Staets20 februari 16833A 118600
Obbe Hermansz.   
Adriaen Jarigsen7 mei 16883E 1732400
Hendrik Borman9 oktober 17545Y 131, (1/2 huis)2100
Pieter Buys27 oktober 17576B 1174800
Gerbrand Ravekes26 november 17666L 366050
Pieter van der Meulen14 juni 17907L 4v6200
Diana Wolf c.s.1867  
Petrus van Wijk   
Anna Geertrui Arends1872  
Anthony Arends1870  
Lambertus J. van Wijk   
Johannes A. Homeijer1911  
Maria Kok1922  
Derk George Brand1949  
Klaas Westland1966  
van Kotteren   
Peter Vermeulen   

Tot besluit

Aan het Grachtenboek met tekeningen door Caspar Phillips, gemaakt in het jaar 1767 of 1768 (Plaat 4), is een Geschiedbouwkundige Beschrijving toegevoegd, en wordt over de panden Keizersgracht 712 en 714 vermeld:

Twee woonhuizen van omstreeks 1670, waarvan nr 712 breed 4 m en 714 3,65 bij 6,75 m. Elk met een ingezwenkte halsgevel met festoenen op de zijkanten en gebogen fronton, een stoep met onderingang, samen een dubbele stoep vormend met omlijste toegangen. Op de twee hoeken een siervaas. Van beide huizen zijn de halzen verdwenen. Ieder heeft thans een geblokte kroonlijst, waarboven de oude kap uitsteekt. De stoepen bleven behouden. Beide zijn Nederlandse Monumenten.

De datering van de beide panden is niet juist. Ik heb niets over de naam ‘de Stad Buuren’ in de kwijtscheldingen terug kunnen vinden.

Hoekpanden werden vaak gekocht door bakkers of apothekers en waren meestal duurder. Vermeldenswaard is dat het type fronton, dat rond 1800 werd verwijderd, alleen voorkomt rond 1680. Verder hebben alle huizen op dit deel van de gracht een lantaarn aan de gracht. In dit deel van het centrum bij de Amstel zijn de stoepen van de huizen hoog om wateroverlast tegen te gaan.

GEBRUIKTE LITERATUUR

  1. Brockmeier, J.T. (1983) De verponding in Amsterdam in de 18e eeuw.
  2. Citroen, K.A. (1975) Amsterdamse zilversmeden en hun merken.
  3. Dillen, dr J.G. van (1970) Van rijkdom en regenten. Handboek tot de economische en sociale geschiedenis van Nederland tijdens de Republiek.
  4. Eeghen, dr I.H. van (1977) Ongrijpbare jeugd. Bij een portret door Govert Flinck. Bulletin van het Rijksmuseum, jrg. 25, nr 2, p. 55-59.
  5. Eeghen, dr I.H. van (1958) De Amsterdamse stadsuitleg van 1658 in beeld. In: Liber Amicorum. J.P. Mieras.
  6. Fontaine Verweij, H. de la, dr. I.H. van Eeghen et al. (1976) Vier Eeuwen Herengracht. Geveltekeningen van alle huizen aan de gracht, twee historische overzichten en de beschrijving van elk pand met zijn eigenaars en bewoners. Stadsdrukkerij van Amsterdam.
  7. Heinemeyer, prof.dr W.F., drs M.F. Wagenaar et al. (1987) Amsterdam in kaarten. Verandering van de stad in vier eeuwen cartografie.
  8. Houten, van E. (1962) Grachtenboek naar de oorspronkelijke tekeningen van Caspar Philips Jacobszoon. Geschiedbouwkundige beschrijvingen behorende bij het Grachtenboek, Stadsdrukkerij.
  9. Kilian, T. (1978) Amsterdamse Grachtengids. Tekeningen en beschrijvingen van alle gevels aan de vier hoofdgrachten in Amsterdam.
  10. Oldewelt, W.F.H. (1945) Kohier van de Personeele Quotisatie te Am­sterdam. Genootschap Amstelodamum.
  11. Slot, E. (1990) Vijf gulden eeuwen. Momenten uit 500 jaar Gemeentefinanciën
  12. Taverne, E. (1978) ’t Land van belofte; in de nieuwe stadt; ideaal en werkelijkheid van de stadsuitleg in de Republiek 1580-1680.
  13. Wagenaar, J. (1760) Amsterdam in zijne opkomst, aanwas, geschiedenissen.

BIJLAGEN

I     Kaart Jacob Bosch (1680)

II    Kohier Personeele Quotisatie (1742)

III   Grachtenboek Caspar Phillips (1769)

IV  Wijk 58 uit Atlas van Burgerwijkkaarten (1790)

[1] In het ‘Grachtenboek naar de oorspronkelijke tekeningen van Caspar Phillips Jacobszoon’ worden de tweelingpanden 712 en 714 rond 1670 gedateerd.

[2] Zie Verbeek, J (1994) Waarde van vastgoed blijkt stabiel. Vastgoed, december 1994, blz. 36-9.

[3] Archiefnr 5044, 254-401.

[4] Amsterdam was in de tweede helft van de 17e eeuw om defensieve en admini­stra­tieve re­de­nen meerdere malen heringedeeld, uiteindelijk in 60 burger­(wacht)­wijken. Zie Wagenaar, boek II, p. 173.

[5] Het onderhavige pand had no. 4485.

[6] E. Taverne, p. 175.

[7] W.F. Heinemeijer, F.M. Wagenaar 1987.

