René Descartes of gelatiniseerd Renatus Cartesius (La Haye en Touraine, 31 maart 1596 – Stockholm, 11 februari 1650) was een Franse filosoof en wiskundige. Zijn benadering van het probleem van de kennis en de aard van de menselijke geest speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de filosofie. Hij is met name bekend om zijn uitspraak “Cogito ergo sum“[1] en wordt algemeen beschouwd als de vader van de moderne filosofie.[2] Hij was de eerste die de filosofie van Aristoteles niet alleen verwierp, maar ook verving door een eigen filosofisch systeem. Daarmee legde hij de basis voor de 17e-eeuwse stroming van het rationalisme. Descartes was sterk beïnvloed door de vooruitgang in de natuur- en sterrenkunde en een van de centrale figuren van de wetenschappelijke revolutie. Hij gaf voor het eerst een idee van wat de natuurwetenschap in de toekomst zou bieden.
Descartes’ methode van en visie op onderzoek werd populair in heel Europa. Zijn werk werd gepropageerd door Baruch Spinoza, Nicolas Malebranche en Gottfried Leibniz. Er vonden hevige discussies plaats tussen voor- en tegenstanders en in veel gevallen werd het refereren aan het werk van Descartes verboden. Volgens de tegenstanders zou het toepassen van het dualisme van Descartes leiden tot atheïsme. Benoemingen aan de universiteiten waren afhankelijk van het al of niet cartesiaan zijn. Rond 1700 was de aandacht voor de cartesiaanse filosofie voorbij en verschoven naar de dan modernere filosofische systemen van Spinoza, Locke, Leibniz en Newton.
Inhoud
Biografie
Jeugd
Descartes werd geboren in La Haye en Touraine (nu Descartes) in Indre-et-Loire toen er een pestepidemie heerste. Hij was het derde kind van Joachim Descartes (1563 – 1640) en Jeanne Brochard (c. 1566 – 1597). Dertien maanden na zijn geboorte stierf zijn moeder, de dochter van een burgemeester van Nantes.[6] Descartes werd ondergebracht bij een voedster. Zijn vader was advocaat in Rennes en raadsheer in het Parlement van Bretagne. Descartes werd opgevoed bij zijn grootmoeder. Toen hij 11 jaar oud was, werd hij naar het Jezuïetencollege van La Flèche gestuurd. Hij verbleef daar van 1607 tot 1614 en kreeg les in klassieke talen, wiskunde en Aristoteliaanse filosofie, maar was ontevreden over het leerplan. Descartes was een knappe leerling en overtuigde zijn leraren ervan het best te kunnen leren wanneer hij in bed lag. Dit tot de middag in bed liggen heeft hij zijn verdere leven volgehouden. In december 1614 studeerde hij af aan La Flèche. Daarna begon hij een studie rechten aan de universiteit van Poitiers, zoals zijn vader had gewenst. Twee jaar later woonde Descartes in Saint-Germain-en-Laye bij Parijs, waar hij teruggetrokken leefde en mogelijk leed aan zenuwaanvallen. Hij overwoog een functie in het openbaar bestuur, maar ging in plaats daarvan reizen.
Descartes als militair en als reiziger
In 1618 vertrok hij naar Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar hij zich als vrijwilliger aansloot bij het Staatse leger van Prins Maurits bij Breda. De achtergrond van zijn besluit om naar die stad te gaan is niet duidelijk. Een mogelijke reden zou kunnen zijn dat Descartes werd gefascineerd door toegepaste wiskunde, zoals die in de vestingbouw werd toegepast en ontwikkeld was door Simon Stevin. Descartes raakte op 10 november 1618 bevriend met Isaac Beeckman, een Nederlandse arts, filosoof en wiskundige, die zich opstelde als een oudere broer. Tot 1619 werkten ze samen aan muziek, vrije val, de kettinglijn als kegelsnede en de hydrostatische paradox.
