Willem Gideon Deutz, bankier

Willem Gideon Deutz (Amsterdam, 6 september 169727 juni 1757) was een Amsterdamse bankier en keizerlijk agent van het kwikzilver. Hij was vijfmaal burgemeester van Amsterdam (1748, 1752, 1753, 1755 en 1757).

 
Herengracht 605, Museum Willet-Holthuysen

Voorgeschiedenis

De kwikzilverrmijn van Idrija. Tot 1700 beschikte de firma Deutz over een monopolie op de kwikzilverhandel.

Willem Gideon was de zoon van Jean Deutz van Assendelft, die in 1692 als eerste van zijn geslacht in de regering van Amsterdam was gekozen,[1] en Maria Boreel, de dochter van Jacob Boreel. Zijn grootvader Jean Deutz trad sinds 1659 op als keizerlijk factoor voor het Huis Habsburg.[2] Het kwikzilver kwam uit Idrija in Slovenië, en werd behalve naar Amsterdam ook naar Venetië geëxporteerd.[3] 

Biografie

Willem volgde in 1719 zijn vader op als hoofd van het handelshuis Deutz & Zonen. Hij voer in 1731 op de Beekvliet naar Batavia.1 In de 18e eeuw legden de Amsterdamse kooplieden zich steeds meer toe op bankieren. In 1734 leende keizer Karel VI twee miljoen bij Deutz.[4] In 1736 leende hij 3,5 miljoen gulden à 5%? Een miljoen guldens hollands courant geld op penningen geassigneert uit de negotiatie op het kwikzilver. In 1739/40 sloot hij nog een derde en  vierde lening voor 3 en 200.000 gulden; een vijfde lening van bijna 200.000 gulden in 1747.[5] Deutz werkte veelvuldig samen met de firma Clifford & Zonen; George was lange tijd zijn buurman. Toen Frederik de Grote in 1742 Silezië veroverde, ging het onderpand, de kwikzilvermijnen, verloren. Frederik weigerde aanvankelijk de lening  terug te betalen.2 De firma Deutz moet grote schade hebben geleden, want minstens 10% ging verloren.[HET HANDELSHUIS DEUTZ door Hugo van der Molen

Via zijn vrouw Geertrui Bicker was hij eigenaar geworden van de hofstede de Eult onder Baarn. De aanleg van de baroktuin met tientallen beelden op het terrein van het huidige Baarnse Bos bij zijn hofstede vond plaats tussen 1730 en 1745 en is waarschijnlijk uitgevoerd door de tuinarchitect Daniël Marot. Deutz zorgde voor de aanleg van verschillende lanen in Baarn en liet onder andere de Torenlaan, de Lt. Gen. van Heutzlaan en de Postlaan aanleggen. De Postlaan was de voorloper van de Amsterdamse Straatweg, maar liep ca. 100 m oostelijk totdat de Oranje-Nassaus de laan verlegden in het verlengde van de weg voor het paleis Soestdijk in 1764.[6]

Doelisten

Op 12 september 1748 eisten de Doelisten dat de benoemingen van officieren van de schutterij voortaan door hen zelf zouden worden gedaan. Zij waren het er niet langer mee eens dat de burgemeesters het recht op deze benoemingen hadden omdat ze deze goed betaalde functies onderling verdeelden of verkochten. De invloed van deze zeer kleine groep invloedrijke families moest volgens de krijgsraad worden teruggedraaid.

Op 13 september 1748 vond er over de benoemingen opnieuw een krijgsraad plaats. Na afloop brachten enkele officieren van de schutterij in een vergadering van een half uur verslag uit aan stadhouder Willem IV, die voor enkele dagen in Amsterdam was om aan de bezwaren van de Doelisten tegemoet te komen. Deutz was daarbij als burgemeester, samen met Hasselaar, aanwezig. De uitkomst was dat de Prins opdroeg de zaak verder onderling te regelen en anders een nominatie op te stellen waarover hij dan zou beslissen, maar hij zag liever dat ze het zonder zijn verdere bemoeienis oplosten.[7]

Ene P.J. Blok, 1925 bracht een grappig punt in: De machtswisseling van 1748 bracht dat Orangistische kooplui hun zaken terugschroefden om te besturen en dat jonge Staatsgezinde politici die in 1702-1748 wel rijk waren geworden (Verlicht Nepotisme) maar niet met opbouw of onderhoud van vaardigheden en netwerken in de koophandel; zij werden kassier of bankier. Per saldo was er dus een verschuiving van operationele goederenhandel naar financiën.

De West-Indische plantagelening

In 1753 gaf hij, als hoofd van het handelshuis Deutz, een West-Indische plantagelening van een miljoen gulden uit.[8] Waarschijnlijk heeft J.J. Mauricius nog tijdens zijn gouverneurschap in Suriname dan wel tijdens zijn verblijf in de Republiek in 1751 Deutz aangespoord krediet aan de planters te verschaffen. De stad Amsterdam stortte uiteindelijk 30.000 gulden in het fonds.3 Het krediet groeide tot vier miljoen aan en stelde de planters in staat van schuldeiser te veranderen. In 1754 en 1756 sloot hij contracten met planters in Suriname, maar het aantal wisselprotesten waar hij bij betrokken was steeg enorm in 1756 en 1757.  Het was ook vanwege het begin van de Zevenjarige Oorlog.

