Isaac le Maire, koopman in de Kalverstraat

Lemairs polder bij Den Helder. Kaart uit 1641 door Claes Jansz. Visscher
Isaac le Maire (Doornik, ca.1558 – Egmond aan den Hoef, 20 september 1624) was een koopman op de Oostzee, de Middellandse Zee, bewindhebber van de Brabantsche Compagnie, de Vereenigde Oostindische Compagnie, en van een consortium int copen ende vercopen van diversie actiën in de Oost-Indische Compagnie. Hij had bezwaren op de afhandeling van de reis van Wybrand van Warwijck en de bedrijfsvoering. Na een poging tot oprichting van een Franse Oostindische compagnie richtte hij In 1616 de Austraalse Compagnie op, in strijd met monopolie van de VOC.  Le Maire richtte zich op een alternatieve route rond Kaap Hoorn, maar het schip en het scheepsjournaal zijn bij aankomst in Batavia in beslag genomen.

Inhoud

Biografie

Isaac le Maire in Amsterdam

Het Burgerweeshuis met de voormalige woning van Le Maire

Isaac Lemaire was afkomstig uit Doornik dat in 1581 werd bezet door Alexander Farnese. Hij trouwde in 1585 in Antwerpen en stond daar bekend als kruidenier; vervolgens vluchtte hij met zijn vrouw verder naar het noorden. De familie Lemaire of Lamaire, en er zijn te veel varianten op zijn achternaam om hier op te noemen, woonde tussen 1585 en 1611 in Amsterdam; bij het huwelijk van zijn twee dochters Catharina en Sara woonde hij in de Kalverstraat, tegenover de Heilige Stede, nu de tentoonstellingsruimte van het Amsterdams Historisch Museum.[1][2] Isaac Lemaire, was aanvankelijk actief in de Straatvaart en op de Oostzee, veelal samen met Dirck van Os en soms met Roemer Visscher. Hij liet vracht, zoals zout, hout, rogge, tarwe, vis (pelser), wijn en krenten vervoeren van of naar Archangelsk (sinds 1590), Lapland, Dantzig, Lissabon, Setubal, Málaga, Alicante, Genua, Livorno, Sardinië, Civitavecchia, (waar zijn broer Salomon zat) en Kreta. Naar keuze van de schipper kon die zijn lading op Londen, Middelburg of Amsterdam verhandelen. Le Maire was genereus ten opzichte van zijn Friese of Westfriese schippers, die een nieuwe hoed mochten aanschaffen en voor eigen profijt lading meenemen. In 1592 was hij huurder van een tuin buiten de Jan Roodenpoort. In 1595 liet hij zich vertegenwoordigen op de Frankfurter Messe. In 1597 liet hij zijn broer Pieter de meeste huizen en erven van zijn vrouw in Antwerpen verkopen.

In 1598 investeerde hij in de expeditie van Jacques Mahu; hij was een van de oprichters van de Brabantsche Compagnie en de belangrijkste financier voor twee reizen op China. Vier schepen voeren op 21 december 1599 uit onder Pieter Both en Paulus van Caerden. Zijn neef Carel Walraven uit Middelburg ging mee als koopman naar de Oost.[3] In 1598 kocht hij grond in Egmond aan den Hoef en in 1599 in Huisduinen van de door schuldeisers geplaagde L’Amoraal II van Egmond, die hem ook het jachtrecht schonk en toestond een buitenhuis te bouwen.[4][5] Het buitenhuis is er nooit van gekomen, maar de indruk wordt gewekt dat Le Maire bij aankomst van zijn schepen snel aanwezig wilde zijn. Le Maire ontwikkelde wel plannen voor de bedijking van een gors en aanwas onder Den Helder. Door middel van een aantal experimenten liet hij onderzoeken wat de meest voordelige wijze van inpolderen zou zijn en wat de landbouwkundige kwaliteiten van de aan te winnen en zandige gronden was.[6][7] Hij liet een eendenkooi aanleggen en met een hazewindhond jagen op konijnen in de Grafelijkheidsduinen en lag in de clinch met zijn de andere eigenaren over de afwatering. Een definitieve bedijking is evenwel pas na 1640 verwezenlijkt en de polder, die naar hem is genoemd, is verdwenen door de uitbreiding rond de Nieuwe watertoren (Den Helder).

