Op 2 september telde Parijs 2.800 gevangenen in negen verschillende gevangenissen, waarvan 1.000 waren opgesloten sinds de bestorming van de Tuileriën op 10 augustus.[1] Circa 1.368, 1458 of 1480 gevangenen werden op barbaarse wijze afgeslacht, onder wie 30 aristocraten, 250 priesters, twee ministers en drie bisschoppen; 440 man zijn spoorloos verdwenen. Hun lot is niet geregistreerd.[2][3] Het totale aantal slachtoffers is niet precies bekend. In de Abbaye vielen 318 slachtoffers in ongeveer een dag tijd.
Van de slachtoffers op 2 september of later zouden 70% geen contra-revolutionairen of “schurken” zijn geweest, maar gewone gedetineerden, vervalsers van assignaten, familie van de Émigrés, vrouwen, adolescenten, kinderen (43 waren nog geen achttien[5]) of geestelijk gestoorden, die op verzoek van de familie waren opgesloten. Honderd gevangenen behoorden tot de Zwitserse garde.[4] Zevenendertig prostitués, die niets met de revolutie te maken hadden, werden mishandeld en vervolgens vermoord.[6]
De moorden in Parijs waren op 6 of 7 september afgelopen, maar gingen in Reims, Caens, Charleville, Orléans en Meaux door. Er vielen op 9 september nog ca 44 slachtoffers in de buurt van kasteel van Versailles, waaronder twee voormalige ministers en een bisschop; negen man wisten te ontkomen.[7] Ook in Lyon werden op diezelfde dag elf mannen vermoord. Er waren in totaal 75 incidenten in 32 van de 83 départementen.1
De moorden waren mogelijk niet spontaan en zijn veelal niet gepleegd door “het volk”, maar naar het zich laat aanzien door fédérés, geassisteerd door de Nationale Garde en de politie. Op 15 augustus riep Robespierre dat de “verraders van de revolutie” streng gestrafd moesten worden. Volgens de Franse historicus Louis Blanc kregen ze toestemming van het Comité van Waakzaamheid, dat onder leiding stond van Jean-Paul Marat.[L. Blanc, p. 204] De fédérés met aanhang uit de Sans-culotten zijn beschermd door de kopstukken van de Commune, zoals Danton, Billaud-Varenne, Tallien, Pétion en Manuel met een groot belang in de verkiezingen van de Nationale Conventie in de eerste helft van september 1792. De Législative heeft slechts twee uur aan de zaak bestemd op de avond van 2 september. Ze eistte de opsluiting van Marat. Madame Roland schreef op 3 september, dat het onderwerp haar toehoorders verveelde. Bijna iedereen ging uit van de noodzakelijkheid, en de wraakzuchtigheid van het volk.
Context
Op 10 augustus werd de koninklijke residentie, de Tuilerieën, aangevallen door Sansculotten, leden van de opstandige Parijse Commune, die de vorige dag het wettige stadsbestuur had afgezet en verkondigden het koninklijke paleis aan te vallen. Er vielen 3.000 doden, waaronder 600 leden van de Zwitserse Garde. Op 13 augustus werd de koninklijke familie opgesloten in het fort Tour du Temple. Op 17 augustus werd een voorlopig Revolutionair Tribunaal opgericht door de pas benoemde minister van Justitie George Danton “om de vraag naar rechtvaardigheid onder het volk te bevredigen”.[8] Dat gold ook voor Robespierre, maar hij bedankte voor de post als president van het Tribunaal.[Oeuvres, Band 2 von Maximilien Robespierre, p. 9] Vanaf die tijd vond een groot aantal arrestaties plaats onder de Feuillants, de constitutionele monarchisten en de royalisten. Ook de priesters die niet bereid waren een eed af te leggen op vrijheid en gelijkheid, de “Constitution civile du clergé” uit 1791, een een wet waarin geestelijken gewone burgers waren geworden, werden bedreigd met deportatie.