De sinds de Oostenrijkse Successieoorlog heersende muntverwarring en krapte aan zilver of pasmunt speelde een rol. In 1755 steed de verwarring ten top met de aardebeving in Lissabon.

De negotiatie had de vorm van een hypotheek waarvan de hoogte werd bepaald door de waarde van de grond, slaven en oogst.[10] In tegenstelling tot zijn talrijke navolgers legde hij de planters niet de verplichting op hun Europese waren uitsluitend via hem te betrekken?

Van Dillen stelt dat de planters te gemakkelijk geld konden lenen. Het werd hen als het ware opgedrongen.[9] De planters verplichtten zich al hun producten aan de “Voorschotbank”, dat wil zeggen Deutz, in bewaring te geven, die ze tegen een commissieloon van 2% zou verkopen. Er meldden zich in 1758 na zijn overlijden volgens een omstreden notitie 89 planters, die voor 4.628.365 gulden bij Deutz in het krijt stonden. De gebroeders Van Marselis hebben waarschijnlijk in afwachting van betere tijden de achterstallige interest uit eigen beurs aan de obligatiehouders betaald. Vermindering of uitstel van interestbetaling en aflossing aan de obligatiehouders zou immers de koers doen zakken en de negotiatie een slechte naam bezorgen.[11]

Het fonds W.G. Deutz (1753-1863) kreeg een kapitaal van fl. 3.756.000 en verstrekte 6% hypotheken aan planters. Het keerde netjes uit, als zouden de planters keurig hun rente betalen (aflossing zou pas in 1763 beginnen) maar het boekenonderzoek in 1758 [na zijn overlijden] leerde dat de planters geen cent hadden betaald en dat W.G. de 9 ton had voorgeschoten om de koers niet te bederven. Koersmanipulatie is fraude. W.G. had dus ruim fl 8 mln. Nederlands vermogen verprutst. 

De door Deutz verschafte plantageleningen is nog door vele andere gevolgd, ca honderd, maar bij zijn overlijden bleken zijn zaken in geëmbrouilleerde staat te verkeren, zodat zijn erfenis door de erfgenamen – de burgemeester was ongetrouwd – onder voorwaarden, aanvaard werd. De Directie van de lening is overgegaan naar Jan en Theodoor van Marselis. Een schuld van f  900.000 ten laste van de planters werd door de firma Marselis voor f 400.000 overgenomen.[Beschrijving van eenige Westindischeplantageleeningen. Bijdrage tot de kennis der geldbelegging in de achttiende eeuw. Medegedeeld door Dr. W.W. van der Meulen]

Het kwikzilverfonds ging naar de Cliffords. Het buiten de Eult is door de erven op 17 juli 1758 voor 319.000 gulden verkocht aan de prinses-gouvernante Anna van Hannover.

Deutz is op 4 juli 1757 begraven in de Nieuwe Kerk. Hij bewoonde toen Herengracht 605, tegenwoordig Museum Willet-Holthuysen. Deutz werd opgevolgd door George Clifford (de botanicus) die evenwel in 1760 stierf. De uitgifte van blanco obligaties ofwel of aandelen aan toonder leidde tot het faillissement van Willem Clifford & Rudolph le Chevalier, alsmede Clifford en Zonen. De financiële crisis van 1773 waarbij aandelen in plantages een derde in waarde daalden zou grote gevolgen voor de planters in Suriname hebben.

Externe links

Bronnen, noten en/of referenties

  1. http://stadsarchief.amsterdam.nl/archieven/archiefbank/overzicht/234.nl.html#idc_K9rVY
  2. Repertoria vertegenwoordigers in Nederland en in het buitenland 1584-1810. historici.nl
  3. Kwikzilver gaat gemakkelijk verbindingen aan met vrijwel alle metalen en werd gebruikt bij de goud- en zilverwinning in Zuid-Amerika.
  4. http://stadsarchief.amsterdam.nl/presentaties/amsterdamse_schatten/macht/lenen_aan_vorsten/index.html
  5. De Vroedschap van Amsterdam, 1578-1795. historici.nl
  6. kasteleninutrecht.nl. kasteleninutrecht.nl
  7. Jacob Bicker-Raye, Het dagboek van Jacob Bicker Raye 1732-1772 (ed. F. Beijerinck & M.G. de Boer) · dbnl. dbnl.org
  8. Beschrijving van eenige Westindischeplantageleeningen.
    Bijdrage tot de kennis der geldbelegging in de achttiende eeuw.
    Medegedeeld door Dr. W.W. van der Meulen. In: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 25 · dbnl. dbnl.orgBijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 25 · dbnl
    . dbnl.org
  9. Dillen, J.G. van (1970) Van Rijkdom en Regenten, p. 587.
  10. Slot, E. (1990) Vijf gulden eeuwen. Momenten uit 500 jaar gemeentefinanciën, p. 35 – 37.
  11. Voort, J.P. van der (1973) De West-Indische plantage van 1720 tot 1795. Financiën en Handel, p. 91 – 96.

Loading

Eén reactie op “Willem Gideon Deutz, bankier

  1. Beste, u heeft onderzoek gedaan naar Willem Gideon Deutz.
    Hiervan heb ik een uitbetalingsbrief mbt slavernij van 5 december 1864 van fl 44000.
    Dit kan ik niet goed rijmen omdat deutz ongeveer 100 jaren eerder is gestorven.
    Wil u niet kijken naar de desbetreffende stukken?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *