Carl Schimmelmann was een textiel- en zijdehandelaar uit Demmin (een voormalige Hanzestad in Zweeds-Pommeren), die zich eerst in Stettin en rond 1746 in Dresden vestigde met een handel in suiker, koffie en tabak. In 1755 pachtte hij de belastingontvangsten maar is in september of november 1756 aangesteld als graan- en meelleverancier aan het Pruisische leger, een lucratieve post. Frederik benoemde hem als Geheimrat. Nadat Engeland Pruisen een jaarlijkse subsidie had toegezegd (de Engelse-Pruisische Conventie, dd. 11 april 1758) gaf Frederik hem opdracht de de muntmeesters in Leipzig te benaderen. Op 19 april 1758 bood Schimmelmann Ephraim en Itzig aan zilver uit Holland te leveren.[C. Degn (1974) Die Schimmelmanns im atlantische Dreieckshandel. Gewinn und Gewissen, p. 9] Schimmelmann zag mogelijkheden Ephraim en Itzig concurrentie aan te doen.[M. Kunzel (1994) Das Münzwesen Mecklenburgs von 1492 bis 1872, p. 166] De handlangers van Schimmelmann – hij zelf hield zich op de achtergrond – waren betrokken bij het verspreiden van het Kriegsgeld in Saksen en Mecklenburg.
In juni verlieten de Pruisische troepen Mecklenburg. In juli 1758 pachtte Schimmelmann het munthuis in Schwerin en zou zelf voor de aanvoer van zilver zorgen; de aanvoer van voldoende goud bleek een probleem. De munten zouden buiten Mecklenburg (bij het Zweedse leger) worden afgezet. Vanaf september hield hij zich bezig met het slaan van Mecklenburgs geld dat 10% meer waard was dan het Pruisische Kriegsgeld. Hij liet diverse ondergeschikten achter om zijn zijn belangen te beheren. Acht plaatselijke joodse handelaren kregen toestemming zilver te leveren. Het munthuis barstte al spoedig uit zijn voegen. Schimmelmann had eind 1759 meer dan honderd man in dienst; in 1760 waren dat al 286 personen.
Vanaf oktober 1760 werd Mecklenburg opnieuw bezet door het Pruisische leger. Het land werd zwaren contributies opgelegd. Paarden, vee en nieuwe recruten werden afgevoerd. De inventaris van het munthuis is in veiligheid gebracht; aanvankelijk in Lübeck vervolgens in Rethwisch (Stormarn).[M. Kunzel (1994) Das Münzwesen Mecklenburgs von 1492 bis 1872, p. 169-172] Ook in Neustrelitz begon Schimmelmann met het slaan van slechte munten; het goede geld zou toch maar uitgevoerd worden. In januari 1761 sloot Lehmann voor Schimmelmann een overeenkomst: het munthuis in Neustrelitz zou worden opgestart en het Kriegsgeld zou elders worden afgezet.[M. Kunzel (1994) Das Münzwesen Mecklenburgs von 1492 bis 1872, p. 247-249] Van januari tot augustus 1761 kon niet gemunt worden in Schwerin. Alhoewel Schimmelmann mei 1761 nieuwe gereedschappen voor het munthuis in Neustrelitz leverde, kwam de productie slecht opgang. Veitel Ephraim bood aan zilver te kunnen leveren, maar daarop is niet ingegaan. De nieuw geslagen zilveren munten, inmiddels nog maar 6% beter als de Pruisische, waren bestemd als betaling aan het Zweedse leger, maar ook voor het Franse leger aan de Rijn.[M. Kunzel (1994) Das Münzwesen Mecklenburgs von 1492 bis 1872, p. 162-163; p. 166] De Franse soldaten weigerden evenwel in Mecklenburgse munten uitbetaald te worden. Parijs gelastte dat de Franse subsidie aan Zweden niet in Mecklenburgse munten kon plaats vinden. De afzet van het Mecklenburgse geld werd een probleem.
1761 ist das schlimmste Kriegsjahr für Mecklenburg im Siebenjährigen Krieg. Fast 4.400 Soldaten werden gewaltsam für die preußische Armee geworben. Viele junge Männer verstecken sich in den Wäldern und Sümpfen oder versuchen, ins Ausland zu fliehen. Zahlreiche Mühlen stehen still, da vor allem Müller und Bäcker zur Versorgung preußischer Truppen verschleppt werden.[http://www.milhahnspurensuche.de/meck5.html]
In de zomer 1761 wist Gotzkowsky, vrijwel zeker bij Schimmelmann, maar hij noemt zijn naam niet, 400.000 Thaler los te krijgen, die zouden worden betaald in Plöner of in Zerbster munten.[Gotzkowsky, p. 111] De productie in Retwisch van laagwaardige (Plöner en Zerbster) munten werd verhoogd. In oktober 1761 kwamen vanuit Rethwisch inferieure munten van laagwaardig allooi in omloop.1 [Gotzkowsky, p. 113,114] Ephraim en Itzig protesteerden tegen de invoer van dat geld.[Schepkowski, p. 267] Op 18 november 1761 werd dat Plöner en Zerbster geld in Pruisen verboden, evenals de uitvoer van zilver.[Novum Corpus Constitutionum Prussico-Brandenburgensium Praecipue …, Band 3] De Deense koning Frederik V verbood Schimmelmann door te gaan met slaan van Zerbster munten omdat die daarvoor ook goede Holsteinse munten liet omsmelten. Schimmelmann had zich al in juni 1761 teruggetrokken uit het munthuis van Neustrelitz en richtte zich op Denemarken. In juli sloeg de pachter van dat munthuis op de vlucht; zijn opvolger tekende een verdrag met Ephraim om Leipziger munten te slaan. In januari 1762 kreeg het munthuis van Eutin een geheime opdracht. In augustus 1762 werd het munthuis van Schwerin stilgelegd; het munthuis van Neustrelitz werkte vanaf die tijd voor Ephraim en Itzig.