Het Pruisische leger had op 20 augustus bij Rédange de grenzen overschreden: Longwy capituleerde op de 26e en Thionville werd omsingeld. Op 27 augustus verscheen er een brochure dat er een complot was ontdekt om alle goede burgers van de hoofdstad (patriotten) te vermoorden in de nacht van 2 op 3 september.[9][10][11] De auteur Charles Boussemart was afkomstig uit Arras, maar verder is er niet veel over hem bekend. Op 27 augusten werden de slachtoffers (Fédérés?) van 10 augustus onder groot vertoon begraven, “tout-Paris” liep uit. Op die dag werd al om wraak geroepen. Op 28 augustus gingen burgemeester Pétion, geassisteerd door Manuel kijken bij een oude steengroeve, die dienst zou kunnen doen als massagraf. Om tien uur ‘s avonds begonnen op bevel van Danton de huiszoekingen naar wapens. Die nacht werd een uitgaansverbod ingesteld dat 22 uur van kracht was. Volgens Danton zou iedereen die weigerde zijn wapen af te geven of deel te nemen aan de strijd met de dood bestraft moeten worden.[12] Op 30 augustus verbood de Wetgevende Vergadering de opstandige Parijse Commune, die niet op legale wijze tot stand was gekomen. De leden van de Commune zouden haar boekje te buiten zijn gegaan bij de huiszoekingen.[13] Volgens Madame de Staël waren het mannen van de laagste soort, kortom “gespuis” of “gangsters”, op zoek naar bruikbare wapens. Volgens Jonathan Israel bleef het uitgaansverbod drie dagen van kracht.2 Als dat zou is, dan hebben de Sansculotten zich zonder twijfel verraden gevoeld.[14]
De machtsverhoudingen raaken verstoord volgens Jonathan Israel; Robespierre was niet langer bereid samen te werken met de Girondijnen. Hij beschuldigde Brissot, Condorcet en Roland als “vijanden van het volk”.[The French Revolution: From Enlightenment to Tyranny door Ian Davidson][15] Ook Marat beschouwde Brissot en Roland als verraders. Roland dacht erover Parijs te verlaten en de regering te verplaatsen.[16] Danton was de enige Cordelier in de regering en mogelijk ook de enige die het conflict met Tallien en de commune had kunnen redden. Op 1 september riep Robespierre dat de macht moest worden teruggegeven aan het volk.[L. Blanc, p. 198] De Législative besloot dat de verkiezingen voor de Nationale Conventie op 2 september door moesten gaan. Ze zouden tot en met 19 september duren. Het aantal raadsleden van de Commune werd verdubbeld, zodat de oude raadsleden hun zetel terug konden krijgen.[ 1792-95. (Convention), p. 48]
2 september 1792
Op zondagochtend 2 september hielden Robespierre en Billaud-Varenne een toespraak voor de commissarissen van de secties, verzameld in het stadhuis. Toen Danton binnenkwam met het nieuws over de val van Longwy leidde het tot paniek. Al dagen ging het gerucht dat de hertog van Brunswijk zich had voorgenomen in Parijs te dineren en van plan was de koning op te volgen. De gevangenen zouden worden bevrijd, waarmee de revolutie zou kunnen worden ondermijnd. Robespierre beschuldigde zijn aartsvijand Brissot publiekelijk van een complot met Pruisen en herhaalde dat ‘s avonds in de Conventie.[17] Danton riep in de Wetgevende vergadering de patriotten op zich ‘s middags bewapend te verzamelen op de Champ de Mars en deel te nemen aan de verdediging van Parijs. Voor Danton zou op dat moment de buitenlandse vijand belangrijker zijn geweest, dan de binnenlandse vijand?
Samen met Billaud-Varenne wordt Danton als een van de aanstichters beschouwd. Veel invloed had Marat, want hij raadde “… de vrijwilligers aan de hoofdstad niet te verlaten zonder eerst de vijanden van het volk hun gerechte straf te hebben doen ondergaan.”[18] Hij verkondigde middels pamfletten dat er een “nieuwe aderlating” zou moeten plaatsvinden, groter dan die op 10 augustus.[1792-95. (Convention), p. 50-51][19][20] Bovendien worden de namen van René-Jacques Hébert, Étienne-Jean Panis, Antoine Louis Sergent-Marceau, Fabre d’Églantine, Pierre-Louis Manuel, François Henriot en Stanislas-Marie Maillard, kopstukken uit de Commune genoemd, die de contra-revolutionairen of verraders bestraft wilden zien en/of de wil van het volk verdedigden.3 Zij waren allen op een of andere wijze met de Club van de Cordeliers geaffilieerd. Deze club was slechts 200 meter van de drukkerij van Marat en het huis van Danton verwijderd, die in de Cour du Commerce woonden, en 400 meter van de Abbaye, hartje Quatier Latin. Ook burgemeester Jerome Pétion de Villeneuve schijnt op de hoogte zijn geweest. Hij stuurde op zondagmiddag nog een geestelijke naar de Abbaye.[History of the conspiracy of Maximilien Robespierre], p. 79-81]
Om twee uur ‘s middags begonnen de kanonnen te bulderen; 24 priesters die de vorige dag waren opgesloten werden van het stadhuis naar de gevangenis Abbay gebracht, niet ver de Église Saint-Germain-des-Prés. De vier of zes koetsen werden begeleid door fédérés uit Marseille en Avignon. Klokslag drie of vier sprong bij de Rue de Bucy een van hen op een wagen met gevangenen; niet lang daarna waren 19 man midden op straat geëxecuteerd.