Na het uitbreken van de Dertigjarige Oorlog werd Descartes benoemd tot officier in het leger van de katholieke Maximiliaan I van Beieren, dat vocht in Bohemen. Of Descartes deel nam aan de Slag op de Witte Berg en de verovering van Praag is niet bekend. Hij was geen echte militair: zijn belangrijkste reden om aan de oorlog deel te nemen was om de wereld en de mensen beter te leren kennen. Descartes bracht een bezoek aan de laboratoria van Tycho Brahe in Praag en dat van diens opvolger Johannes Kepler (in Regensburg).
In de nacht van 10 november 1619, beter bekend als Sint-Maarten, kreeg hij te Neuburg an der Donau een drietal visioenen. Naar zijn eigen zeggen had hij drie maanden niets gedronken, maar heeft hij toen de grondslagen van een “wonderbaarlijke” wetenschap ontdekt. In zijn derde droom zag hij een woordenboek en een gedicht. De eerste regel luidde “Quod vitae sectabor iter?” (“Wat voor levensweg zal ik gaan leiden?”). Descartes zocht naar een verklaring hiervan en meende dat het visioen stond voor een combinatie van filosofie en wijsheid. In zijn ogen was het niet verbazingwekkend dat het werk van dichters, zelfs als ze niets dan onnozele versjes schrijven, rijk was aan uitspraken die belangrijker, zinniger en beter geformuleerd waren dan wat in de geschriften van filosofen kon worden aangetroffen.[7] Niet lang daarna nam hij ontslag uit het leger en maakte een pelgrimsreis naar de Basiliek van het Heilig Huis in Loreto, om de heilige maagd te danken voor het verkregen inzicht.
Rond 1625 kwam hij in contact met pater Marin Mersenne, een wiskundige, die hem beloofde zijn manuscript Traité du Monde te publiceren. Descartes verwerkte daarin zijn ideeën die het systeem van Aristoteles konden vervangen, over de aard van het licht, een theorie van de kleuren, de muziek, de elementaire deeltjes van de materie, het ontstaan van de sterren, de banen van planeten en kometen, de zwaartekracht en eb en vloed.[8] Ook kardinaal Pierre de Bérulle moedigde hem aan zijn theorieën verder uit te werken. Ondertussen ontwikkelde Descartes zijn ideeën in de raadselachtige, topzware en onvoltooide Regulae ad directionem ingenii (Regels om richting te geven aan het verstand) waarin hij de analytische meetkunde en de samenhang tussen de verschillende wetenschappen belichtte. Hij vond dat men zich in de eerste plaats moest beperken tot onderwerpen waarover zekere en onbetwijfelbare kennis mogelijk is.[9] Vanwege de vele passages over natuurfilosofie, kennisleer en metafysica vormen de Regulae een rijke bron van filosofische inzichten die in Descartes’ latere filosofie – vaak in aangepaste vorm – zouden terugkeren.[10] Kritiek op zijn werk richt zich voornamelijk op zijn metafysica.[11]
Descartes in Nederland 1628-1649
In oktober 1628 reisde Descartes naar Middelburg, waar ooit zijn vriend Beeckman woonde, die inmiddels was verhuisd naar Dordrecht. Descartes schreef later niemand te hebben ontmoet met wie hij echt kon discussiëren. In april 1629 schreef hij zich in aan de Universiteit van Franeker en was gedurende enkele maanden student van Adriaan Metius.[12] De reden die Descartes opgaf voor zijn keus voor Nederland was dat het klimaat er beter [was] om te denken, waarbij hij doelde op de vrede, terwijl elders de Dertigjarige Oorlog woedde. Descartes was inmiddels steeds meer geïnteresseerd geraakt in toegepaste kennis als optica en anatomie. Tijdens zijn verblijf in het hoge Noorden woonde hij in afzondering op het Sjaerdemaslot en nodigde tevergeefs een Franse kok en instrumentmaker of lenzenslijper uit om hem te assisteren. Eind juni 1630 schreef hij zich in aan de Universiteit Leiden en werd student bij Jacobus Golius. In oktober 1630 brak hij met Isaac Beeckman, die hij ten onrechte beschuldigde van plagiaat.[13] Via Beeckman ontmoette hij Hendricus Reneri en trok in Deventer bij hem in in de Lange Bisschopstraat.[14] Hij correspondeerde met Maarten van den Hove, Vopiscus Fortunatus Plempius en Frans van Schooten, een tegenstander uit Groningen; met Jan Stampioen had hij een aanvaring. Toen hij de veroordeling van Galileo Galilei in 1633 vernam, hield hij de publicatie van zijn Traité du Monde tegen.[15]
In 1639 kreeg hij het aan de stok met Gisbertus Voetius, een calvinistische hoogleraar theologie, die in een aantal lezingen over atheïsme Descartes als voorbeeld opvoerde. In 1640 verbleef hij in Leiden in het pand Rapenburg 21. In dat jaar overleed zijn dochter Francine, maar ook zijn vader. Descartes erfde diens bezittingen. In 1641 publiceerde hij één van zijn hoofdwerken, Meditationes de prima philosophia. Daarin levert hij onder meer zijn Godsbewijzen en vecht hij op basis van zijn definitie van materie de transsubstantiatie aan.[19] In 1642 had hij in Oegstgeest het Kasteel Endegeest gehuurd en kreeg bezoek van Comenius, een tegenstander, want die was een holist. Op 17 maart 1642 sprak de Utrechtse vroedschap een ban uit over zijn werk na een hoogoplopend conflict tussen de conservatieve volgelingen van rector Voetius en een aantal meer vooruitstrevende hoogleraren, met name medici, zoals Regius, die de nieuwe leer aanhingen.[2]
In 1643 verhuisde Descartes naar Egmond Binnen en woonde op de hofstede Tijdverdrijf, in eigendom van Cornelis Jan Witsen, en mogelijk ook Zorgwijk. Zijn huishoudster Helena trouwde met de (zoon van de) plaatselijke herbergier; Descartes gaf haar een bruidschat van 1.000 gulden.[BERG, Peter J. H. van den (2014) René Descartes in Egmond 1643-1649, p. ?] Descartes sloot vriendschap met Anthonie van Surck, heer van Bergen, die in 1644 de uitgave van Les Principes de la philosophie verzorgde. Hij maakte via Alphonse Pollot kennis met de intelligente Elisabeth van de Palts, de dochter van de winterkoningin, en raakte bevriend met haar. Hij werkte aan een boek over de ontwikkeling van dieren, van foetus tot volwassen organisme. In 1646 raakte hij in conflict over Regius’ boek Fundamenta physices en wenste het land te verlaten. De curatoren van de Leidse universiteit legden de beide partijen het zwijgen op. In 1647 had hij Les passions de l’âme (De hartstochten van ziel) voor zijn vriendin Elisabeth geschreven. Ze correspondeerden over een boek van Seneca. Ook Christina van Zweden kreeg via haar lijfarts brieven te zien die Descartes aan de Franse ambassadeur Pierre Chanut had gestuurd.[20] Christina, die tot over haar oren betrokken was bij de onderhandelingen over de Vrede van Westfalen liet lange tijd niets van zich horen. In de zomer van 1648 verbleef hij in Parijs. Toen de Fronde uitbrak, ging hij terug naar Egmond. Christina verzocht Descartes naar Stockholm te komen om haar persoonlijk uitleg te geven over zijn ideeën met betrekking tot de liefde.[21]
In oktober 1649 reisde Descartes naar Zweden. Christina zou een oorlogsschip hebben gestuurd om hem op te halen.[22] Descartes kreeg het verzoek aan een plan voor een nieuwe universiteit te werken. Hij hoefde zich niet met het hofleven te bemoeien, maar moest tot haar verjaardag op 18 december wachten voordat hij er voor dag en dauw met zijn lessen kon beginnen.[23] Al die tijd logeerde hij bij de Franse ambassadeur in een huis op Västerlånggatan. Descartes ging gewoonlijk sober gekleed maar had zich voor deze gelegenheid speciaal opgedoft, droeg hand- en puntschoenen. Christina en Descartes konden niet goed met elkaar overweg. Descartes kon weinig waardering opbrengen voor haar belangstelling voor het Oudgrieks en Christina had weinig op met zijn mechanisch wereldbeeld. Hij voelde zich tamelijk ongelukkig toen Christina, die hij slechts een paar keer had ontmoet, ook nog voor drie weken naar Uppsala vertrok.
