Maandelijks archief: februari 2024

Gerard Bicker

Gerard Bicker is geportretteerd door Bartholomeus van der Helst, maar het precieze jaar waarin dat is gebeurd is onduidelijk (tussen 1639 en 1642; het eerstgenoemde jaar lijkt mij meer waarschijnlijk). 

Gerard of Gerrit Bicker is waarschijnlijk geboren op de OZ. Achterburgwal, niet ver van het Oudemannenhuis. Hij is vernoemd naar zijn grootvader Gerrit Pietersz Bicker, een van de oprichters van de VOC. File:Oudezijds Achterburgwal35.jpg

Zijn vader Andries Bicker en moeder Trijntje Jans Tengnagel kregen elf kinderen:

Jannetje (1616), Marritje (1618), Aeltje of Alida (1620-1702), Gerrit [= Gerard] (1622-1666), Nicolaes (1625-1625?), Jan (1626-1657), Neeltje (= Cornelia) (1629-1708), Elisabeth (1631-1666), Heindrick (1632), Jacob (1635) en Andries (1636-1637?).

In 1625 en 1637 werden twee kinderen begraven van de OZ. Achterburgwal, resp. het Oudemannenhuis. Jan was zwaarlijvig evenals zijn broer, woonde op de Keizersgracht (bij de Leliegracht) en trouwde nooit. Van de overige kinderen is niets bekend.

Vanaf 1625 tot 1634 verleenden de Staten van Holland, ondanks verzet van de
Gooilanders, toestemming aan Andries Bicker, P.C Hooft, Adriaan Pauw en andere regenten tot een drooglegging van de Hilversumse ‘onlanden’ ten behoeve van de zandwinning en de aanleg van een twaalftal buitenplaatsen.38 Andries kocht in 1634 een vijftal kavels, nu Spanderswoud in ‘s Graveland.[Laarse, R. van der (2015). Amsterdam en Oranje: de politieke cultuur van kasteel en buitenplaats in Hollands Gouden Eeuw. In: Y. Kuiper, B. Olde Meierink, & E. Storms-Smeets (Hrsg.), Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw: de rijkdom van het buitenleven in de Republiek (p. 79). (Adelsgeschiedenis; Nr. 14). Verloren.]

Hij investeerde in de Purmer Schermer en Heerhugowaard. Namens de stad was ambachtsheer van Amstelveen, Nieuwer-Amstel, Sloten, Sloterdijck en Osdorp.

De familie is voor 1637 verhuisd naar de Kloveniersburgwal 86, een van de zogenaamde nummerhuizen met achter een pad naar de Gasthuiskerk aan de Grimburgwal. Zijn dochter Alida trouwde in 1639 met (majoor) Jacob Bicker, en bleef wonen op de OZ. Achterburgwal, evenals Cornelia die in 1656 trouwde met Joachim Irgens, een schatrijke koopman uit Rendsburg en mijnbouwspecialist.[5][6] Dat echtpaar verhuisde voor 1664 van Keizersgracht 218-220 naar Kopenhagen. In 1678 verkocht zij het landgoed Spanderswoud aan Geertuid Bicker, haar nicht, om daarmee de vele schulden van haar overleden man te vereffenen.[F. van der Meer (2008) Een Deense magneet tussen Vecht en Eem, p. 250]. 

Uit: Cordes, R. (2008). Jan Zoet, Amsterdammer 1609-1674: Leven en werk van een kleurrijk schrijver, p. 267-. komt de volgende tekst:

Ook gebeurtenissen van geringer gewicht konden rekenen op [Jan] Zoets aandacht. De aanstelling op 24 maart 1649 van Gerard Bicker als de nieuwe drost van Muiden, is hem dan ook niet ontgaan, zowel wat betreft de feestelijke intocht, als de achterliggende politieke bedoelingen. Na het overlijden van P.C. Hooft in 1647 was het ambt van Drost te Muiden twee jaar onbegeven geweest door een conflict tussen de Ridderschap en de Staten van Holland.72 Aanvankelijk had Amsterdam burgemeester Albert Coenraets Burgh kandidaat gesteld, maar deze overleed in 1647 in Rusland [Veliky Novgorod]. Daarna werd Gerard Bicker naar voren geschoven, door Elias gekwalificeerd als ‘een door overmatige vetzucht ontzenuwde, onbekwame losbol’. Zijn door Van der Helst geschilderde portret illustreert deze uitspraak enigszins, maar de typering kan ook door het portret zelf opgeroepen zijn.73 Als tegenkandidaat stelde de befaamde diplomaat Adriaen Pauw zijn zoon Reynier Pauw voor, die echter volgens Elias in Amsterdam nooit helemaal vertrouwd werd.74 Toen de tweespalt was bijgelegd, bleek de keuze voor stadhouder Willem II niet moeilijk, want door te kiezen voor Pauws zoon zou hij Bicker en de Amsterdamse vroedschap van zich vervreemden. Deze stad had hij nodig ter verwezenlijking van zijn buitenlandse politiek. Toch leverde zijn keuze voor Gerard Bicker hem weinig politiek voordeel op, want Andries Bicker, de machtige burgemeester en vader van Gerard, was niet geporteerd van Willems Fransgezinde politiek.