Er had zich ondertussen een enorme massa verzameld, ook op de binnenplaats. Een van de omstanders schreeuwde dat ze er allemaal aan zouden gaan als het vijandelijke leger eenmaal de stad binnen was; genade was niet op zijn plaats. De deurwaarder Stanislas-Marie Maillard vond dat het volk niet geremd moest worden en riep op naar de Karmelieten te gaan. Volgens Mme de Staël waren de straten vol toen ze in haar koets van de Rue du Bac naar het Hôtel de Ville werd opgebracht. Tussen vijf en zes uur ‘s middags werden 116-170 priesters met bijlen, pieken, zwaarden en pistolen zijn afgeslacht in tuin van het voormalige Karmeliter klooster, dat tijdelijk dienst deed als “opvangcentrum”. De priesters waren daar opgesloten op grond van een decreet van 19 of 28 augustus (?) met de bedoeling dat ze naar Guyana gedeporteerd zouden worden. Hen zou door Manuel gezegd zijn zoveel mogelijk geld mee te nemen. Twintig of 20 of 30 man met een sterke tongval uit Marseille (patois) dwongen de priesters een voor een de eed op de vrijheid en gelijkheid af te leggen. Op weigering volgde de dood. De priesters verborgen zich in het koor en achter het altaar. Ze trachten te ontsnappen door in de bomen en over de muren te klimmen. Veertien man is het gelukt. Een onbekend aantal geestelijken die bescherming kregen was zelfs tijdig weggehaald of in vrijheid gesteld. Ook anderen zijn beschermd door Danton, Robespierre, Collot d’Herbois, Condorcet, Tallien, Manuel of de Wetgevende Vergadering.[34] Ook Madame de Staël wist te ontkomen aan het bloedbad. Ze schreef dat er al 31 augustus geruchten waren gevangenen te vermoorden.[47] Ze had op 1 september nog een vriend weten vrij te krijgen bij de in haar ogen ijdele Manuel.[35]
Tussen zeven en acht uur ‘s avonds was de groep terug in de gevangenis bij de Abbaye. De bloedige werkzaamheden werden hervat, nadat Pierre-Louis Manuel was verschenen met een lijst van gevangenen.[L. Blanc, p. 162-163] Vanaf dat moment zou iedereen zijn toegelaten in de gevangenis, maar niemand mocht naar buiten zonder ondervraagd te zijn? Een volksrechtbank van twaalf man onder leiding van Maillard deed haar werk. De voorzitter was kort van stof bij het ondervragen van de ca 26 lijfwachten van de koning, 32 Zwitserse gardisten, één valsemunter. Een gemiddelde duur van vijf minuten is niet onwaarschijnlijk. Hij vroeg de gevangene waarom hij gearresteerd was. Een leugen was fataal.[L. Blanc, p. 165] Dat betekende dat ze naar “La Force” werden gestuurd en dat ze achter de deur meteen werden geëxecuteerd. Om tien uur arriveerden zeven commissarissen uit Législative, nadat ze twee uur lang beraad hadden gepleegd.[L. Blanc, p. 168] Om elf uur hield de jury op. Op maandagochtend negen uur kwam Billaud-Varenne naar de gevangenis bij de abdij en verklaarde dat de moordenaars uitbetaald zouden krijgen van de Commune. De terechtstellingen zijn vanaf tien uur ‘s ochtends tot maandagavond doorgegaan. ‘s Middags om twee uur kwam Manuel nog eens langs en zette kruisjes op zijn lijst van gevangenen? Manuel moet een erg drukke man zijn geweest die dagen.[History of the conspiracy of Maximilien Robespierre], p. 79] Israel verzekert de lezer dat Manuel aan de goede kant stond.[J. Israel (2017) Revolutionaire ideeën, p. ?]
