Syvert Pietersz. Sem en de VOC

 

Syvert Pietersz. Sem (1560-september 1632) was de zoon van een houtkoper, buiten de Sint Olofspoort van Amsterdam. Sem was een van de bewindhebbers van de Compagnie van Verre en van de Verenigde Amsterdamse Compagnie, beide voorcompagnieën. Hij was medeoprichter en vanaf 1602 tot 1608 een van de bewindhebbers van de VOC. Sem behoorde tot 250 rijkste Nederlanders in de Gouden Eeuw. Volgens Wagenaar en de Elias was hij vanaf 1586 tot zijn dood regent van het Leprozenhuis.

Biografie

Zijn vader was Pieter Jansz. Sem; zijn moeder heette Anna Sieverts. Hij had een broer Cornelis en een oom Jacob Sem. Sem woonde in de Niezel, was de eigenaar van de brouwerij de Lelie aan de Amsterdamse Nieuwmarkt gelegen aan de zuidzijde van Rechtboomsloot. Tussen 1587 en 1620 kocht Sem zestien erven en huizen op de Lastage, waaronder een deel van een lijnbaan. Tussen 1587 en 1622 verkocht hij 23 erven op de Lastage en tien gelegen op Marken (Amsterdam) en Rapenburg. Hij heeft vast en zeker winst gemaakt toen hij in 1626 zijn voormalige scheepstimmerwerf verkocht aan de WIC. 

In 1594 richtten de kooplieden Hendrick Hudde, Reynier Pauw, Pieter Hasselaer, Arent ten Grootenhuys, Hendrick Buyck, Syvert P. Sem, Jan Poppen, Jan Karel en Dirck van Os de Compagnie van Verre op om de vaart naar Azië langs Kaap de Goede Hoop Azië mogelijk te maken. Hun gezamenlijke inleg was 290.000 gulden. De stadhouder en de Staten-Generaal voorzagen de schepen van kanonnen. Cornelis de Houtman was aangesteld als opperkoopman.

Op 2 april 1595 vertrokken de schepen Amsterdam, Hollandia, Mauritius en de aanmerkelijk kleinere en snellere Duyfken van de rede van Texel met 249 mannen aan boord. Hoofddoel was Bantam op de noordwestkust van Java, de grootste handelsplaats in Oost-Indië en waar voornamelijk peper verkocht werd. Een andere opdracht was het vermijden van Portugese schepen en met niemand de strijd aan te gaan, behoudens gevallen van zelfverdediging. De schepen volgden de routebeschrijving die Jan Huygen van Linschoten met Portugese schepen had opgetekend op weg naar Goa. De zeereis zou bekend worden onder de naam Eerste Schipvaart. Twee schepen kwamen op 10 augustus 1597 terug in Texel, een derde volgde drie dagen later. 

In januari 1597 weigerde de scheepstimmerman Saskersz op Uilenburg te beginnen met een bouw van een schip voor Syvert Pietersz, als hij niet eerst werd betaald.1 In april 1601 was Sem betrokken bij de uitrusting van vijf schepen onder Wolfert Harmensz naar de Molukken. Aan het einde van het jaar viel de vloot (tegen de instructie) de Portugese vloot aan bij Bantam; de Portugezen verloren drie kleine schepen.

Het schip ‘Gelderland’ had twee kunstenaars aan boord. Het scheepsjournaal is opmerkelijk vanwege de vele afbeeldingen.[Dodo’s en galjoenen: De reis van het schip Gelderland naar Oost-Indië, 1601-1603 bezorgd door Perry Morree]

In 1602 investeerde Sem 12.000 gulden in de VOC. In 1608 trad hij af als bewindhebber en verklaarde dat hij groot bezwaar had tegen het feit dat de compagnie niet alleen handel dreef maar ook oorlog voerde. Hij was mogelijk doopsgezind. Hij verklaarde destijds als bewindhebber van de Verenigde Amsterdamse Compagnie die in het najaar van 1600 door bemiddeling van de burgemeesters was opgericht dat alle schepen instructies kregen om eerlijk handel te drijven als koopvaarders zonder soldaten of krijgsvolk om enige offensieven op steden, sterkten of kastelen te plegen, of om Portugese of Spaanse kraken te veroveren. Zelfs een verzoek of sterke aandrang van Burgemeesters om soldaten te sturen met de schepen onder Wolfert Harmensz ten behoeve van de koning van Ternate en de Nederlanders op de Molukken hadden zij afgeslagen daar zij een compagnie van kooplieden waren, en participanten op deze voorwaarden hun geld hadden ingelegd, en die liever wilden uittreden dan dit toelaten.[1] Bij de voorcompagnie was dat niet het geval.[2] In datzelfde jaar richtte hij met 16 andere kooplieden een compagnie op die handel dreef op de Witte Zee. Als regent van het Leprozenhuis verkocht hij vanaf 1608 erven aan de Nieuwe Houtgracht, nu het Waterlooplein. 

vier regenten en de binnenvader van het leprozenhuis te Amsterdam in 1624.  Geportretteerd zijn: Sieuwerd Sem, Hendrick van Bronckhorst, Ernst Roeters en Dirck Vlack. Door Werner van den Valckert – http://www.rijksmuseum.nl/collectie/SK-C-417, Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=34249007

Samen met Roeter Ernst (en diens zoon) was hij regent van het Leprozenhuis, tegenover Vlooienburg. In 1614 en 1617 werd hij ingeschakeld als arbiter. In 1616 kocht Sem de helft in een scheepswerf en twee huizen aan de oostzijde van Uilenburg. In 1620 was hij betrokken bij het uitreden van een schip aan Karel I van Guise. In 1624 liet hij zich schilderen door Werner van den Valckert als regent van het Leprooshuis. In 1630 liet het echtpaar Sem-Bouwer een testament opmaken. In 1631 behoorde hij tot de rijkste Amsterdammers en woonde op de Fluweelenburgwal. (Dantzig in de gevel?) Zij bezaten een huis op de Dam, pakhuizen op de Lastage, een timmerwerf op Marken en Rapenburg, een houttuin op Vlooienburg, landerijen in de Noord-Holland. [https://archief.amsterdam/archief/5075/594] 

Familie en gezin

Zijn eerste echtgenote was Giert Symonsdr. Meebael, die hij had getrouwd in 1679. Zij was  de zuster van Claes Symonsz. Meebael, een onderkoopman die in 1599 op de Hollandia onder Cornelis van Heemskerck, vice-admiraal naar de Oost-Indië voer. In 1600 is Meebael door Jacob Wilkens in de factorij van Bantam achtergelaten om de handelscontacten uit te breiden.[6] [7] Meebael was uit een katholiek familie afkomstig en erfgenaam van een schilderij met de “geboorte”door Pieter Aertsen. Zijn weduwe kreeg in 1623 daarover ruzie met haar zwager en schoonzuster.[9]

In 1582 trouwde Sem met Marie of Marrige Bouwer (-1635); zij was de dochter van Arend Bouwer, een welvarend en vooraanstaand koopman uit de Warmoesstraat, mogelijk betrokken bij de Beeldenstorm. Kwam zij ook uit een deels katholieke familie? Haar zus Helena Bouwer trouwde in 1587 met de zoon van Claes Burchmansz. Dob, de eigenaar van een lijnbaan op de Lastage, maar ook van een altaarstuk. De inventaris van zijn tweede vrouw,  bevatte 69 schilderijen, vele met religieuse onderwerp.[3] Zij liet vier huisjes aan de Wijdesteeg na aan het R.K. Armenhuis voor het onderbrengen van behoeftige vrouwspersonen; dat is verplaatst naar de Westerkade, het Hamer en Bouwershofje.

Claes Hendricksz. Meebael was getrouwd met Dieuwer Bouwer, maar zij stierf in 1594. Sem en Meebael traden in 1610 op als voogden van de kinderen van Burchman Claesz. Dob, erven van hun grootmoeder Lijsbeth Bouwens.[5]  

Bronnen, noten en/of referenties

 

 

  1. J.G. van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfsleven en het gildewezen van Amsterdam, eerste deel, 1512-1611, ’s-Gravenhage 1929, p. 537, nr. 894

Loading