Coymans is een uitgestorven Vlaams/Nederlands geslacht, opererend vanuit Antwerpen, Middelburg, Hamburg, Amsterdam, Haarlem. De firma Coymans handelde op Spanje (Cadiz) en Curaçao leverde zilver, linnen, wol, tabak, cacao en cochinelle, een rode verfstof. De firma bankierde decennia lang, verzekerde schepen en verstrekten leningen aan Spanje.
In 1685 verkreeg Balthasar Coymans het Asiento de Negros waarna de koersen van de WIC stegen.[De geoctrooieerde compagnie (2005) door Henk den Heijer, p. 104 ] Tesamen met zijn broer financierde hij diverse slaventransporten naar Curaçao; toen al “een handel die zelden met veel geluk gezegend was.”[Pertinent en waarachtig verhaal van alle de handelingen en directie van Pedro van Belle omtrent den slavenhandel, ofwel het Assiento de Negros … Item 179] In 1688 nam Spanje het recht terug, maar deze periode bleek het hoogtepunt in de slavenhandel naar Curaçao.
De stamvader
Balthasar Coymans (1555-1634) was een zoon van Jeronimus Coymans (de oude) (1503-1580) uit Antwerpen en Constantia Spinelli (ca 1516-1581) uit Pavia, die uit een Florentijnse bankiersfamie stamde. Het echtpaar verhuisde rond 1580 nog naar Haarlem.[Kwartierstaat van Ing. Hugo, Gustaaf en Mr. Willem de Clercq door A. de Jong (2014)] Hun zoon Balthasar trouwde in 1588 met Elisabeth de Pickere, waarschijnlijk in Hamburg. De familie woonde vanaf ca 1592 op de Fluwelenburgwal, naast het Athenaeum Illustre. Hij was de grondlegger van de firma Coymans, alhoewel zijn broers Thomas en Caspar ouder waren. In november 1598 waren Balthasar en Pieter Coymans verzekeraars van de vijf schepen onder Jacques Mahu om via de Straat Magellaan via Chili en Peru naar Indië te varen.[F.C. Wieder (1923) De reis van Mahu en de Cordes door de Straat van Magalhães naar Zuid-Amerika en Japan 1598-1600, p. 48] Op 4 december 1602 lieten Isaac le Maire, zijn broer Salomon, Balthasar Coymans e.a. een acte bij de notaris opmaken omdat de schepen na drie jaar nog niet terug waren en de verzekeraar zou moeten uitbetalen.[NA 93-90] In 1623 en 1627 was hij betrokken bij het versturen van brieven van prins Maurits en zijn halfbroer Frederik Hendrik naar het vorstendom Orange.[Schwartz, G. (1984) Rembrandt: zijn leven, zijn schilderijen, p. 138] De gouverneur, de hertog van Osmael, voelde zich oppermachtig, katholiek geworden en van plan het vorstendom aan kardinaal Richelieu, c.q. de Franse koning te verkopen.1
Balthasar had tien kinderen, een hofstede in de Purmer en vanaf 1627 een buitenplaats bij Wijk aan Zee, genaamd Westerhout.[Poldersporen, “Nooit_volmaakt”]. Hij was in 1631, met een vermogen van 400.000 gulden, de op twee na rijkste inwoner van Amsterdam.[J.I. Israel (2001) De Republiek 1477-1806, p. 383] Zijn dochter Elisabeth trouwde in 1614 met Jean Deutz; Maria in 1624 met Joan Huydecoper van Maarsseveen, en Constancia in 1627 met Pieter Belten (II). Twee waren betrokken bij de verkoop van het pand in de Jodenbreestraat aan Rembrandt van Rijn, resp. 1639, 1650, 1653 en 1660.
- Balthasar Coymans de jonge (Hamburg, 1589-Velsen, 1657) kocht in 1624 2,5 erf op de Keizersgracht. Hij bewoonde samen met zijn broer Johannes het Coymanshuis, ontworpen door de toen net uit Italië teruggekeerdeJacob van Campen, dat zij rond 1626 betrokken. Hij erfde Westerhout rond 1634. Hij trouwde, 51 jaar oud, in 1641 met Maria Trip. De zeven erfgenamen verdeelden zijn bezit in 1674 bij blinde loting. De weduwe verhuisde naar de Herengracht. Zij hadden meerdere dochters, maar om niet het overzicht te verliezen, heb ik in dit artikel vooral aandacht geschonken aan het mannelijke nageslacht.