De commissarissen van politie Panis en Sergent gaven op 3 of 4 september om infecties te vermijden opdracht het bloed weg te spoelen van de trappen en de binnenplaats, stro uit te spreiden, de lijken te tellen en af te voeren op karren.[L. Blanc, p. 182] Dat gebeurde onder het genot van veel wijn en het zingen van de Marseillaise. Er was een contract afgesloten met de grafdelver van de nabijgelegen Saint-Sulpice, die ook ongebluste kalk moest aanschaffen of toepassen. Hij kreeg 24 livres uitbetaald. Er is zelfs gevonden dat een van de wijnhandelaren uit de nabijgelegen straten een rekening 850 livres indiende bij de Commune.
Op zondagavond laat werd de gevangenis “La Force” bezocht, niet ver van het stadhuis gelegen. Germain Truchon, Tallien of Jacques-René Hébert zouden daar de leiding hebben gehad over hooguit een dozijn mannen, niettemin met ruim 160 slachtoffers als gevolg. Op maandagmorgen werden de gevangenen van uit de vrouwenafdeling van “La Force”, naar de binnenplaats gedreven. Omstreeks het middaguur moest Maria Louise van Savoye-Carignano voor het tribunaal verschijnen. Ze hield drie brieven verborgen onder haar hoed. De prinses de Lamballe had haar leven kunnen redden door een eed van haat af te leggen tegen de koning, de koningin en de monarchie, maar hield haar mond.[22] De hofdame van Marie Antoinette van Oostenrijk werd in de Rue de Roi de Sicile (?) vermoord na het ondergaan van tientallen gruwelijkheden.[L. Blanc, p. 194] Haar hoofd is op een piek gezet en dwars door de stad naar de Tour du Temple gevoerd, de plek waar de koninklijke familie zat opgesloten.[23] (Zij was op 20 augustus van de Temple naar de vrouwengevangenis overgebracht. Manuel kwam iedere dag een kijkje nemen.)
De opgesloten hoge functionarissen werden beschuldigd van het leiden van een samenzwering op 10 augustus. Een veroordeling tot de Abbaye betekende de dood achter de deur. De jury bestond uit acht personen, diverse Marseillais hadden zich daar opgesteld en keken toe.
Aan het einde van de middag trok een kleine groep naar de Conciergerie aan de Seine, waar nog eens 73 of 378 slachtoffers vielen, waaronder Zwitserse gardisten, maar ook valsemunters en gewone veroordeelden. De executies duurden tot de volgende ochtend. Om elf uur ‘s avond was een groep aanbeland bij de Châtelet aan de overkant van de rivier, waar 216 of 223 gewone veroordeelden zijn vermoord. Panis, commissaris van de politie, had daar de leiding. De lijken werden langs de brug opgestapeld.
Vervolgens is in het huis van bewaring Sainte-Pélagie, het klooster Saint-Bernard en het seminarie Saint Firmin huisgehouden. In de Pélagie werd iedereen vrijgelaten, die gegijzeld was vanwege schulden. In Saint-Bernard vielen 72 slachtoffers, meestal gewone gedetineerden. Een zekere Henriot had volgens Mercier de leiding over de Sans-culotten en liet op 3 september 76 seminaristen vermoorden.[Le nouveau Paris. New picture of Paris, etc, Band 2 door Louis-Sébastien Mercier, p. 239]
Het Salpêtrière, gelegen buiten de stadsmuren, bestemd voor geestelijk gestoorde vrouwen, kinderen en prostituées, was op 3 en 4 september het doel. Op 6 september werd het gesticht Bicêtre bezocht, nog verder buiten de stad gelegen, bestemd voor zwervers, mannen en jongens, waar volgens geruchten 8.000 geweren lagen opgeslagen. Voor dat doel had men een aantal kanonnen meegenomen. Het resultaat was 172 doden op de binnenplaats.
