Gerard of Gerrit Bicker is waarschijnlijk geboren op de OZ. Achterburgwal, niet ver van het Oudemannenhuis. Hij is vernoemd naar zijn grootvader Gerrit Pietersz Bicker, een van de oprichters van de VOC.
Zijn vader Andries Bicker en moeder Trijntje Jans Tengnagel kregen elf kinderen:
Jannetje (1616), Marritje (1618), Aeltje of Alida (1620-1702), Gerrit [= Gerard] (1622-1666), Nicolaes (1625-1625?), Jan (1626-1657), Neeltje (= Cornelia) (1629-1708), Elisabeth (1631-1666), Heindrick (1632), Jacob (1635) en Andries (1636-1637?).
In 1625 en 1637 werden twee kinderen begraven van de OZ. Achterburgwal, resp. het Oudemannenhuis. Jan was zwaarlijvig evenals zijn broer, woonde op de Keizersgracht (bij de Leliegracht) en trouwde nooit. Van de overige kinderen is niets bekend.
Vanaf 1625 tot 1634 verleenden de Staten van Holland, ondanks verzet van de
Gooilanders, toestemming aan Andries Bicker, P.C Hooft, Adriaan Pauw en andere regenten tot een drooglegging van de Hilversumse ‘onlanden’ ten behoeve van de zandwinning en de aanleg van een twaalftal buitenplaatsen.38 Andries kocht in 1634 een vijftal kavels, nu Spanderswoud in ‘s Graveland.[Laarse, R. van der (2015). Amsterdam en Oranje: de politieke cultuur van kasteel en buitenplaats in Hollands Gouden Eeuw. In: Y. Kuiper, B. Olde Meierink, & E. Storms-Smeets (Hrsg.), Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw: de rijkdom van het buitenleven in de Republiek (p. 79). (Adelsgeschiedenis; Nr. 14). Verloren.]
Hij investeerde in de Purmer Schermer en Heerhugowaard. Namens de stad was ambachtsheer van Amstelveen, Nieuwer-Amstel, Sloten, Sloterdijck en Osdorp.
De familie is voor 1637 verhuisd naar de Kloveniersburgwal 86, een van de zogenaamde nummerhuizen met achter een pad naar de Gasthuiskerk aan de Grimburgwal. Zijn dochter Alida trouwde in 1639 met (majoor) Jacob Bicker, en bleef wonen op de OZ. Achterburgwal, evenals Cornelia die in 1656 trouwde met Joachim Irgens, een schatrijke koopman uit Rendsburg en mijnbouwspecialist.[5][6] Dat echtpaar verhuisde voor 1664 van Keizersgracht 218-220 naar Kopenhagen. In 1678 verkocht zij het landgoed Spanderswoud aan Geertuid Bicker, haar nicht, om daarmee de vele schulden van haar overleden man te vereffenen.[F. van der Meer (2008) Een Deense magneet tussen Vecht en Eem, p. 250].
Uit: Cordes, R. (2008). Jan Zoet, Amsterdammer 1609-1674: Leven en werk van een kleurrijk schrijver, p. 267-. komt de volgende tekst:
Ook gebeurtenissen van geringer gewicht konden rekenen op [Jan] Zoets aandacht. De aanstelling op 24 maart 1649 van Gerard Bicker als de nieuwe drost van Muiden, is hem dan ook niet ontgaan, zowel wat betreft de feestelijke intocht, als de achterliggende politieke bedoelingen. Na het overlijden van P.C. Hooft in 1647 was het ambt van Drost te Muiden twee jaar onbegeven geweest door een conflict tussen de Ridderschap en de Staten van Holland.72 Aanvankelijk had Amsterdam burgemeester Albert Coenraets Burgh kandidaat gesteld, maar deze overleed in 1647 in Rusland [Veliky Novgorod]. Daarna werd Gerard Bicker naar voren geschoven, door Elias gekwalificeerd als ‘een door overmatige vetzucht ontzenuwde, onbekwame losbol’. Zijn door Van der Helst geschilderde portret illustreert deze uitspraak enigszins, maar de typering kan ook door het portret zelf opgeroepen zijn.73 Als tegenkandidaat stelde de befaamde diplomaat Adriaen Pauw zijn zoon Reynier Pauw voor, die echter volgens Elias in Amsterdam nooit helemaal vertrouwd werd.74 Toen de tweespalt was bijgelegd, bleek de keuze voor stadhouder Willem II niet moeilijk, want door te kiezen voor Pauws zoon zou hij Bicker en de Amsterdamse vroedschap van zich vervreemden. Deze stad had hij nodig ter verwezenlijking van zijn buitenlandse politiek. Toch leverde zijn keuze voor Gerard Bicker hem weinig politiek voordeel op, want Andries Bicker, de machtige burgemeester en vader van Gerard, was niet geporteerd van Willems Fransgezinde politiek.