[8] Het ‘Re­gister van door de stad bij publieke veiling ter verkoop aangeboden percelen’ vermeldt dat het aan de noordzijde 26 voet, aan de zuidzijde 33 voet en voor 23,5 voet groot was. Archiefnr 5039-184, f. 160.

[9] Not. Archief 2111, f. 353, 25 oktober 1650.

[10] I.H. van Eeghen 1958.

[11] Archiefnr 3672, Wijk 5, f. 39v. Deze vermogensbelasting werd tien maal geheven tussen 1672-1677 om de uitzonderlijke oorlogskosten van de Republiek te bestrijden (P.H. Engels 1848). Het land was in oorlog met Engeland, Frankrijk, Keulen en Munster.

[12] DTB 1056-135.

[13] Collectie IJsbrand Kok, nr E 5403.

[14] Kwijtschelding 3A 118. De verkopers waren de echtgenoten van zijn beide dochters, Job Sieuwerts, tevens haar neef, afkomstig uit Leeuwarden en Pieter Ketelaar, uit Haarlem. Vrouwen mochten niet op eigen naam zaken afhandelen.

[15] DTB 684-53.

[16] Archiefnr 3672, wijk 60, f. 556v.

[17] Kwijtschelding 2S 191.

[18] Archiefnr 5061-RA 2172, f. 7. Het pakhuis, in handen van Marcel Marcelis, is een zeldzaamheid op de zuidzijde van de Keizersgracht

[19] Kwijtschelding 2Z 240v. Het latere woonhuis stond bekend als ‘de Wolf’.

[20] Kwijtschelding 3B 274.

[21] Kwijtschelding 2Z 240v. Zie ook kwijtschelding 3D 69v.

[22] DTB 1047-342 en 1056-322.

[23] Alleen bij de begravenis van katholieken werd de klok geluid. De protestanten hadden zich uitgesproken tegen deze vorm van versiering.

[24] 5046-6, f. 401.

[25] DTB 512-323.

[26] Kwijtschelding 3E 173.

[27] Kwijtschelding 3C 463, op 4 maart 1687.

[28] Archiefnr 5044-235, f. 26v.

[29] DTB 514-235.

[30] Volgens deze akte kwam zij van Harderwijk, andere vermelden Vaassen. Elisabeth wordt soms ook met haar patronym Willemse aangehaald.

[31] 26 april 1693, not. Johannes van den Kerckhoven? Zijn akten zijn, vanwege brandschade niet ter inzage.

[32] NA 6238, f. 995.

[33] DTB 1093-63v.

[34] Dit duidt op een behoorlijke welstand, met een inkomen tot 12.000 gulden per jaar.

[35] Het was een tijd waarin veel waarde werd gehecht aan een kostbare begrafenis. Begrafenissen die na drie uur ’s middags plaatsvonden, werden beboet. De koetsen en sleden die de lijkstoet volgden, en zelfs de begrafenisbriefjes waren belast (E. Slot, p. 83).

[36] Hij was vermoedelijk diamantslij­per van beroep. Poorterboek 11, f. 516, 16 februari 1706.

[37] DTB 706-111.

[38] DTB 559-157.

[39] Archiefnr 5045, inv. 213.

[40] Archiefnr 5046-28, f. 253 en DTB 1095-97.

[41] Kwijtschelding 5Y 131 en 6B 117.

[42] 5046-28, f. 253.

[43] 64ste Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum, p. 162.

[44] Deze aanslag, ingesteld om de Oostenrijkse Successieoorlog te bekostigen, van belang in de zuidelijke Nederlanden, betrof een heffing op personen die meer dan 600 gulden ’s jaars verdienden. Ongeveer een derde van de bevolking kwam voor deze aanslag in aanmerking (W.F.H. Oldewelt 1945).

[45] Verkoper in 1721 voor 20.000 gulden was de reeds eerder genoemde koopman Marcel Marcelis, kwijtschelding 4O 63.

[46] Poorterboek 13, f. 37, 13 september 1714. Ongeveer 1/3 van de immigranten van de stad was afkomstig uit Duitsland in de 17de en 18de eeuw. Een evengroot percentage kwam uit de provincies Overijssel en Gelderland.

[47] DTB 541-131.

[48] DTB 1071-222v.

[49] DTB 1096-73v.

[50] DTB 597-283.

[51] Kwijtschelding 5Y 131, op 9 oktober 1754.

[52] DTB 604-186.

[53] DTB 1263-77.

[54] DTB 80-2.

[55] DTB 546-351.

[56] Een makelaar, handelend in opdracht van derden.

[57] Overleden in 1739 op de leeftijd van 30 jaar in de Anjeliersstraat. Zijn zilvermerk was een boom. Ook zijn broer en zoon waren goudsmeden. K.A. Citroen 1975.

[58] DTB 577-401.

[59] Kwijtschelding 6B 117.

[60] DTB 1181-21.

[61] Archiefnr. 5046-38 Zie ook NA. 11866, 3 juni 1765, bij notaris David van Oostrum en NA 13450, f. 463.

[62] DTB 1132-79 en 98.

[63] DTB 601-343.

[64] Kwijtschelding 6L 36.

[65] Archief 5046-53, f. 399-401, DTB 1051-31 en 34.

[66] Bij de belasting op collaterale successie werd zijn bezit op 112.596,5 gulden geschat.

[67] Kwijtschelding 7L 4v.

[68] DTB 1201-179.

[69] DTB 585-346.

[70] DTB 24-23v.

[71] DTB 1060-61.

[72] Algemeen Handelsblad, 27 december 1927.

Loading