Receptie
Een regiment van achthonderd Fédérés, afkomstig uit Marseille, was eind juli in Parijs aangekomen. Volgens Robespierre hadden de Fédérés geweren, sabels en pistolen en geld van hun ouders gekregen.[Oeuvres, Band 2 von Maximilien Robespierre, p. 118] [1792-95. (Convention), p. 37] Volgens de Franse historicus Louis Blanc hadden Marseillais die wapens gekregen van de hoofden van de politie Panis en Sergent-Marceau.[L. Blanc (1855) Histoire de la Révolution Française. Vol. VII, p. 20, 33] Het regiment uit Marseille speelde een belangrijke rol op 10 augustus. Zij stonden vooraan bij de bestorming van de Tuilerieën dat door ruim 25.000 man was omsingeld. De Zwitserse Garde opdracht gekregen alleen te schieten als ze werden aangevallen. Toen dat gebeurde schoten de Zwitserse Gardisten vanuit de ramen op iedereen die zich op de binnenplaats bevond, naar het zich laat aanzien het bataljon van 500 Marseillais en dat uit Brest. Dat leverde vanzelfsprekend wilde taferelen en na afloop grote verontwaardiging op. Leden van de Zwitserse Garde, die aan het einde van de dag niet waren afgemaakt (766 man), werden opgesloten in de Abbeye. Dat moeten zo’n ca 150 man zijn geweest. De Marseillais waren ondergebracht in het voormalige klooster van de Cordeliers volgens Robespierre.[Oeuvres, Band 2 von Maximilien Robespierre, p. 118] [L. Blanc (1855) Histoire de la Révolution Française. Vol. VII, p. 29] De Marseillais hadden daar onderdak toegewezen gekregen om niet te ver van de eventuele politieke gebeurtenissen verwijderd te zijn. (De gevangenis van de Abbaye lag slechts op 400 meter afstand.) Dat het om inmiddels om een groep van 300 man gaan, die uit zou kunnen zijn geweest om de dood van hun vrienden te wreken; op iedereen die betrokken was bij het ondersteunen van het Ancien Régiem, lijkt niet onwaarschijnlijk. Ook in 1795 was die mening wijd verspreid.[History of the conspiracy of Maximilien Robespierre], p. 81] Had de radicalisering te maken met 10 augustus?
Tallien stuurde september een circulaire naar de départementen met de aanbeveling tegen contra-revolutionairen “dezelfde middelen toe te passen, zo noodzakelijk voor het algemeen welzijn”.[32] Ook Billaud Varenne propageerde deze uitbreiding naar de rest van Frankrijk.[?] Het meest waarschijnlijk is dat het gebeurde op verzoek van de commune en dat 24 man het land in gezonden werden om de wraakacties op de priesters over te nemen. De Wetgevende vergadering keurde dit goed. Albert Mathiez ontdekte dat Roland als minister 40.000 livres ter beschikking stelde voor dat doel.[Dantons Fortune and Accounts.] Maar misschien schreef Roland op 3 september een circulaire aan de openbare aanklagers, om de rust in Frankrijk te herstellen?[29] Hij meende dat dat de gebeurtenissen verschrikkelijk waren, maar gerechtvaardigd.[L. Blanc, p. 186, 189] Brissot werd beschuldigd door Desmoulins, Fabre d’Églantine en Danton het leven van verraders gespaard te hebben.[L. Blanc, p. 186] Op 4 september werd het ministerie van Binnenlandse zaken omsingel door 200 man; zij eisten wapens. Jean-Paul Marat opperde op 4 september Roland van zijn post te ontheffen op te sluiten.[L. Blanc, p. 200] Danton gaf daartoe geen toestemming (hetgeen hem later, tijdens zijn proces, nog onder de neus zou worden gewreven).[30]
Getuigen meldden dat Panis, het hoofd van de politie in een van de 48 secties, iedere ochtend bij Duplay, c.q. Robespierre binnenging om bij nieuwe orders op te halen?[31] Van 4 tot 18 september liet Robespierre zich nauwelijks zien? Op 4 september zou in de club van de Jacobijnen de beslissing genomen zijn de monarchie af te schaffen. (Ook Robespierre woonde niet ver van zijn favourite club. Als je niet de beschikking over een paard of een koets had, moest je alles lopen. Ook de aristocraten of monarchisten hadden hun club van de Feuillants, niet ver van de Tuileriën.) Op 5 september werd Robespierre in zijn district gekozen als afgevaardigde naar de Conventie. Danton en Collot d’Herbois behaalden de volgende dag meer stemmen dan Robespierre.