Het oude raadhuis van Amsterdam, waarin in 1609 de Wisselbank gevestigd werd. Pieter Janszoon Saenredam, 1657. 
Stolpboerderij, nabij de Adelbertusakker
 
 

 

 

 

 

 

 

Pas in februari 1601 werd hij poorter van Amsterdam. Lemaire kocht huizen en erven aan het Reguliershof, een uitspanning aan de Amstel. In het daaropvolgende jaar werd de VOC opgericht. Le Maire investeerde 85.000 gulden. In 1602 was Wybrand van Warwijck admiraal van een vloot van veertien schepen en een jacht. De vloot was uitgerust door een combinatie van bewindhebbers uit verschillende kamers, waaronder Jacob J. Hinlopen en Isaac le Maire. De inleg voor participanten schijnt al op 20 mei 1601 geopend te zijn geweest [8] en er werd 1,7 miljoen ingelegd.[9] Alleen de namen van de bewindhebbers werden genoteerd, niet die van de vele participanten. De onderneming had een dubbel doel: zich op voor de handel gunstige plaatsen te vestigen en zo veel mogelijk door roof of koop verkregen waren naar het vaderland te brengen. Dit betekende tevens zo veel mogelijk afbreuk doen aan de macht en de handel van de Portugezen.[10]

Op 25 februari 1603 kaapte Jacob van Heemskerk, als laatste of voorlaatste uitgevaren onder een van de voorcompagnieën, een Portugees schip, de met zijde en porselein beladen kraak Santa Catharina; de lading bleek 2,5 miljoen guldens waard. Le Maire raakte in december 1604 in opspraak. In de stad gonsde het van de geruchten. Het zou te maken hebben met geknoei bij de verkoop van de lading of het niet aanleveren van kwitanties betreffende de reis van Van Warwijck.[11] Door de kerkenraad en de dominee/geograaf Petrus Plancius zou een onderzoek worden ingesteld. Le Maire werd in februari 1605 ontheven uit zijn functie als bewindhebber en beloofde zijn kennis en inzicht nooit te gebruiken om de compagnie dwars te zitten, niet gebruik te zullen maken van de tot dan toe bekende routes via Kaap de Goede Hoop of de Straat Magellaan of zich bemoeien met andere compagnieën. Hij zou alle belangrijke belangrijke papieren teruggeven, maar kreeg de toezegging dat hij mocht handelen in VOC-aandelen!

In 1606 zou hij nog geïnvesteerd hebben in de acht schepen onder Paulus van Caerden.[11] Ondertussen deed Le Maire zijn beklag bij de stadhouder.[12] Le Maire kreeg geen proces aan zijn broek en richtte zich opnieuw op de handel met Frans zout uit La Rochelle. In 1607 zorgde Le Maire opnieuw voor opschudding in de kerkenraad. Zijn dochter zou trouwen met een Antwerpse koopman en verhuizen naar die stad.[13] In 1608 hield Le Maire zich opvallend rustig; hij sloot nauwelijks een enkel bevrachtingscontract af.

Le Maire en de handel in VOC-aandelen

Op 11 februari 1609 richtte hij met een aantal anderen een compagnie op int copen ende vercopen van diversie actiën in de Oost-Indische Compagnie voor de duur van twee maanden. Le Maire bezat een kwart van de aandelen. In maart 1609 trad Le Maire in geheim overleg met de Franse ambassadeur in Den Haag. Le Maire probeerde om Henry Hudson in dienst te laten treden van de Franse koning, in plaats van bij de VOC.[14] Nadat de VOC Hudson had afgevangen, kwam het tussen Isaac le Maire en koning Hendrik IV van Frankrijk in het geheim tot een overeenkomst om de Noord-Oostelijke ontdekkingsreis onder een andere kapitein te laten uitvoeren. Op 5 mei 1609 vertrok Melchior van den Kerckhove, nadat Jan Corneliszoon Rijp en Isaac Massa hadden geweigerd.[15] De tocht onder zijn leiding werd een mislukking.[16]

Le Maire stuurde Van Oldenbarneveldt een brief met zijn bezwaren tegen de VOC. Het handelslichaam was al te groot geworden om te kunnen besturen, bewindhebbers hadden te veel hooi op hun vork genomen, en er werd misbruik gemaakt van de privileges.[17] Volgens Le Maire moest het octrooi niet uitgebreid maar beperkt worden. In december 1609 reisde hij naar Parijs in een poging een Franse Oost-Indische Compagnie op te richten. Hij zag in een machtig Frans initiatief, dat in één klap het monopolie van de VOC zou wegvagen, de perfecte manier om revanche te nemen. Ook Balthasar de Moucheron, Gerard le Roy, de zeerover Simon de Danser en Joris van Spilbergen bevonden zich voor overleg in de Franse hoofdstad. Omdat François van Aerssen oplettend was en de Franse koning 1610 werd vermoord, kwamen de plannen voor een Franse OIC nooit van de grond, maar het vinden van een noordelijke of zuidelijke route die niet onder het monopolie van de VOC zou vallen, zou een obsessie worden voor Le Maire.

