Theophile Cazenove (Amsterdam, 13 oktober 1740 – Parijs, 6 maart 1811) was een Amsterdamse koopman en bankier. Hij was betrokken bij de Holland Land Company en adviseerde de zakenlieden in 1791 om grote lappen grond te kopen in de staten New York en Pennsylvania.
- 1 Biografie
- 2 Philadelphia
- 3 Varia
- 4 Literatuur
Biografie
Cazenove groeide op aan de Oudezijds Voorburgwal bij de Stoofsteeg, niet ver van de Oude Kerk als zoon van Marie de Rapin Thoyras (1715-1798) en Theophile Cazenove (-1760),[1] Hugenoten van Frans-Zwitserse origine,[2] en met internationale relaties in de bankierswereld. Hij was de kleinzoon van Paul de Rapin de Thoyras, een franse historicus, die via Engeland naar de republiek (Wesel) was gevlucht.
In 1754 verhuisde de familie naar de Raamgracht (ZZ) met gezicht op de Zuiderkerk. Zijn vader handelde op Bordeaux, Sint Petersburg, Archangel, Stockholm en West-Indië. Hij was betrokken bij een plantage in de Berbice. In 1759 werden op de terugweg vier schepen met koffie en suiker gekaapt door de Engelsen, en opgebracht naar Liverpool. Vader Cazenove, die elf kinderen had waarvan vier waren overleden, trok zich in 1760 terug uit de firma en deed zijn bevoegdheden over zijn twee zoons Charles (1735-1790) en Theophile. Zij raakten in augustus 1763 betrokken bij het faillissement van Leendert Pieter de Neufville.
In september 1763 trouwde Theophile met Margaretha Helena van Jever. Haar vader Volkert van Jever was koopman op Rusland, geboren in Archangel, lid van de Amsterdamse vroedschap en haar moeder was jonkvrouw Quirina Catharina van Sijpesteyn uit Alkmaar.[3] Het echtpaar kreeg drie kinderen. In 1767 vertrok zijn broer Charles naar Bengalen in opdracht van de Deense Oostindische Compagnie. In 1768 woonde hij vermoedelijk aan de Herengracht; het huis aan de Raamgracht (ZZ) was verkocht in opdracht van zijn moeder die in 1763 opnieuw was getrouwd (met de bankier Paul Elie Blaquiere uit Den Haag) en in Vevey woonde. (Daar woonde ook Voltaire.) In 1770 ging Cazenove opnieuw failliet of raakte in betalingsmoeilijkheden. Cazenove liet zich portretteren door Jean-Baptiste Perronneau.[4] Via zijn vrouw en haar familie was hij betrokken bij de plantages Thijronne en St. Domingo in Suriname en kreeg te maken met weggelopen Marrons. In 1784 was hij betrokken bij de oprichting van de Franse Schouwburg aan de Amstel, zoals ook de firma Hope, met wie Cazenove veel zaken deed.
Tussen 1789-1790 werkte hij samen met Étienne Clavière en Jacques Pierre Brissot, maar aan het einde van dat jaar zou hij opnieuw failliet zijn gegaan, als gevolg van misinvesteringen tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog?
Philadelphia
Cazenove deed zaken met de toentertijd rijkste Amerikaan Robert Morris en kocht in 1792 land in het westen van Genesee County (New York),[8] ter grootte van half Nederland.[9] 1 Omdat buitenlanders geen aankopen konden doen[5] en het project niet de goedkeuring kon wegdragen, werd hij 1794 Amerikaans staatsburger. Cazenove hielp zijn neef zich te vestigen in Philadelphia[10] maakte rond 1795 kennis met Talleyrand, die de Franse Revolutie was ontvlucht en vaak bij hem at in zijn huis aan “Market Street”.[11]
In 1799 vertrok hij naar Europa en fungeerde als archivaris voor de investeringsclub;[5] in 1802 verhuisde hij naar Parijs. In Frankrijk, waar hij opnieuw een ontmoeting had met de Minister van Buitenlandse Zaken Charles Maurice de Talleyrand-Perigord, werd hij ingezet om sommige wensen en inzichten aan de Amerikanen kenbaar te maken, want ook Talleyrand had geïnvesteerd in landaankoop in de Verenigde Staten. Cazenove zou in het huis van Talleyrand zijn gestorven,[16] Hôtel de Galliffet, in de Rue du Bac, No. 84.[11]
Varia
De stad Cazenovia, Madison County (New York) is naar hem genoemd, maar ook een dorp, een meer, een beek, een park, een college, een seminarie, en een straat in Boston.
Literatuur
- P.J. van Winter, Het aandeel van den Amsterdamschen handel aan den opbouw van het Amerikaansche Gemeenebest (1933)
- T. Cazenove, ‘Méthode et usage des emprunts exécutés à Amsterdam sur l’hypothèque des fonds americains’, 1792, 4, Van Eeghan Collection, OF-63, Special Collections, University of Amsterdam. ↩