- Jeronimus (1648-)
- Elias (1650-)
- Balthasar (1653-)
- Josephus Coymans (1591-ca 1653) trouwde in 1616 met Dorothea Berck in Dordrecht. Hij was eigenaar van meerdere blekerijen in de omgeving van Haarlem. In 1630 kocht hij grond bij Lisse. Hij was heer van Streefkerk en Nieuw-Lekkerland sinds 1648?
Dorothea was al weduwe toen ze in 1653 de heerlijkheid Alblasserwaard kocht,[Inventaris van het archief der heerlijkheid Alblasserdam] c.q. overnam van haar vader. Zij kocht in 1655 het Coymanshofje in Haarlem en in 1677 “Watervliet” onder Velsen.
- Balthasar Coymans (Amsterdam 1618-1690) legde als 7-jarige de eerste steen van het Coymanshuis.[Amsterdamse grachtenhuizen; Keizersgracht 177] Hij trouwde in 1642 in Rotterdam met Anna Prins, de dochter van een bierbrouwer. In 1644 stierf zijn vrouw; hij werd hij eigenaar van de hofstede Kruidberg bij Santpoort. Hij was aktief bij de drooglegging van de Wilde Veenen bij Moerkapelle. In 1651 is hij als vaandrig van de St. Jorisdoelen te Haarlem benoemd. Hij hertrouwde de Haarlemse Maria van Herrewijn. ‘Op 25 juni 1652 kregen Balthasar Coymans en zijn vrouw de helft van buitenplaats het Klooster als bruidsschat van haar ouders. Op 28 april 1653 kocht Balthasar Coymans de andere helft van het klooster.[Eigenaren buitenplaats ’t Klooster (Heemstede)]. Het echtpaar kreeg tien kinderen. In 1655 kreeg hij een rechterlijke functie in Kennemerland.[Resolutien van Holland, p. 69] In mei 1663 reisde Balthasar Coymans, heer van Streefkerk, in gezelschap van zijn neef Arnoldus Druyvesteyn van Brussel naar Parijs. Ze bezochten de ambassadeur Willem Boreel, de schilder Jacob van Loo, die vanwege een poging tot doodslag naar Parijs was gevlucht, en Hôtel de Guise. In 1669 werd hij kapitein in de schutterij. Hij kreeg hij bezoek van Cosimo III de’ Medici, bezig aan zijn tweede grand tour door de Republiek. Balthasar speelde vervolgens met zijn broer Josephus een rol in de slavenhandel. Zij waren betrokken bij een subcontract van het Asiento de Negros, dat in handen was van de Genuees Don Domenico Grillo en in werking trad in november 1669. Begin september 1672 is de Haarlemse vroedschap afgezet door de schutterij, die de prins als stadhouder benoemd wilde zien. De bijna volledige vroedschap is op 14 september door de prins hersteld, waaronder Balthasar Coymans als enige nieuwe lid.[Jan Wagenaar (1794) Vaderlandsche Historie, p. 80, 200-202][Beschryving der stad Haarlem,: behelzende zyn opkomst, aanwas door Theodorus Schrevelius] Hij verkocht in 1677 zowel het Klooster als de hofstede de Kruidberg aan Sophia Trip. [Archeologisch onderzoek ter plaatse van het voormalig Bisschoppelijk Seminarie Hageveld te Heemstede (2007)] In 1678 woonde hij op Goudestein in Maarssen, eigendom van Joan Huydecoper, een aangetrouwde neef. In 1681 kreeg hij 84 schilderijen van zijn moeder, waaronder de twee portretten van zijn ouders door Frans Hals.[Biesboer, R (2001) Collections of paintings in Haarlem, 1572-1745, p. 79-80] In 1681 waren er nog steeds problemen rond hem in de vroedschap. In 1688 is hij opnieuw benoemd.[Request van agtien leden der Vroedschap van Haarlem, p. 75-76] In 1685 verhandelde hij linnen in Danzig.