Op 5 mei 1649 is Gerard als drost in Muiden benoemd en ingehuldigd.[Simone van der Vlugt : Wij zijn de Bickers! p. 129]

Behalve zes toneelwagens met spectaculaire allegorische tableaux vivants, door de
Amsterdamse schouwburghoofden (Jan Vos) vervaardigd, staan er nabij Muiden gewapende burgers opgesteld die vreugdesaluutschoten afvuren, zijn er spetterende vuurwerken, en komen Muider meisjes de nieuwe drost begroeten. De publieke belangstelling is massaal, getuige de bijna tot zinkens toe bevolkte bootjes in de Vecht en de door kijkers beklommen krakende luifels, daken en bomen langs de route.[Blameren en demoniseren Satirische pamfletliteratuur in de zeventiende-eeuwse Republiek door Marijke Meyer Drees]

File:Exterieur - Muiden - 20161073 - RCE.jpg
Muiderslot in 1886

Op vrijdag 24 december 1649, de dag voor Kerst, zijn er vijf akten opgemaakt door notaris Coren. Het lijkt erop dat er getuigen langs zijn gekomen om vader Andries Bicker te overtuigen van de goede eigenschappen van Alida Conings. Die maakte duidelijk dat zij al jaren omgang heeft met zijn kinderen en dineetjes of feestjes geeft; de buren (prof. Barleus) kent; een doek of shawl meebrengt als zij op bezoek is geweest. Dat  haar moeder net buiten Diemen een hofstede huurt van de (onbetrouwbare) burgemeester Anthonie Oetgens van Waveren, die evenwel gunstig gelegen is aan de weg naar Weesp of ‘s Graveland, dat zij over een boomgaard beschikken en op wijn tracteert, is waarschijnlijk een pluspunt. Dat haar grootvader muzikant was, dat haar vader impostmeester over bier en tabak was; dat haar broer bevriend is met de zonen; haar neef advocaat is. 

Uit: Hans Bontemantel  (1897) De regeeringe van Amsterdam, soo in ‘t civiel als crimineel en militaire (1653-1672), p. 471-472

Gerard Bicker contra Alida Conincx. Proces wegens trouwbelofte.

Vonnis van het Hof van 3 Juni 1650. ‘In der saecke, hangende voor den Hove van
Hollant tusschen Gerardt Bicker, Drost van Muyden, ende Andries Bicker,
Burgemeester derstede Amsterdam, voor hen selven, mitsgaders als man ende voocht van sijne huysvrouwe ende, voorsooveel des noot, procuratie van deselve hebbende, eyschers in rau-actie ende verweerders in reconventie, contra Alida Conincks, verweerster ende eyscheresse.
‘t Hof enz., doende recht in reconventie, condemneert den verweerder in ‘t selve
cas, op eerlijcke ende redelijcke voorwaerden, tot discretie van den Hove, tot
voltreckinge van de troubeloften mette eyschersse in ‘tselve cas, voortste procederen tot het trouwen in facie ecclesie, volgens de placaten ende costuymen deser landen; condemneert insgelijcx de voorn. gevoechdens ‘t selve te gehengen ende gedogen enz. Gedaen in Den Hage, den 3 den Junij 1650’.
Vonnis van den Hoogen Raad van 27 Mei 1651. ‘’t Hoff enz., doet te niet de
sententie van den Hove Provintiael in questie, ende, doende van nieus recht,
interdiceert de gedaegde (Alida Conincx) haer mette troubeloften, soo mondelingh
als schriftelijck, breder in den processe vermelt, tegens den impetrant tot sulcken
effecte te behelpen, omme uyt crachte van dien hem te constringeren tegens sijnen
ende sijner ouderen danck met haer, gedaegde, te moeten trouwen’ enz.
Interpretatie van den Hoogen Raad van 23 Maart 1652. ‘’t Hoff, doende recht enz.,
interpreterende de sententie van desen Rade in date den 27 Mey 11., verclaert dat,
de ouders van den voorn. Drossaert tot haren overlijden toe persisterende in haer
dessadveu ende oppositie tegen desselffs huywelijck met Alida Conincx voornoempt, ende hij, Drossaert, selffs tot het voors. overlijden toe ende oock nae dode van beyde sijn ouders, persisterende in sijn respect ende gehoorsaemheyt aen deselve, niet en sal bij Alida Conincx, uyt crachte van de mondelinge off schriftelijcke troubelofte, breder in den principalen processe vermelt, connen ofte mogen werden geconstringeert, ‘t sij bij ‘t leven, ‘t sij oock bij de doot van sijne ouders, omme mette voorn. Alida Conincx te moeten trouwen in facie ecclesie; verclaert wijders dat den voorn. Drossaert, ‘t sij bij ‘t leven, ‘t sij naer doode van sijne ouders, sich willende begeven in huywelijck met yemant anders,
ofte willende als nu noch sustineren dat Alida Conincx hem niet sal mogen beletten
met een ander te trouwen, sij, Alida Conincx, soo bij desen als voorige sententie
onverlet blijft ende in haer geheel omme haer voor desen Rade daertegens te mogen
opposeren, behoudens den Drossaert ende sijne ouders haerluyden defencie ende
sustinue ter contrarie’.