De autoriteiten wisten dat er al minstens een week werd gespeeld met de gedachte de gevangenen te vermoorden. De Assemblée Legislative, burgemeester Pétion, de Commune, Robespierre, Danton, de bierbrouwer Antoine Joseph Santerre, hoofd van de Nationale Garde en Roland, de minister van Binnenlandse Zaken) hadden het bloedbad kunnen stoppen. Ze hebben hun ogen te hebben gesloten, zagen de lynchpartij als noodzakelijk. Op een voorstel het moorden te stoppen, reageerde Danton verontwaardigd. Danton vond volgens Madame Roland: “Zij moeten zichzelf maar redden.”[33] Zelfs het ministerie van Binnenlandse Zaken kan als betrokken worden beschouwd; het betaalde de “Septembriseurs” uit. (Misschien wel met kleinere coupures van assignaten, want muntgeld was schaars en duur.) De hoofden van de politie namen de veroordeelden hun geld af en zouden dat hebben overgedragen aan de Commune. Op 10 september sprak Danton een menigte toe op de Place Vendôme, niet als minister van justitie, maar met eigen woorden als “minister van het volk”. Olympe de Gouges en de krant van Jacques Pierre Brissot waren de enige die de Septembermoorden veroordeelden, maar ook de Girondijnse politici werden na hun val in juni 1793 beschuldigd niet genoeg ondernomen te hebben.
Op 29 oktober 1792 hield de Conventie een “nabeschouwing” over de gebeurtenissen sinds 10 augustus;Jean-Baptiste Louvet de Couvray nam de leiding en beschuldigde Robespierre.[36] Hij eistte een onderzoek naar het gedrag van Robespierre tijdens de Septembermoorden. Marat zou in staat van beschuldiging moeten worden gesteld. Robespierre was uit het veld geslagen en werd verdedigd door Danton. Robespierre kreeg acht dagen om zijn antwoord voor te bereiden. Op 5 november verklaarde hij dat Marat in januari maar één keer bij hem langs was geweest. Hij probeerde de schuld in de schoenen van Brissot te schuiven.[The French Revolution: From Enlightenment to Tyranny door Ian Davidson ] Brissot beschuldigde de Commune van de gruwelijkheden. Robespierre, Danton en Marat hielden vol dat de “nieuwe aderlating” een spontane volksbeweging was geweest.[37] Al weken schreef hij in zijn pamfletten dat het aantal contra-revolutionairen zou gedecimeerd moeten worden. Hun tegenstanders (de Girondijnen) spraken van een systematisch geplande samenzwering.[39] Marat, die in de Conventie meer vijanden dan vrienden had, stelde voor een andere locatie te zoeken voor de Conventie, zodat er 4.000 toeschouwers plaatsen konden nemen op de tribunes om hun voorkeur duidelijk te kunnen maken.[38] (In Versailles was plaats geweest voor 3.000 toeschouwers.)
Er is geprobeerd tenminste Danton van alle blaam te zuiveren.[41][42] Ook de Franse historicus Jules Michelet (1798-1874) poogde de moorden te minimaliseren, of te vergoelijken. Hij vermeldde evenwel dat bijna alle de slachtoffers kwaad berokkend hadden aan Frankrijk en sprak van een vreselijke rechtspleging.[43] Sommige historici gaan wel degelijk uit van een gecoordineerde actie. Ook Winock vermoedde een doel en een zekere mate van coördinatie.[44] Robert Lindet, een gematigd lid van de Comité van algemene veiligheid, schreef in 1801 dat er geen sprake was van een volksbeweging, en dat alles vooraf beraamd was.[45] Op zondagmiddag stuurde de cipier van de Abbaye zijn vrouw en kinderen weg en de gevangenen kregen hun maal twee uur eerder dan gewoonlijk. Natuurlijk eisten de gevangenen een verklaring voor het vroege maal.[46] Dat het om hun avondeten ging, is iets waarschijnlijker.
In 1871 zijn veel originele documenten bij een brand in het stadhuis van Parijs verloren gegaan. Sindsdien zijn de historici aangewezen op materiaal van voorgangers en op de memoires van bijv. diegenen die wisten te ontsnappen. Een belangrijke auteur met details over de Septembermoorden is de journalist Louis-Sébastien Mercier, die de «Nouveau Tableau de Paris»,(1798) en «Les Annales patriotiques et littéraires de la France, et affaires politiques de l’Europe» publiceerde. Uit de afgelopen decennia is «Septembre 1792: la mort organisée» (Paris: F.-X. De Guibert, 1994) van Paul en Pierrette Girault de Coursac blijkbaar een aanrader. Dergelijke details komen van een Franse blog met dertig afleveringen “Les massacres de septembre”, die redelijk goed van referenties is voorzien, maar die van hieruit nauwelijks zijn te checken. De publikaties op Gallica zitten in het deep web en kunnen niet gevonden worden via de traditionele zoekmachines. Als ik die stuk voor stuk moet opzoeken en per pagina moet doorbladeren, kan dat nog wel even duren.