Emmanuel Joseph Sieyès, politicus

Emmanuel Joseph Sieyès of Sieys (Fréjus, 3 mei 1748Parijs, 20 juni 1836), ook bekend als abbé Sieyès, was een Franse abbé, politicus, grondwetspecialist en revolutionair. Hij was een sleutelfiguur uit de Franse revolutie. Zijn pamflet uit januari 1789: Qu’est-ce que le tiers état? (Wat is de derde stand?) maakte hem op slag beroemd. Hij was de eerste die het woord sociologie gebruikte, en was de stichter van de club van jacobijnen. Als rationalist stond hij aan de wieg van de instelling van de Franse départementen.[1] Hij wees Georges Danton en de graaf de Mirabeau de weg. Van hem is de uitspraak: Principes zijn voor schoolmeesters, belangen voor staatslieden.

Biografie

Sieyès was de zoon van een eenvoudige post- en belastingbeambte. Hij wilde aanvankelijk bij het leger, maar kreeg een opleiding aan het priesterseminarie St. Sulpice in Parijs. Hij werd gegrepen door de theorieën van Adam Smith, John Locke, Charles Bonnet en Étienne Bonnot de Condillac, en verwaarloosde meer en meer zijn theologische studie. Niettemin werd hij in 1773 tot priester gewijd. Vanaf 1780 was Sieyès vicaris-generaal van de bisschop van Chartres, maar bleek alras meer geïnteresseerd in een politieke carrière. In 1787 werd hij benoemd als afgevaardigde van zijn onbeduidende diocees. Hij reisde met zijn bisschop Jean-Baptiste-Joseph de Lubersac naar Rotterdam, waar zij in september 1787 Jacques Pierre Brissot ontmoetten. Alle drie de mannen kwamen naar de Republiek om van de Patriotten en hun opstand tegen stadhouder Willem V te leren. Terug in Parijs kwam hij in aanraking met de vrijmetselarij in de Parijse salons. In plaats van naar Amerika te emigreren begon hij te publiceren. Zijn eerste twee publicaties vielen nauwelijks op.[2]

Staten-Generaal

Emmanuel-Joseph Sieyès

Sieyès werd een van de twintig afgevaardigden voor de derde stand van Parijs naar de Staten-Generaal in Versailles, die in 1789 door de koning voor het eerst sinds 1614 bijeengeroepen vanwege een dreigend staatsbankroet. De Derde stand had geen enkele invloed op het bestuur en beleid en Sieyès was sterk gekant tegen de standenmaatschappij en de voorrechten van de eerste stand en de Tweede stand die zijns inziens parasitair waren. De “Derde stand” omvatte destijds 25 miljoen Fransen, de clerus 130.000 leden en de adel 110.000 leden.

Mogelijk is hij beïnvloed door Nicolas Chamfort bij het schrijven van een pamflet over de Derde stand. Het pamflet was zeer zelfbewust en enigszins dreigend. Alles wat niet tot de Derde stand behoort, kan men niet als deel van de natie beschouwen.[3] Zo’n klasse stond door haar ledigheid volledig buiten de natie.[4] Bij het lezen van de openingszinnen moet menig Frans burger moet hebben gedacht dat hier een vuist werd gebald onder de adellijke neuzen.[5]

De eerste eis van de derde stand moest volgens Jacques Necker het aantal vertegenwoordigers van de derde stand gelijk zijn aan dat van de twee anderen samen.[6] Zolang er echter per stand zou worden gestemd en de standen in afzonderlijke zittingen vergaderden, was de meerderheid van de leden van de Derde stand van weinig betekenis: ze zouden immers toch altijd door de andere twee standen overstemd worden wanneer belangrijke besluiten moesten worden genomen die het belang van de geprivilegieerde standen konden aantasten. De eisen van een gezamenlijke vergadering en van een hoofdelijke stemming, o.a. door Sieyès, het meest radicale lid, geformuleerd, werden dus inzet van de volgende krachtmeting tussen de standen. [7]

De stemming in de vergadering veranderde langzaam in hun voordeel door toeloop van progressieve geestelijke en adel.[8] Op 17 juni stelde hij voor de niet meer gebruikte naam Staten-Generaal te vervangen door Assemblée Nationale en de vergadering eigende zich het recht toe over belastingzaken te beslissen [9] alles zonder toestemming van de koning.