Lemaire was inmiddels de belangrijkste rekeninghouder bij de Amsterdamse Wisselbank geworden.[18]

Hij probeerde met een baisse, een speculatie op daling van prijs of koers, met behulp van een consortium de koersen van de VOC te beïnvloeden, die voornamelijk beheerst werden door de informatie van pas binnengelopen schepen en de vooruitzichten van nieuwe expedities.[19] [20] Een van de manieren waarop hij dat deed, was door op grote schaal short te gaan in aandelen VOC om zo te proberen de koers van het aandeel naar beneden te krijgen.1 Hij kocht en verkocht parten, maar omdat de “aandelen” niet aan toonder waren maar op naam, en enkel in de boeken van de VOC werden bijgehouden, kon de nieuwe eigenaar niet recht doen spreken op dividend, die inmiddels door de VOC in natura werden uitbetaald. Ook dat leverde hem een nieuwe beschuldiging op. De compagnie van Le Maire verloor bij speculatie op koersdaling slechts 45.000 gulden. De verkoop van “blanco” actien werd op 28 februari 1610 verboden.

Kaart van de omgeving van Kaap Hoorn en Straat Le Maire
 In 1610 richtte Isaac le Maire een compagnie op ter walvisvaart bij Kaap de Goede Hoop. Aan boord van een van de schepen was zijn zoon, Jacob le Maire.[21] Ze ontmoeten Pieter Both in de Tafelbaai. Le Maire had in dat jaar voor bijna 70.000 gulden aandelen verkocht in de VOC.[22]

Isaac le Maire in Egmond-Binnen

In 1611 verhuisde Lemaire naar het centrum van Egmond-Binnen. In 1613 voerde Le Maire een proces met de bewindhebbers of compagnons aangaande zijn aandeel in de expeditie van Van Warwijck. Hij verkondigde in 28 jaar (sinds de val van Antwerpen) een verlies 1.600.000 gulden te hebben geleden.[23] In 1614 richtte hij een Australische Compagnie op in Hoorn en reedde in 1615 twee schepen uit, waaronder de Eendracht onder het bevel van zijn zoon Jacob le Maire, die een brief vervoerde aan gouverneur Gerard Reynst, waarin hem werd aangeboden tegen gunstige voorwaarden of voor niets kleine ladingen (diamanten?) naar zijn schoonzoon Samuel Blommaert te vervoeren.[25] J.P. Coen had een schrijven ontvangen van de VOC de schepen van Le Maire de handel te beletten. Hij nam de Eendracht, journalen, kaarten en lading in beslag.[26] Hij nam een deel van de bemanning over en stuurde de officieren terug met de retourvloot onder Joris van Spilbergen. Jacob le Maire kwam op de terugreis te overlijden. Na terugkomst weigerde de VOC de journalen aan Isaac le Maire te geven, en ondanks protest publiceerde Willem Jansz. Blaeu een reisverslag op naam van Willem Cornelisz Schouten; de rol van Jacob le Maire was er uit verdwenen. De Straat Le Maire werd in 1618 wel op nieuwe kaarten aangebracht op ca. 56° Z.B.

In februari 1618 was wel de scheepskist maar niet het journaal van zijn zoon teruggegeven. In 1620 eiste hij afrekening van de bewindhebbers over de reis van Van Warwijck. In 1622 is het oorspronkelijke journaal, met een voorwoord van Isaac le Maire, op naam van Jacob le Maire uitgegeven.[27] Hij maakte schoon schip en stortte 4.000 gulden terug aan de VOC.[24] In 1623 werd het monopolie van de VOC voor eeuwig hernieuwd? Tevens is besloten de zittende bewindhebbers voor een periode van drie jaar te benoemen, waaraan niet de hand gehouden is.[28]

Johanna le Maire door Pickenoy (1622)
 In 1619, na een ruzie met een niet-toerekeningsvatbare buurjongen, die Le Maire’s huis dreigde in brand te steken, gaf hij opdracht een eenvoudige stolpboerderij laten bouwen op zijn landerijen langs de Hoevervaart. Le Maire was een liefhebber van tuinieren en hoefde geen processen meer te voeren met de buren. Op 17 april 1621 werd zijn vrouw begraven in de Buurkerk van Egmond-Binnen. Zijn dochter trouwde in 1622 op stijlvolle wijze met Pieter van Son.[29] In november 1623 wijzigde de oude Lemaire zijn testament en bepaalde voor ieder kind wat hem zou toekomen. (Le Maire was een “controlfreak” avant la lettre.) In september 1624 stierf hij.  Er is een uitgebreid opschrift op zijn zerk gebeiteld.[30] Zijn jongste zoon Maximiliaan is onder voogdij gesteld. Pas in 1634 volgde een scheiding en deling van de boedel; geschat is dat er op zeker tijdstip een half miljoen te verdelen zou zijn geweest.[31] De negen erfgenamen Catharina (1590-na 1637), Anna (1596-1652), Daniël (1600-voor 1637), Helena (1602 of 1609-na 1657), Isabella, Johanna, Sara (-1631?), Susanna en Maximiliaen weigerden de erfenis tot er een boedelbeschrijving was gemaakt. In 1636 werd de ouderlijke boerderij en de landerijen, De drie Noordermaden aan het Amsterdamse Burgerweeshuis verkocht.[32]