Op 5 mei 1649 is Gerard als drost in Muiden benoemd en ingehuldigd.[Simone van der Vlugt : Wij zijn de Bickers! p. 129]
Behalve zes toneelwagens met spectaculaire allegorische tableaux vivants, door de
Amsterdamse schouwburghoofden (Jan Vos) vervaardigd, staan er nabij Muiden gewapende burgers opgesteld die vreugdesaluutschoten afvuren, zijn er spetterende vuurwerken, en komen Muider meisjes de nieuwe drost begroeten. De publieke belangstelling is massaal, getuige de bijna tot zinkens toe bevolkte bootjes in de Vecht en de door kijkers beklommen krakende luifels, daken en bomen langs de route.[Blameren en demoniseren Satirische pamfletliteratuur in de zeventiende-eeuwse Republiek door Marijke Meyer Drees]
Op vrijdag 24 december 1649, de dag voor Kerst, zijn er vijf akten opgemaakt door notaris Coren. Het lijkt erop dat er getuigen langs zijn gekomen om vader Andries Bicker te overtuigen van de goede eigenschappen van Alida Conings. Die maakte duidelijk dat zij al jaren omgang heeft met zijn kinderen en dineetjes of feestjes geeft; de buren (prof. Barleus) kent; een doek of shawl meebrengt als zij op bezoek is geweest. Dat haar moeder net buiten Diemen een hofstede huurt van de (onbetrouwbare) burgemeester Anthonie Oetgens van Waveren, die evenwel gunstig gelegen is aan de weg naar Weesp of ‘s Graveland, dat zij over een boomgaard beschikken en op wijn tracteert, is waarschijnlijk een pluspunt. Dat haar grootvader muzikant was, dat haar vader impostmeester over bier en tabak was; dat haar broer bevriend is met de zonen; haar neef advocaat is.
Uit: Hans Bontemantel (1897) De regeeringe van Amsterdam, soo in ‘t civiel als crimineel en militaire (1653-1672), p. 471-472
Vonnis van het Hof van 3 Juni 1650. ‘In der saecke, hangende voor den Hove van
Hollant tusschen Gerardt Bicker, Drost van Muyden, ende Andries Bicker,
Burgemeester derstede Amsterdam, voor hen selven, mitsgaders als man ende voocht van sijne huysvrouwe ende, voorsooveel des noot, procuratie van deselve hebbende, eyschers in rau-actie ende verweerders in reconventie, contra Alida Conincks, verweerster ende eyscheresse.
‘t Hof enz., doende recht in reconventie, condemneert den verweerder in ‘t selve
cas, op eerlijcke ende redelijcke voorwaerden, tot discretie van den Hove, tot
voltreckinge van de troubeloften mette eyschersse in ‘tselve cas, voortste procederen tot het trouwen in facie ecclesie, volgens de placaten ende costuymen deser landen; condemneert insgelijcx de voorn. gevoechdens ‘t selve te gehengen ende gedogen enz. Gedaen in Den Hage, den 3 den Junij 1650’.
Vonnis van den Hoogen Raad van 27 Mei 1651. ‘’t Hoff enz., doet te niet de
sententie van den Hove Provintiael in questie, ende, doende van nieus recht,
interdiceert de gedaegde (Alida Conincx) haer mette troubeloften, soo mondelingh
als schriftelijck, breder in den processe vermelt, tegens den impetrant tot sulcken
effecte te behelpen, omme uyt crachte van dien hem te constringeren tegens sijnen
ende sijner ouderen danck met haer, gedaegde, te moeten trouwen’ enz.
Interpretatie van den Hoogen Raad van 23 Maart 1652. ‘’t Hoff, doende recht enz.,
interpreterende de sententie van desen Rade in date den 27 Mey 11., verclaert dat,
de ouders van den voorn. Drossaert tot haren overlijden toe persisterende in haer
dessadveu ende oppositie tegen desselffs huywelijck met Alida Conincx voornoempt, ende hij, Drossaert, selffs tot het voors. overlijden toe ende oock nae dode van beyde sijn ouders, persisterende in sijn respect ende gehoorsaemheyt aen deselve, niet en sal bij Alida Conincx, uyt crachte van de mondelinge off schriftelijcke troubelofte, breder in den principalen processe vermelt, connen ofte mogen werden geconstringeert, ‘t sij bij ‘t leven, ‘t sij oock bij de doot van sijne ouders, omme mette voorn. Alida Conincx te moeten trouwen in facie ecclesie; verclaert wijders dat den voorn. Drossaert, ‘t sij bij ‘t leven, ‘t sij naer doode van sijne ouders, sich willende begeven in huywelijck met yemant anders,
ofte willende als nu noch sustineren dat Alida Conincx hem niet sal mogen beletten
met een ander te trouwen, sij, Alida Conincx, soo bij desen als voorige sententie
onverlet blijft ende in haer geheel omme haer voor desen Rade daertegens te mogen
opposeren, behoudens den Drossaert ende sijne ouders haerluyden defencie ende
sustinue ter contrarie’.
Vonnis van den Hoogen Raad van 24 Februari 1656. ‘Gesien bij den Hoogen Rade
in Hollant ende de naer beschreven adjuncten, van wegen de Hoge Overheyt daertoe
gecommitteert, het proces in materie van propositie van erreur tusschen Alida Conincx enz., impetrante in cas van revisie ter eenre, ende Gerart Bicker, Drossaert van Muyden enz., gedaechde in ‘t selve cas ter anderen sijde, doende recht enz. verclaren in de sententie, in date den 27sten Mey 1651, mitsgadersin de interpretatie van deselve sententie, daerop gevolcht in date 23 Martij 1652, beyde in questie erreur te wesen, doet te niet deselve sententie enz., ende verclaren den gedaechde bij de sententie van den Rade Provintiael, in date den 3 den Junij 1650, te wesen niet beswaert enz. Aldus gedaen bij den Hoogen Rade ende bij de Heeren ende Mr. Willem van der Goes, Jacob van der Graef ende Adriaen van Almonde, Raden in den Hove Provintiael, Arent van der Dussen, Raed ende Pensionaris der stadt Delff, Johan van Wevelinckhoven, Raed ende Pensionaris van Leyden, Cornelis van Dussen, Secretaris der stede Schiedam, ende Nicolaes de Raet, Burgemeester der steede Hoorn’. (Civ. en Jud. Aant. II p. 163 sqq.).