Nationale Assemblée

Kaart van Parijs, die de situatie rond 1789 illustreert

De andere twee standen zouden zich moeten aansluiten. Dit was een revolutionaire daad. De afgevaardigden vonden de deur van de vergaderzaal gesloten, zogenaamd voor een koninklijke zitting. De beledigde Derde stand reageerde door naar de kaatsbaan te trekken (op voorstel van Guillotin).[10] Daar legden de afgevaardigden de Eed op de Kaatsbaan af om net zo lang te blijven doorgaan met vergaderen totdat een grondwet was geformuleerd. Op 22 juni werd de kaatsbaan gesloten; daarom verlegde men de vergadering naar de kerk Saint-Louis. De koning bleef bij stemming naar standen en verklaarde de besluiten ongeldig. Hij verliet de Staten-Generaal, gevolgd door een groot gedeelte van de clerus en de adel. Toen sprong de Mirabeau op het spreekgestoelte en hield een vlammend betoog: de Nationale Vergadering vertegenwoordigde het volk en zou alleen wijken voor bajonetten. Op 27 juni voegden de 47 liberale leden van de adel onder leiding van Philippe Égalité en bijna de gehele clerus zich bij de Derde stand.[11] [12] Sieyès verklaarde zich tegen een vetorecht [13], maar werd overgehaald zijn standpunt op te geven.[14] Hij schaarde zich bij de Constitutionelen onder de Markies de la Fayette. Samen met Mirabeau pleitte hij voor onteigening.[15] Op 9 juli 1789 verklaarde de Derde stand zich in Parijs tot Assemblée Constituante, 96% van de natie representerend.[16]

Op 15 oktober 1789 werd een besluit genomen dat geen lid van de Nationale Vergadering minister mocht worden of een openbaar ambt bekleden.[17] Op 22 december 1789 gaf de Assemblée slechts kiesrecht aan de bezittende klasse. Het volk werd buiten het politieke leven gehouden. Hij onderscheidde actieve burgers, passieve burgers en kiesmannen.[18] De bezittingen van de kerk werd genationaliseerd. Met Talleyrand en de Markies de Mirabeau organiseerde hij de club der Jacobijnen.

In april kwam hij in aanvaring met de in Frankrijk verblijvende Engelse revolutionair Tom Paine, die een manifest had laten verschijnen. In juni 1790 werd Sieyès president van de Nationale Vergadering. Er viel een besluit om ook buitenlanders in de verbroedering op te nemen en Turken, Polen en Mesopotamiërs mochten de zitting bijwonen. Alle adellijke titels, wapenen en livreien werden afgeschaft.[19] Kleurlingen werden buitengesloten.[20] In 1792 werd hij tot lid van de Nationale Conventie gekozen. Op 22 september werd de Eerste Franse Republiek uitgeroepen en de monarchie afgeschaft. Sieyès stemde op 19 januari 1793 tegen uitstel van de terechtstelling van Lodewijk XVI (“La mort, sans phrases”).[21] De koning bereidde zich vervolgens samen met een abt voor op zijn dood.[22]

Comité de salut public

Op 5 maart 1795 werd hij lid van het Comité de salut public.[23] Op 21 maart 1795 werd op initiatief van Sieyès een strafwet aanvaard die de doodstraf instelde voor hen die de Conventie in overleg met opstandige bedoelingen zouden aanvallen.[24]

In mei 1795 werd hij samen met Jean-François Reubell naar Den Haag gestuurd om te onderhandelen over de grenzen van de Bataafse Republiek.[25] Pieter Paulus kreeg een brief uit Parijs, waarin Sieyès werd omschreven als een sluwe vos. Na een week onderhandelen verklaarden de diplomaten van de beide landen dat zij elkaars soevereiniteit zouden respecteren, maar de Bataafse Republiek werd gedwongen 100 miljoen gulden schadevergoeding betalen voor hun bevrijding, een bezettingsleger van 25.000 man te onderhouden en een lening aan de Fransen verstrekken. Maastricht, Venlo en Zeeuws-Vlaanderen werden Frans gebied.[26] De haven van Vlissingen moest worden opengesteld voor Franse schepen. Dit verdrag was een zware prijs voor de bevrijding van het land en lokte veel protest uit, maar het was onvermijdelijk.[27]

