Behalve zijn vrouw Saskia van Uylenburgh, en zijn zoon Titus van Rijn zijn ook zijn huishoudsters, vriendinnen Geertje Dircx en Hendrickje Stoffels nadrukkelijk in zijn schilderijen aanwezig; zij hebben gefungeerd als model voor bijbelse, mythologische of historische figuren.
Inhoud
- 1 Levensloop
- 1.1 Sint Antoniesbreestraat
- 1.2 Rozengracht
Levensloop

In 1631 was Rembrandt al zo bekend – Constantijn Huygens, secretaris van de stadhouder en kunstkenner was uitermate lovend over de trefzekerheid en levendigheid van de baardeloze jongeman[5] – dat hij verschillende opdrachten kreeg, onder meer van Nicolaes Tulp. Hij verhuisde naar Amsterdam en kocht zich mogelijk in bij de kunsthandelaar Hendrick van Uylenburgh, die een academie was gestart en hem nog meer opdrachten bezorgde onder zijn doopsgezinde clientèle. Rembrandt produceerde in een viertal jaren een nooit meer geëvenaard aantal portretten waaronder dat van de toneelschrijver en dichter Jan Harmensz. Krul en van Johannes Wtenbogaert.
In 1634 trouwde Rembrandt met Hendricks nicht Saskia van Uylenburgh. Ze was geen boerin uit Waterland, zoals Arnold Houbraken veronderstelde, maar kwam uit een aanzienlijke familie zoals door stadsarchivaris Wopke Eekhoff werd ontdekt.[6] Haar vader Rombertus van Uylenburgh was ooit burgemeester van Leeuwarden; haar zwager was de Poolse theoloog Johannes Maccovius; haar nicht Hendrickje was getrouwd met de Friese schilder Wybrand de Geest; haar nicht Aeltje was getrouwd met Johannes Silvius, toentertijd predikant van de Oude kerk en getuige bij het huwelijk. Ook Aeltje kan Saskia, die in Sint Annaparochie woonde bij haar oudere zus Titia, met Rembrandt in contact hebben gebracht. Titia of Tietje was met de plaatselijke grietenijsecretaris getrouwd. Het huwelijk werd in de Van Harenskerk voltrokken, zonder de aanwezigheid van Rembrandts familie.[7]
Sint Antoniesbreestraat
Inmiddels was Hendrickje Stoffels de opvolgster van Geertje geworden. In 1654 kreeg zij een officiële berisping van de Gereformeerde kerk, omdat zij ‘in hoererij’ leefde met de schilder. Hendrickje werd drie keer opgeroepen om voor de kerkenraad te verschijnen.[14] Rembrandt werd niet vermaand omdat hij geen officieel lidmaat was. In datzelfde jaar kregen ze een dochter die ze Cornelia noemden, naar Rembrandts moeder.

huizen en herdenkingen door Dirk J. de Vries, p. 126]
Rozengracht
Rembrandt betrok een kleinere huurwoning op de – tegenwoordig – Rozengracht 184, niet ver van de zeeschilder Jan Abrahamsz. van Beerstraten.[18] Rembrandt moet tijdens de afwikkeling van het faillissement deskundige juridische adviseurs hebben gehad, want Titus had inmiddels zijn vader benoemd tot enige erfgenaam, en de familie Uylenburgh had het nakijken.[12] Hendrickje en Titus werden eigenaars van de schilder- en kunsthandel, zodat Rembrandt ongeplaagd door crediteuren in het atelier op de Bloemgracht kon blijven produceren. Op 2 maart 1660 werd voor de tweede keer de notariële akte uit 1639 onder zijn aandacht gebracht. Het is niet onmogelijk dat Rembrandt in 1661 via bemiddeling van Jan J. Hinlopen opdracht kreeg voor de levering van een Claudius Civilis voor het stadhuis; het werk is afgekeurd door de burgemeesters Cornelis de Vlaming van Oudshoorn, Cornelis de Graeff, Henrick Hooft, Cornelis Jan Witsen (en schout Lambert Reynst). In het volgende jaar kwam echter de belangrijke opdracht voor het schilderij De Staalmeesters.