Vonnis van den Hoogen Raad van 24 Februari 1656. ‘Gesien bij den Hoogen Rade
in Hollant ende de naer beschreven adjuncten, van wegen de Hoge Overheyt daertoe
gecommitteert, het proces in materie van propositie van erreur tusschen Alida Conincx enz., impetrante in cas van revisie ter eenre, ende Gerart Bicker, Drossaert van Muyden enz., gedaechde in ‘t selve cas ter anderen sijde, doende recht enz. verclaren in de sententie, in date den 27sten Mey 1651, mitsgadersin de interpretatie van deselve sententie, daerop gevolcht in date 23 Martij 1652, beyde in questie erreur te wesen, doet te niet deselve sententie enz., ende verclaren den gedaechde bij de sententie van den Rade Provintiael, in date den 3 den Junij 1650, te wesen niet beswaert enz. Aldus gedaen bij den Hoogen Rade ende bij de Heeren ende Mr.  Willem van der Goes, Jacob van der Graef ende Adriaen van Almonde, Raden in den Hove Provintiael, Arent van der Dussen, Raed ende Pensionaris der stadt Delff, Johan van Wevelinckhoven, Raed ende Pensionaris van Leyden, Cornelis van Dussen, Secretaris der stede Schiedam, ende Nicolaes de Raet, Burgemeester der steede Hoorn’. (Civ. en Jud. Aant. II p. 163 sqq.).

Inleiding: Ivan Ilyin

Ivan Alexandrovich Ilyin also known as Il’in (RussianИванъ Александровичъ Ильинъ, 9 April [O.S. 28 March] 1883 – 21 December 1954) was a multifaceted Russian figure, a jurist, religious and political philosopher, publicist, orator, and staunch conservative monarchist. His perception of historical events was distinctive: while he saw the February Revolution as a “temporary disorder”, the October Revolution, in his view, marked a “national catastrophe”. This conviction propelled him into active opposition against the Bolshevik regime.[1] He became a white émigré journalist, aligning himself with Slavophile beliefs and emerging as a key ideologue of the Russian All-Military Union. This organization firmly believed that force stood as the sole means through which the Soviet regime could be toppled.[2]

As an ardent anti-communist,[3] Ilyin found himself initially sympathetic to Adolf Hitler but his staunch critique of totalitarianism was not embraced by the Nazi regime. In 1934, his refusal to comply with Nazi directives to spread propaganda led to his dismissal from the Russian Academic Institute, stripping him of employment opportunities.[4] Financial support from Sergei Rachmaninoff in 1938 allowed Ilyin to remain in Switzerland albeit barred from work or political engagement.[5] This phase of restriction led him to delve deeper into studies encompassing aesthetics, ethics, and psychology.[6]

Despite battling chronic illness, Ilyin was remarkably prolific, authoring over 40 books and numerous articles in Russian and German. His works predominantly revolved around religion and Russia, although he diverged from Vladimir Solovyov’s ideologies, advocating a global theocracy with whom the Russian religious and philosophical Renaissance of the early 20th century is usually associated.[1] Instead, Ilyin championed a patriarchal model of governance for Russia, rooted on Orthodoxy and unwavering faith in the autocratic tsar, distinguishing between autocracy and tyranny.[7][8][9] His writings echoed calls for heroism and moral aristocracy,[10] while cementing his role as a proponent of Western Russophobia.[11]

Remaining true to Right Hegelianism throughout his life, Ilyin explored themes of statehood, law, and power in world history.[12] He staunchly opposed federalism and neutrality,[13] harboring a deep disdain for Western analytic philosophy. As an ultranationalist, Ilyin was a fervent critic of Western-style democracy, advocating instead for a robust government aligned with Russia’s autocratic heritage.[14][15] His prediction of the Soviet state’s collapse remains a testament to his prescience.