Volgens de officiële versie liep Descartes op 1 februari een verkoudheid op die zich ontwikkelde tot een longontsteking, waaraan hij tien dagen later overleed, volgens tijdgenoten doordat hij niet gewend was aan het koude klimaat, haar tochtige kasteel en aan het vroege opstaan waar de koningin hem toe dwong.[24] Descartes weigerde de arts Johan van Wullen toe te laten en meende, als hij moest sterven, hij dat met meer gemoedsrust zou doen als hij hem niet meer hoefde te zien. Christina waste haar handen in onschuld en benadrukte bij iedereen dat zij urenlang gehuild had toen zij zijn overlijden vernam. Al lange tijd wordt geopperd dat Descartes zou zijn vergiftigd met arseen, omdat hij aan de arts om wijn met tabak, een braakmiddel, vroeg.[25]
Descartes stierf in het bijzijn van Chanut en werd begraven in de Adolf Fredriks kyrka of op het bijbehorende kerkhof, bestemd voor weeskinderen. De manuscripten die hij had meegenomen naar Stockholm, kwamen in handen van een zwager van Chanut, Claude Clerselier, die ze voor uitgave bewerkte.[26] Gottfried Wilhelm Leibniz en Ehrenfried Walther von Tschirnhaus kopieerden bij hem verschillende teksten.[27] In 1663 werd het werk van Descartes door de paus in de ban gedaan; zijn boeken werden op de Index librorum prohibitorum geplaatst. In 1671 verbood ook Lodewijk XIV het onderwijs in het cartesianisme.
In oktober 1666 werd Descartes’ lichaam naar Frankrijk vervoerd. Aanvankelijk werd het herbegraven in het klooster, Abbaye Sainte-Geneviève de Paris, of in de bijbehorende Église Saint-Étienne-du-Mont, maar zonder zijn schedel en rechterwijsvinger, want die bleken te zijn gestolen [28] of achtergehouden door Magnus Gabriel de la Gardie. Deze scheiding is overigens ironisch in het licht van Descartes’ dualistische stelling dat lichaam en geest twee verschillende substanties zijn. Toen het klooster tijdens de Franse Revolutie werd gesloten, ontstonden er plannen om ook Descartes in het naastgelegen Panthéon bij te zetten. In 1819, tijdens de Restauratie, werd de kist herbegraven in de Église Saint-Germain-des-Prés. Op vijf verschillende plaatsen wordt beweerd dat men in het bezit is van zijn schedel, onder andere het Musée de l’Homme waar zijn vermeende schedel tussen die van een cro-magnonmens en de die van de in 1721 geëxecuteerde moordenaar Cartouche bewaard wordt.[29]
Noten en referenties
- Oorspronkelijk in zijn Discours de la Méthode uit 1637 in het Frans verwoord als “Je pense donc je suis.”
- Hardeman, Erik, “‘Ik denk, dus ik besta’“, Ublad online, 24-03-2005, bezocht op 01-12-2012.