Directoire en Consulschap

Hij werd op 28 oktober 1795 als één van de vijf leden van het Directoire gekozen, maar Sieyès aanvaardde zijn benoeming niet.[28] Zijn plaats werd ingenomen door Lazare Carnot. In mei verving hij niettemin Reubell in het Directoire.[29] In augustus 1796 sprak hij zich uit voor de doodstraf tegen Gracchus Babeuf. Op 29 november 1797 deed hij een voorstel tot verbanning van alle aristocraten. Zijn voorstel werd niet aanvaard, maar bereikte wel dat de aristocraten de status van buitenlander kregen.[30]

In mei 1799 kwam Sieyès, die als onderhandelaar in Berlijn tevergeefs geprobeerd had Pruisen, dat zich niet aangesloten had bij de Tweede Coalitieoorlog, over te halen tot het sluiten van een bondgenootschap, naar Parijs. Hij wilde uitbreiding van de bevoegdheden van het Directoire en zocht contact met Barthélemy Catherine Joubert, maar die stierf enkele dagen later op het slagveld. Zo werd Sieyès de instigator van de coup d’état van 18 Brumaire, welke Napoleon Bonaparte aan de macht bracht.[31] Talleyrand bemiddelde tussen Napoleon Bonaparte en Sieyès. Hij nam in 1799 geen zitting meer in het Directoire omdat hij ontevreden was over het compromis tussen de oude en nieuwe grondwet.[32] Hij was de enige met gezond verstand en beschouwde de grondwet van het Directoire als niet-duurzaam. Hij minachtte Paul Barras en schakelde door een kleine staatsgreep twee andere leden van het Directoire uit.[33] Hij werd consul, samen met Ducos en Bonaparte vormden zij het Tweede Driemanschap; Napoleon maakte duidelijk dat hij uit was op macht en niet wilde dienen als werktuig in de gehele operatie. Sieyès gaf toe.

In 1803 werd Sieyès verkozen tot lid van de Académie française. Hij werd verbannen in 1815 tijdens de Restauratie (Frankrijk) en verloor daarbij zijn zetel in de Franse academie. Sieyès woonde in Brussel en keerde pas in 1830 terug.

Bronnen, noten en/of referenties

  1. Schama, S. (1989) Citizins. A Chronicle of the French Revolution, p. 475.
  2. Hibbert, C. (1980) The French Revolution, p. 43-44.
  3. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 32.
  4. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 39, 91.
  5. Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 50.
  6. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 99.
  7. Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 53-54.
  8. Schama, S. (1989) Citizins. A Chronicle of the French Revolution, p. 353-354.
  9. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 106-107.
  10. Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 45.
  11. Flake, O. (1968) De Franse Revolutie, 1789-1799, p. 31.
  12. Hibbert, C. (1980) The French Revolution, p. 62.
  13. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 123.
  14. Schama, S. (1989) Citizens. A Chronicle of the French Revolution, p. 444-445.
  15. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 136.
  16. Hibbert, C. (1980) The French Revolution, p. 55.
  17. Flake, O. (1968) De Franse Revolutie, 1789-1799, p. 59.
  18. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 146-147.
  19. Flake, O. (1968) De Franse Revolutie, 1789-1799, p. 63.
  20. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 146.
  21. Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 175.
  22. Flake, O. (1968) De Franse Revolutie, 1789-1799, p. 119.
  23. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie II, p. 394.
  24. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie II, p. 375.
  25. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie II, p. 396.
  26. Schama, S. (1977) Patriots and Liberators. Revolution in the Netherlands 1780 – 1830, p. 206-207.
  27. Homan, G.D. (1978) Nederland in de Napoleontische Tijd 1795-1815, p. 12.
  28. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie II, p. 409.
  29. Hibbert, C. (1980) The French Revolution, p. 299.
  30. Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie II, p. 439.
  31. Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 268.
  32. Flake, O. (1968) De Franse Revolutie, 1789-1799, p. 190.
  33. Flake, O. (1968) De Franse Revolutie, 1789-1799, p. 220.

Loading