Ilyin’s views on Russia’s social structure and world history held significant sway over post-Soviet intellectuals and politicians, including notable figures like Soviet dissident Aleksandr Solzhenitsyn and Russian President Vladimir Putin.[16][17][18]

Inleiding: Joseph Bologne, Chevalier de Saint-George(s

Joseph Bologne, Chevalier de Saint-George(s) (25 December 1745 – 9 June 1799) was a French violinist, conductorcomposer and soldier. Moreover he demonstrated excellence as a fencer, an athlete and an accomplished dancer. His historical significance lies partly in his distinctive background as a biracial free man of color.[a] Bologne was the first classical composer of African descent to attain widespread acclaim in European music. He composed an array of violin concertosstring quartetssinfonia concertantes, violin duets, sonatas, two symphonies and an assortment of stage works, notably opéra comique.[1]

Born in the French colony of Guadeloupe, his father, Georges Bologne de Saint-Georges, was a wealthy, white plantation owner, while his mother was one of the Creole people Georges kept enslaved.[b] At the age of seven, he was taken to France where he began his formal education. As a young man he won a fencing contest leading to his appointment as a “gendarme de la garde du roi” by king Louis XVI.[3] Having received music and musical composition lessons, he joined the orchestra Le Concert des Amateurs; culminating in his appointment as its conductor in 1773.[4]

In 1776, Saint-Georges began conducting the Paris Opera. However, this prospect was thwarted by opposition from certain performers who resisted the idea of being led by an individual of color.[5] Around this time, he shifted his focus to composing operas. In 1781, he joined a new orchestra Le Concert de la Loge Olympique.[6] By 1785, he had stopped composing instrumental works altogether.[7] Following the outbreak of the French Revolution in 1789, Saint-Georges left for England. Upon his return to France, he joined the National Guard in Lille and then served as a colonel in the Légion St.-Georges,[8] which comprised “citizens of color”. His social and professional ties to prominent figures such as Marie Antoinette and the Duke of Orléans made him a target of the Reign of Terror, culminating in a period of imprisonment spanning at least eleven months.[9]

Saint-Georges, a contemporary of Mozart, has at times been called the “Black Mozart”, an attempt to praise him through association with an acknowledged genius that nevertheless reflects the racism that long obscured his accomplishments.[10][11] Saint-Georges’s life and career are the subject of the 2022 biographical film Chevalier, with Kelvin Harrison Jr. portraying the composer.[12]

Inleiding: Battle of Krasnoi

The Battle of Krasnoi (at Krasny or Krasnoe) unfolded from 15 to 18 November 1812 marking a critical episode in Napoleon‘s arduous retreat from Moscow.[12] Over the course of six skirmishes the Russian forces under field marshal Kutuzov inflicted significant blows upon the remnants of the Grande Armée, already severely weakened by attrition warfare.[13][14] These confrontations, though not escalated into full-scale battles, led to substantial losses for the French due to their depleted weapons and horses.[15]

Throughout the four days of combat, Napoleon attempted to rush his troops, stretched out in a 30 mi (48 km) march, past the parallel-positioned Russian forces along the high road. Despite the Russian army’s superiority in horse and manpower, Kutuzov hesitated to launch a full offensive, according to Mikhail Pokrovsky fearing the risks associated with facing Napoleon head-on.[16][17] Instead, he hoped that hunger, cold and decay in discipline would ultimately wear down the French forces.[18][19][a] This strategy, however, led him in a nearly perpendicular course, placing him amidst of the separated French corps.[22]

On 17 November a pivotal moment occurred when the French Imperial Guard executed an aggressive feint. This maneuver prompted Kutuzov to delay what could have been a decisive final assault,[12] leading him to seek support from both his left and right flanks. This strategic decision allowed Napoleon to successfully withdraw Davout and his corps but it also led to his immediate retreat before the Russians could capture Krasny or block his escape route.[23] Kutusow opted not to commit his entire force against his adversary but instead chose to pursue the French relentlessly, employing both large and small detachments to continually harass and weaken the French army.[24]

The decision to divide into columns proved catastrophic, resulting in heavy defeats for the corps of EugeneDavout and Ney throughout the four days of relentless combat.[6] The Russians captured a significant number of prisoners, including several generals and 300 officers,[25][26][b] while the Grande Armée was forced to abandon most of its remaining artillery and baggage train.[6][28]

Overall, the Battle of Krasnoi inflicted devastating losses upon the French forces, amplifying their already continuous losses during their perilous retreat. Despite the valiant efforts of the Imperial Guard, the confrontation left