- Descartes woonde in Breda, Middelburg, Franeker en pendelde heen en weer tussen Leiden, Deventer, Harderwijk, Utrecht, Amersfoort, Oegstgeest, Santpoort, Egmond aan den Hoef en uiteindelijk Egmond Binnen. A Calendar of Descartes’ life for 1643
- Hij maakte er een gewoonte van om zijn verblijfplaats alleen aan enkele vrienden bekend te maken.
- Descartes (2010) Regels om richting te geven aan het verstand & ander vroeg werk, p. 29. Bibliotheek Descartes in acht banden. Band I. Redactie Erik-Jan Bos, Hans van Ruler. Boom, Amsterdam.
- Hij had een oudere zus Jeanne (over wie geen gegevens bekend zijn), een broer Pierre (1591 – 1660) en een halfzus Anne (1611 – ?) uit het tweede huwelijk (1600) van zijn vader met Anne Morin (1579 – 1634).
- Descartes (2010) Regels om richting te geven aan het verstand & en ander vroeg werk, p. 211.
- Descartes, R. (2011) De wereld. De mens. Het zoeken naar de waarheid. p. 10.
- Descartes (2010) Regels om richting te geven aan het verstand en ander vroeg werk, p. 219.
- Descartes (2010) Regels om richting te geven aan het verstand en ander vroeg werk, p. 224.
- Descartes. Brief over de Liefde, p. 6. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Theo Verbeek. Historische Uitgeverij. Groningen.
- Galard, J. (1985) Descartes en Nederland, p. 59. In: La France aux Pays-Bas.
- Galard, J. (1985) Descartes en Nederland, p. 61. In: La France aux Pays-Bas.
- Van Geert Groote tot Van Vlooten. Wandelroute, Deventer Humanisme
- Descartes, R. (2011) De wereld. De mens. Het zoeken naar de waarheid. p. 11. Bibliotheek Descartes in acht banden. Band 2. Redactie Erik-Jan Bos, Hans van Ruler. Boom, Amsterdam.
- Clarke, Desmond M. (2006), Descartes: a biography, Cambridge University Press, p. 128. Google Books, bezocht op 01-12-2012.
- In juli 1635 werd hij vader van Francine die in Deventer werd gedoopt en in 1640 is overleden in Amersfoort. Descartes heeft Helène rond 1643 gekoppeld aan de minderjarige zoon van een herbergier in Egmond.
- Eekhoff, Wopke, “Descartes te Franeker en Leeuwarden in 1629, 1635-1637“, 27-04-2006, bezocht op 01-12-2012.
- Vlasblom, Dirk, “Hoe Descartes in 1641 op andere gedachten kwam“, nrc.nl, 25-02-2010, bezocht op 01-12-2012.
- Descartes durfde haar niet persoonlijk te schrijven omdat hij dacht dat zij druk bezig was met regeringszaken.
- René Descartes en Elisabeth van de Palts. Briefwisseling, p. 195-196. Wereldbibliotheek Amsterdam (2000).
- Russell, B. (1948) Geschiedenis der westerse filosofie in samenhang met politieke en sociale omstandigheden van de oudste tijden tot heden, p. 505.
- Quilliet, B. (1987) Christina van Zweden : een uitzonderlijke vorst, p. 149.
- De winter was, in tegenstelling tot wat R. Shorto beweert, niet streng, maar vrij normaal, behalve aan het eind van de maand januari. Buisman, J. (2000) Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen: deel 4, 1575-1675, p. 502. ISBN 9789051941432
- Ebert, Theodor, Der rätselhafte Tod des René Descartes, Aschaffenburg: Alibri 2009, p. 163.
- Descartes, R. (2011) De wereld. De mens. Het zoeken naar de waarheid. p. 20.
- Descartes, R. (2011) De wereld. De mens. Het zoeken naar de waarheid. p. 238.
- Marines, de Baar,”Speurtocht naar de schedel van René Descartes“, Trouw.nl, 10-01-2009, bezocht op 01-12-2012.
- Marten Doorman in het NRC op 9 januari 2009