Liet Ephraim dat slechte geld door De Neufville omsmelten in Heemstede? Meer voor de hand ligt dat Ephraim & Co dat lieten doen in Weesp bij de graaf van Gronsveld en dat De Neufville samenwerkte met Gotzkowsky, die partijen laagwaardige munten opkochten?)
In oktober 1761 kwamen vanuit Rethwisch inferieure munten van laagwaardig allooi in omloop.1 [Gotzkowsky, p. 113,114] Ephraim en Itzig protesteerden tegen de invoer van dat geld.[Schepkowski, p. 267] Toen Leipzig die munten ook niet accepteerde, moest Gotzkowsky alles terugzenden. Het is waarschijnlijk dat die munten in beslag zijn genomen en omgesmolten in Holland, nadat Schimmelmann’s smelterij in Retwisch werd stilgelegd door toedoen van Ephraim en Itzig.[Schrötter, p. 93-96] In Maagdeburg – de lokatie van de legermagazijnen – dat als het “financiële centrum” fungeerde, blijken ook inferieure buitenlandse (Zerbster?) munten te zijn omgesmolten.[S. Stern, p. 344] (N.B. Archiefmateriaal voor 1787 is ooit vernietigd.)
In juli 1761 trad Schimmelmann als adviseur in dienst van de Deense koning omdat de Kopenhagen-bank zich in financiële moeilijkheden bevond. Samen met Philip Stenglin, zijn compagnon, hield hij de bank overeind; het krediet werd uitgebreid.[The Evolution of Nordic Finance von Steffen Elkiær Andersen] Daarnaast verzorgde hij het hele Deense leger dat zich in Sleeswijk bevond en in juni Hamburg had omsingeld. Schimmelmann wilde geld lenen in Hamburg, waar hij een filiaal van de Deense bank had geopend. (Hamburg weigerde evenwel een gedwongen lening van 1,4 miljoen Thaler te verstrekken.[Historisches Portefeuille: zur Kenntnis der …, Band 1, S. 477] [F.A.J. Szabo (2008) The Seven Years War in Europe, p. 385]) De Deense bevolking werd een zware belasting opgelegd te betalen in … zilver. In oktober 1761 ging het munthuis in Retwisch over in Deense handen. Op 7 of 18 november 1761 verbood Frederik het gebruik van Zerbster Kriegsgeld dat Schimmelmann had laten slaan in Rethwisch.4 In mei 1762 sloot Pruisen een vrede met Zweden. Voor de munten uit Eutin, niet ver van Plön, bestond nog maar weinig belangstelling. Ondertussen liet Schimmelmann Kriegsgeld omsmelten op de binnenplaats van het kasteel in Wandsbek,[K. Schneider (1985) Untersuchungen zur Edelmetallverhüttung und Probierkunst in Hamburg, p. 17-18 In: Zeitschrift des Vereins für Hamburgische Geschichte (ZVHG) 71] dat hij van de Deense koning Frederik V kocht. Het smelten van Kriegsgeld met behulp van lood om het koper van het zilver te scheiden was onmogelijk zonder vaklieden in te huren. Daarvoor liet hij de geleerde arcanist J.H.G. Justi aanstellen, die het gebruik van steenkool introduceerde. (Steenkool, dat hout en houtskool verving, werd al gebruikt door bakkers, brouwers en in de ijzer- en glasindustrie. Het gebruik van steenkool was essentieel voor de “take-off” van de Engelse industrie.[Neil Cossens (1975) The BP Book of industrial archaeology, p. 51, 124-125.)
Het verhaal overziend is opmerkelijk dat Schimmelmann overliep van Pruisen naar Denemarken en de patriotische koopman Gotzkowsky bij de concurrent Schimmelmann Kriegsgeld bestelde om de Saksische brandschatting aan Pruisen te betalen dat tijdens het knelpunt in de aanlevering van zilver, de Pruisische muntmeester Ephraim aan de buurstaat Mecklenburg zilver wilde gaan leveren.
- Fortgesetzter Codex Augusteus oder neuvermehrtes corpus juris Saxonici … ↩
- K. Schneider, Zum Geldhandel in Hamburg während des siebenjährigen Krieges, p. 66-69 ↩
- Fortgesetzter Codex Augusteus oder neuvermehrtes corpus juris Saxonici … ↩
- Friedrich der Grosse: Eine lebensgeschichte, Band 2 von Johann David Erdmann Preuss, p. 391 ↩