References

  1. Kalverstraat 94-98. Volgens de loterijlijsten uit 1606 in het Oudemannenhuis, dat sinds 1601 leeg stond.
  2. Endlich, B. (2002) 450 Jaar Burgerweeshuis, p. 22.
  3. 5/11/1599, Stadsarchief 5075 NA 85-52v.
  4. Berg, W.J. van den (1985) Historisch Kadaster van de Binnen Egmonden, p. 93, 168, 366 en 368: A294 en 294a; H. Schoorl (1990) Kust en Kaart, p. 13, 133.
  5. Heren van Holland
  6. Den Helder Donkere Duinen
  7. Asherbooks
  8. Dam, P. van (1923) Beschrijvinge van de Oostindische Compagnie, bewerkt door F.W. Stapel, p. 16.
  9. Gaastra, F. (2009) Geschiedenis van de VOC, p. 22
  10. Jacobs, H. (1969) Admiraal Wybrant Warwyck schrijft aan de sultan van Ternate In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 125, no: 3, Leiden, p. 344-355 Kitlv Journals
  11. Isaac le Maire and the Early Trading in Dutch East India Company shares
  12. Dam, P. van (1931) Beschryvinge van de Oostindische Compagnie, Boek II, deel I, p. 205, 228.
  13. Dillen, J.G. van (1930) Isaac le Maire en de handel in actiën der Oost-Indische Compagnie, p. 4. In: Econ. Hist. Jaarboek XVI
  14. Geert Mak Essays en Lezingen
  15. Meiden, G.W. van der (1993) Isaac Massa and the beginning of the Dutch-Russian relations, p. 5.
  16. Barreveld, D.J. (2002) Tegen de Heeren van de VOC. Isaac le Maire en de ontdekking van Kaap Hoorn, p. 20.
  17. De Opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië, Volume 3 Door Karel Jakob de Jonge, Marinus Lodewijk van Deventer Wijbrand van Warwijck
  18. Geschiedenis van Amsterdam, Part 2 By Marijke Carasso-Kok, M. Prak
  19. De geoctrooieerde compagnie: de VOC en de WIC als voorlopers van de naamloze … Door Henk den Heijer, p. 99-100 De geoctrooieerde compagnie: de VOC en de WIC als voorlopers van de naamloze vennootschap
  20. Het consortium is het eerste voorbeeld van een goed georganiseerd baisse-consortium in de effectenhandel. De koersen daalden van 180% naar mogelijk 120% (1610) en waren pas drie jaar later op het oude pijl. De kooplieden zelf beweerden dat de koersdaling een natuurlijke oorzaak had.
  21. Hart, S. (1957) De eerste Nederlandse tochten ter walvisvaart, p. 29. In: Jaarboek Amstelodamum.
  22. Completing a Financial Revolution
  23. Barreveld, D.J. (2002) Tegen de Heeren van de VOC. Isaac le Maire en de ontdekking van Kaap Hoorn, p. 25.
  24. Stadsarchief 5075, NA 747-513, film 5175.
  25. Kernkamp, G.W. (1908) Brieven van Samuel Blommaert aan den Zweedschen Rijkskanselier Axel Oxenstierna 1635-1641, p. 16-17. In: Bijdragen & Mededeelingen van het Historisch Genootschap, nr. 29.
  26. De Eendracht werd omgedoopt in de Zuider Eendracht en bleef in Indië. In 1619 kwam het schip de Zuider Eendracht aan op Ambon. Er is vervolgens slag geleverd met Engelse schepen bij Japara. Het doel was de handel van de Engelsen vanuit die havenstad op Ambon te beletten. Colenbrander, H.T. (1934) Jan Pietersz. Coen. Levensbeschrijving, p. 159-161.
  27. Fontaine Verwey, H. de la (1971) Willem Jansz Blaeu en de reis van Le Maire en Schouten, p. 68-86. In: Jaarboek Amstelodamum 63.
  28. Gaastra, F. (2009) Geschiedenis van de VOC, p. 35.
  29. Johanna le Maire in het Rijksmuseum
  30. Grafschrift Lemaire
  31. Zandvliet, K. (2006) De 250 rijksten van de Gouden Eeuw: kapitaal, macht, familie en levensstijl blz. 114-115. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, ISBN 90-8689-006-7
  32. Stadsarchief Amsterdam

Loading

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *