Bertrand Philip Sigismund Albrecht, graaf van Gronsveld

Bertrand Philip Sigismund Albrecht graaf van Gronsveld-van Diepenbroick-Impel (Impel, 19 november 1715 – 1772), heer van Wijngaarden en Ruigbroek, was een telg uit het geslacht Van Gronsveld van Diepenbrock, afkomstig uit Kleve. Hij speelde een grote rol aan het hof van stadhouder Willem IV en Willem V.1 De graaf van Gronsveld was niet alleen een typische 18-eeuwse regent, maar ook ondernemer. In 1757 verkreeg hij een belang in de porseleinfabriek van Weesp. In 1762 stichtte hij een zilversmelterij in dezelfde fabriek. 

 

Amstelporselein Amstelveen
Gronsveld in 1759, door Jean Joseph de Spinny, in het Gemeentemuseum te Weesp.[Amstelporselein]

Loopbaan

Het stamslot van de familie Diepenbroick stond in Bocholt. Zijn vader was landdrost in Kleef en in 1719 benoemd tot graaf van Gronsveld. Bertram ging naar school in Emmerich.[Zappey, p. 169]

Tussen 1739 en 1744 was hij in diplomatieke dienst van Denemarken. Na zijn ontslag leerde hij Johan de Back kennen, een vertrouweling van de stadhouderlijke familie. Van Gronsveld kreeg een aanstelling bij het op orde brengen van de Duitse bezittingen van de stadhouder.

File:Schloss Diepenbrock vor 1736.jpg

In november 1747 is hij door de Staten benoemd als gezant in Berlijn bij Frederik de Grote. Daar moest hij de politiek ten opzichte van Frankrijk rechtvaardigen.[Jan Wagenaar (1793) deel XX, p. 174] Na een half jaar werd hij teruggeroepen. Om de “democratische ” eisen van de Doelistenbeweging zoveel mogelijk te beletten, spanden Anna van Hannover en Willem Bentinck samen. De Oranjegezindheid van de bevolking diende zoveel mogelijk aangewakkerd te worden. Gronsveld trad in kontakt met de Bijltjes op de Oostelijke eilanden. In navolging van Daniel Raap, was ook de graaf van Gronsveld voor een stadhouderschap dat ook in de vrouwelijke lijn kon worden doorgegeven. In december 1749 was hij betrokken bij het aanstellen van nieuwe belastingontvangers.[Zappey, p. 171]

In  juni 1749 kocht de heerlijkheden Wijngaerden en Ruygbroek in de Alblasserwaard en werd lid van de Ridderschap Holland, met steun van Willem Bentinck? Zelfs de stadhouder Willem IV was tegen.[Hardenbroek, p. 282] In juni 1749 steunde hij Bentinck bij een voorstel om Willem IV van een raadgevend college te voorzien. Gronsveld berichtte de Staten over de oprichting van een Aziatische Compagnie in Emden. In juli is Pieter Steyn als raadpensionaris benoemd. Bentinck vertrok naar Wenen om te bewerken dat de hertog van Brunswijk naar Holland zou komen. 

Op 31 juli 1750 is Gronsveld benoemd als drost van Muiden, baljuw en dijkgraaf van Naarden en Gooiland, hoofdschout van Weesp en Weesperkaspel.2 Hij was de opvolger van Jan Bernd Bicker.[Generaale index register op de van de heeren Staaten van Holland, Volume 15] Waarschijnlijk is het advies van Amsterdam ter zijde gelegd en is zijn benoeming gesteund door het hof en de Staten.[Hardenbroek, p. 63] In september 1751 is hij in Den Haag in de Grote Kerk getrouwd met de Duitse grafin Von Löwenstein-Wertheim-Virneburg. Gronsveld werd voorgedragen als gezant in Spanje. Hij is teruggestuurd naar Berlijn om zich te bemoeien met de Aziatische Compagnie in Emden, toen hij een ongefundeerde declaratie indiende.[Zappey, p. 172] De Britse eerste minister Thomas Pelham-Holles noemde Gronsveld een slecht mens, zonder aanzien in Berlijn.[Zappey, p. 170]

Gronsveld bevond zich tot 1758 regelmatig in Berlijn als buitengewoon gezant. De Back en Van Gronsveld zijn beschuldigd van Franse sympathien; De Back werd ontslagen. Mogelijk waren ze voorlopers van het Renversement des Alliances of ging het nog steeds om het barrièrestelsel? Gronsveld beschikte over een kundige secretaris, Friedrich von Gebler, die zijn zaken waarnam bij absentie. In 1758 deed Frederik de Grote een poging tot omkoop van de secretaris en hem als diplomaat naar Wenen te sturen. Hij verzocht de Staten-Generaal Gronsveld terug te roepen. Gronsveld betrok het Muiderslot, waar zijn jongste dochter werd geboren. Er ontstond oppositie tegen hem, vooral van de kant van Willem Bentinck van Rhoon. Gronsveld kreeg in maart 1959 voor veel geld een gezantschap naar Spanje aangeboden, maar had zijn zinnen gezet op een  zetel als raad in de Admiraliteit.[Hardenbroek, p.  187-188]

 Gronsveld maakte deel uit van de entourage rond Anna van Hannover.[Hardenbroek, p. 143-145] Na het overlijden van Anna van Hannover in 1759 is de hertog van Brunswijk benoemd als voogd over Willem V; prinses Caroline, zijn oudere zus, had in 1757 de steun van Friesland, Groningen en Gronsveld. 

Gronsveld was een tegenstander van de Hertog van Brunswijk die bij de opvoeding van prins Willem  V de touwtjes strak hield. Gronsveld had ook geen goede naam bij de raadspensionaris Pieter Steyn, de landsadvocaat Paulus Buys en de griffier Hendrik Fagel. Hij lag ook niet goed in de Ridderschap, met uitzondering van  Gijsbert Jan van Hardenbroek?

Bovendien speelde er een konflikt rond Onno Zwier van Haren, die zitting had in de Admiraliteit van Amsterdam, en Caroline van Oranje-Nassau, die met een Lutheraan wilde trouwen.

Op 30 september 1757 stichtten George Cruickshank en zijn zwager Charles Pye, firmanten van Pye & Cruickshank, Daniël Roelof Muilman, alsmede Dennis McCarthy, tezamen een associatie tot oprichting en exploitatie van een fabriek van China or earthen ware in Weesp.3 Een jaar later verzochten de eigenaren om vrijdom van stadsimposten.[Zappey, p. 178] McCarthy nam in maart 1759 contact op met de graaf van Gronsveld. Er werd tienduizend gulden geleend van de houtkoper en kunstverzamelaar Gerrit Braamcamp. Pye en Muilman werden uitgekocht met het geld geleend van Benjamin en Samuel Symons, twee Amsterdamse bankiers. Gronsveld werd ondernemer in een porseleinfabriek, gevestigd in een oude jeneverstokerij aan de Kromme Elleboogsteeg. De ceramist McCarthy vertrok met de noorderzon in oktober 1759. Gronsveld zou hulp hebben gehad van de arcanist de Graaf van Saint-Germain bij het inrichten van de fabriek.[N. OTTEMA (1954) In het vergeetboek geraakte bronnen van
het Hollands porcelein, p. 94] 

Bertrand Philip woonde in zijn laatste jaren aan het Prinsenhof in Amsterdam.

In 1761 kreeg Gronsveld zitting in de Admiraliteit van Amsterdam, een lucratieve post. Op 3 juli 1761 is hij benoemd als commissaris van ‘s Lands Zeemagazijn en de timmerwerf. Hij zou volgens Hardenbroek bij de Admiraliteit Gerard Aarnout Hasselaar om de tuin leiden.[Hardenbroek, p. 203]  (Hasselaer was vanaf zijn 9e boekhouder bij de Admiraliteit.) 

Van Gronsveld gebruikte in zijn porseleinfabriek spaanders afkomstig van de Admiraliteit.[Zappey, p. 174-5] De productie bestond uit koffie- en chocoladekannen, theepotten, kopjes, sierterrines, tabakspotten en theebusjes. In 1762 werd ook een zilversmelterij in het gebouw ondergebracht. Dat lijkt te maken hebben gehad met Frederik’s poging in de veroverde gebieden nieuwe munten, zoals de Friedrichd’or en Augustd’or  in te voeren. Het onbruikbaar verklaarde oude geld is vervolgens in de Republiek omgesmolten vanwege het zilvergehalte. Engeland had de jaarlijkse subsidie stopgezet en Frederik moest naar andere manieren om de Pruisische en Saksische munthuizen van zilver te voorzien. De munthuizen te Utrecht, Enkhuizen en Hoorn in afwisseling, Dordrecht, Harderwijk en Middelburg, konden het vele werk niet aan. Dat was een van de redenen van het ontstaan van particuliere smelterijen. De Weesper zilversmelterij werd door Müntz een der eerste in Holland en een zeer aansienlijke genoemd. De datum van oprichting is onduidelijk. In februari 1762 werden zilvermidskolen betrokken uit Zutphen, op 18 september had men lucht gekregen van het bedrijf, waar meerdere ovens waren gebouwd, maar pas op 8 oktober sloot Gronsveld een arbeidscontract met Christiaen Nauwerck, die toestemming kreeg in Saksen een assistent te zoeken. De bedoeling was edele en onedele metalen van elkaar te scheiden met behulp van lood; om de testen en de slak te zuiveren en het aldus verkregen zilver te essayeren.[Zappey, p. 200]

In oktober 1762 begon Gronsveld een fabriek, samen met Johannes May, de zoon van de oppertimmerbaas bij de Admiraliteit. In november 1762 kocht Gronsveld de zilversmelterij in Muiden van Benjamin Cohen uit Amersfoort. Op 15 september 1766 verkocht hij die zilversmelterij aan Levie Moses Philip, die zijn schoonzoon Benjamin Veitel Ephraim inschakelde, en vanaf 9 april 1767 de nieuwe eigenaar.

In 1766 werd Gronsveld superintendant van de abdij in Rijnsburg, die al in 1574 was verwoest. Toch leverde dat extra inkomsten op

In 1769 werd Louis Gerverot aangetrokken als schilder in de porseleinfabriek. Zijn komst leidde niet tot verhoging van de omzet. In 1771 lag de productie stil. Na het faillissement van de eerste porseleinfabriek in Nederland werden de inboedel en klei tijdelijk opgeslagen in het Muiderslot en verkocht aan dominee Joannes de Mol.

In 1770 kocht Gronsveld een plantage in de Demarary, maar verkocht de grond twee jaar later.

Na zijn overlijden in november 1772 bleek Gronsveld voor 20.000 gulden in het krijt te staan bij Braamcamp. Hij had ook 22.000 gulden geleend bij Hendrik Cannegieter, die samenwerkte met Job May, de broer van Johannes. De vijf onmondige kinderen zijn onder voogdij gesteld; de weduwe verwierp de nalatenschap. De porseleinfabriek is in 1775 verkocht.  

Externe link

Een ouderwetse scheldpartij in Weesp

  1.  Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek, heer van Bergestein … enz. (1747-1787), deel I, p. 265. Uitgegeven en toegelicht door F.J.L. Krämer. Amsterdam
  2. Nederlandsche Jaerboeken 1750
  3.  Stad Weesp, charters, 1349-1793

Loading