De plantagelening van W.G. Deutz en de opvolging door de gebroeders Van Marselis

1. W.G. Deutz en de eerste grote plantagelening (1753–1757)

Willem Gideon Deutz (Amsterdam, 1697–1757) richtte in 1753 de eerste omvangrijke West-Indische plantagelening op, met een fonds van 3.756.000 gulden.{99. Van der Meulen, Beschrijving van eenige Westindische plantageleeningen, p. 5–7.] Het fonds verstrekte hypotheken op Surinaamse plantages, gebaseerd op de waarde van grond, slaven en inventaris. De rente bedroeg 6%, met uitgestelde aflossing tot 1763.

Deutz verplichtte planters niet om Europese goederen via hem te betrekken, maar zij moesten wel al hun producten via hem consigneren, waarvoor hij 2% commissie ontving.1 In 1754 en 1756 verstrekte Deutz aanvullende kredieten, terwijl het aantal wisselprotesten sterk toenam, mede door de economische verstoringen rond de Zevenjarige Oorlog.


2. De crisis na zijn overlijden (1757–1758)

Na Deutz’ overlijden op 27 juni 1757 bleek de negotiatie in ernstige problemen. Het boekonderzoek van 1758 toonde dat:

  • 89 planters samen 4.628.365 gulden schuld hadden;2

  • geen enkele planter rente of aflossing had betaald.3.

  • Deutz persoonlijk ruim 900.000 gulden had voorgeschoten om de obligatiekoers hoog te houden.4

De rentebetalingen aan beleggers waren dus schijnrendement, gefinancierd uit privévermogen. Tijdgenoten omschreven de staat van het fonds als “en état embrouillé”. De erfgenamen aanvaardden de boedel slechts onder voorwaarden.


3. De opvolging door Jan en Theodoor van Marselis (vanaf 1758)

Vanaf 1758 verschijnen de broers Jan van Marselis en Theodoor van Marselis in talrijke Amsterdamse notariële akten als beheerders van de negotiatie. Zij zetten de praktijk van Deutz voort en begonnen direct met sanering van het fonds.

Hun maatregelen omvatten:

  • het afkopen van een schuld van 900.000 gulden voor 400.000 gulden.5

  • het vermoedelijk uit eigen beurs bijpassen van achterstallige rente om koersval te vermijden;6

  • het heronderhandelen van hypotheken en het herstellen van de administratie.

Hun ingrijpen voorkwam dat de negotiatie zou instorten. De familie stond sterk in het Amsterdamse financiële netwerk: Jan van Marselis was sinds 1729 gehuwd met Johanna Clifford, wat hun positie verder versterkte.


4. Sanering en beheer tot ca. 1770

Tussen 1758 en 1770 brachten de gebroeders Van Marselis orde in het fonds. Zij verbeterden de administratie, herstructureerden de meest problematische hypotheken en hielden toezicht op consignatieopbrengsten uit Suriname.7

In dezelfde periode ontstonden in Amsterdam en Middelburg nieuwe negotiaties, vaak gebaseerd op opgewaardeerde plantagetaxaties, die extra kapitaal naar Suriname stuurden. Deze stonden los van de oude Deutz-constructie, maar vormden de bredere financiële context waarin de Marselis-broers opereerden.


5. Hoe negotiaties hun kapitaal verzamelden (correcte versie)

Plantage-negotiaties verzamelden kapitaal via aandelen van 1.000 gulden, die op naam werden uitgegeven en in het negotiatieboek geregistreerd.8 De aandelen waren overdraagbaar, maar geen toonderstukken.

Pas tegen het einde van de jaren 1760 verschenen in enkele nieuwe negotiaties aan-toonder-obligaties, maar deze bleven uitzonderlijk tot circa 1770.


Conclusie

De plantagelening van W.G. Deutz legde vanaf 1753 de basis voor de Surinaamse kredietmarkt. Na zijn overlijden bleek het fonds zwaar overbelast en afhankelijk van verborgen voorschotten. De gebroeders Jan en Theodoor van Marselis namen het beheer in 1758 over, stabiliseerden de negotiatie en brachten het fonds tegen 1770 weer op orde.

Zij vormden de schakel tussen de vroege, op-naam uitgegeven negotiaties van de jaren 1750 en de latere expansie van plantagefinanciering in het laatste kwart van de achttiende eeuw.


Literatuur en bronnen

  • Van der Meulen, W.W. Beschrijving van eenige Westindische plantageleeningen.

  • Van Dillen, J.G. Van rijkdom en regenten.

  • Punt, H.W. Het vennootschapsrecht van Holland in de achttiende eeuw (2010).

  • DTB Amsterdam (Doop-, Trouw- en Begraafregisters), Huwelijken 1729.

  • Notarieel Archief Amsterdam, akten 1758–1765.

  1. Van Dillen, Van rijkdom en regenten, p. 412–415.
  2. Van der Meulen, p. 9.
  3. Van der Meulen, p. 10
  4. Van der Meulen, p. 10–11.
  5. Van der Meulen, p. 12.
  6. Van Dillen, p. 417.
  7. Van der Meulen, p. 13–18.
  8. Punt, Het vennootschapsrecht van Holland, p. 201–205.

Loading