Hendrickje overleed in juli 1663, toen de pest nog nauwelijks slachtoffers had opgeeist. Zij was de enige die op 24 juli begraven werd in de Westerkerk. Titus stierf in september 1668, niet lang nadat hij zijn nicht had getrouwd. Rembrandt had in de tussentijd zijn drie laatste zelfportretten geschilderd. Cosimo III de’ Medici had in 1667 bij een bezoek tevergeefs geprobeerd een portret bij hem te kopen, wat hem bij een tweede bezoek twee jaar later wel lukte.[19] Rembrandt had een voorstudie gemaakt voor een altaar in of rond Genua. Er was flink onderhandeld over de prijs. De voorstudies zijn verscheept, maar nooit aangekomen.[20] Rembrandt stierf op vrijdag 4 oktober 1669 en werd vier dagen later begraven in een gehuurd graf in de Westerkerk. De nabestaanden betaalden 15 gulden aan de Aalmoezeniersweeshuis, een voor die tijd aanzienlijk bedrag, zodat Rembrandt in de kerk begraven kon worden en niet op het kerkhof.[21] In de schamele boedel bevond zich een helm die toebehoord zou hebben aan Gerard van Velsen.
Bronnen, noten en/of referenties
- J. de Jong, Rembrandts geboortejaar een jaar te vroeg gevierd, Nederlands Dagblad, 3 februari 2006. Bronnen rondom Rembrandts geboortejaar, in het bijzonder pleitend voor 1607.
- C. Huygens, Mijn Jeugd, p. 100. Vertaling en toelichting C.L. Heesakkers. Amsterdam 1987. Griffioen-reeks.
- G. Schwartz, een van de grote autoriteiten houdt het jaar 1606 aan.
- Schwarz, G. (1987) Rembrandt, p. 134.
- C. Huygens, Mijn Jeugd, p. 85-87.
- Langs Rembrandts roem: de reputatie van een meester Door Herman Beliën, Paul Knevel [1]
- Rembrandt400 Hartstocht op het Bildt – Rembrandt en Saskia (voormalige website)
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 33.
- Art at auction in 17th century Amsterdam von John Michael Montias, p. 261, 66, 67 & 68 [2]
- Rembrandt koopt een Rubens
- Broos, B. (1999) Das Leben Rembrandts van Rijn (1606-1669). In: Rembrandt Selbstbildnisse, p. 78.
- Broos, B. (1999) Das Leben Rembrandts van Rijn (1606-1669). In: Rembrandt Selbstbildnisse, p. 79.
- Driessen, C. (2012) Rembrandts vrouwen, p. 155.
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 38.
- Rembrandt is nooit gevraagd om als getuige, taxateur of peet op te treden en gold mogelijk als onbetrouwbaar. Schwarz, G. (1987) Rembrandt, p. 363.
- Vries, A.B. de (1956) Rembrandt 1606 – 1956, p. 57.
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 56.
- Crenshaw, P. (2006) Rembrandt’s Bankruptcy. The artist, his patrons and the art market in seventeenth-century Netherlands, p. 61, 76.
- Israel, J. (1995) The Dutch Republic, Its Rise Greatness, and Fall 1477-1806. Clarendon Press Oxford, p. 877.
- http://nos.nl/artikel/72822-rembrandt-is-nogal-onberekenbaar.html
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 44.
- Gary Schwartz (1987) Rembrandt. Zijn leven, zijn schilderijen, p. 248 ↩
- Het pand was sinds 12 juni 1608 in het bezit van Pieter Beltens de oude die het toen overnam van Hans van de Voort. “Zijn zoon Pieter junior en dochter Magdalena trouwden beiden in 1627, resp. met Constantia Coymans, dochter van de Balthasar Coymans, en Antonie Thijs, een rijke Vlaming. Ter gelegenheid van het dubbelhuwelijk werd het dwarshuis in 1627/28 vergroot en ingrijpend verbouwd. De vleugel aan de straat werd met een verdieping verhoogd. Tegelijkertijd werd de voorgevel gemoderniseerd in de stijl van het Hollands classicisme. De verbouwing van 1627/28 wordt toegeschreven aan Jacob van Campen die een paar jaar eerder ook al de gevel van het huis van Balthasar Coymans aan de Keizersgracht, Keizersgracht 177, had ontworpen.” Constancia Coymans, woonachtig in Maarssen, sinds 1638 weduwe van Pieter Beltens, in 1641 hertrouwd met Justus Boor van Amerongen, schout in Wijk bij Duurstede, deed de administratie blijkbaar over aan haar zuster Elisabeth Coymans. ↩
1,948 total views, 1 views today