- Johan Coymans, Balthasarsz. (1669?-2-9-1748) in 1718 lid van de Curaçaose raad; trouwde in 1719 met Catharina Koster. Rond 1731 werd hem toegestaan op eigen kosten een factorij bij Accra te beginnen.[The Dutch in the Atlantic Slave Trade, 1600-1815 By Johannes Postma, p. 67][Danish Sources for the History of Ghana, 1657-1754, Volume 30, Part 1 edited by Ole Justesen, p. 710-716] Het is niet geheel duidelijk of hij in 1731 als constabelmaat, in 1734 oppercommies en raad en commandant van het fort Crevecoeur te Accra, stierf.[Afrekening over de verkoop van de nagelaten goederen van Balthasar Coymans, oppercommissies en raad, overleden in 1748 aan de kust van Afrika, 1749] In 1783 woonde zijn zoon Balthasar Coymans weer op Curaçao.
- Joseph Coymans (Haarlem 1621-1677) heer van Nieuwaal en Bruchem trouwde in 1644 in Haarlem met de jongste dochter van Elias Trip, Jacomina Trip; geen kinderen. Zij hadden een fraai ingericht huis in de Zijlstraat en woonden ‘s zomers op “Watervliet“. Hij werkte samen met zijn broer bij het subcontract in november 1669.[Klooster, W. (1997): Slavenvaart op Spaanse kusten. De Nederlandse slavenhandel met Spaans Amerika, 1648-1701 in Tijdschrift voor de Zeegeschiedenis p. 127.] Hij handelde in textiel uit Frankrijk. In het Rampjaar ging hij failliet.[Biesboer, R (2001) Collections of paintings in Haarlem, 1572-1745, p. 74] In juli 1672 verzocht hij als kapitein van de schutterij de vroedschap afstand te doen van hun ambt om onlusten te voorkomen.[Jan Wagenaar (1794) Vaderlandsche Historie, p. 80]
- Balthasar Coymans (Amsterdam 1618-1690) legde als 7-jarige de eerste steen van het Coymanshuis.[Amsterdamse grachtenhuizen; Keizersgracht 177] Hij trouwde in 1642 in Rotterdam met Anna Prins, de dochter van een bierbrouwer. In 1644 stierf zijn vrouw; hij werd hij eigenaar van de hofstede Kruidberg bij Santpoort. Hij was aktief bij de drooglegging van de Wilde Veenen bij Moerkapelle. In 1651 is hij als vaandrig van de St. Jorisdoelen te Haarlem benoemd. Hij hertrouwde de Haarlemse Maria van Herrewijn. ‘Op 25 juni 1652 kregen Balthasar Coymans en zijn vrouw de helft van buitenplaats het Klooster als bruidsschat van haar ouders. Op 28 april 1653 kocht Balthasar Coymans de andere helft van het klooster.[Eigenaren buitenplaats ’t Klooster (Heemstede)]. Het echtpaar kreeg tien kinderen. In 1655 kreeg hij een rechterlijke functie in Kennemerland.[Resolutien van Holland, p. 69] In mei 1663 reisde Balthasar Coymans, heer van Streefkerk, in gezelschap van zijn neef Arnoldus Druyvesteyn van Brussel naar Parijs. Ze bezochten de ambassadeur Willem Boreel, de schilder Jacob van Loo, die vanwege een poging tot doodslag naar Parijs was gevlucht, en Hôtel de Guise. In 1669 werd hij kapitein in de schutterij. Hij kreeg hij bezoek van Cosimo III de’ Medici, bezig aan zijn tweede grand tour door de Republiek. Balthasar speelde vervolgens met zijn broer Josephus een rol in de slavenhandel. Zij waren betrokken bij een subcontract van het Asiento de Negros, dat in handen was van de Genuees Don Domenico Grillo en in werking trad in november 1669. Begin september 1672 is de Haarlemse vroedschap afgezet door de schutterij, die de prins als stadhouder benoemd wilde zien. De bijna volledige vroedschap is op 14 september door de prins hersteld, waaronder Balthasar Coymans als enige nieuwe lid.[Jan Wagenaar (1794) Vaderlandsche Historie, p. 80, 200-202][Beschryving der stad Haarlem,: behelzende zyn opkomst, aanwas door Theodorus Schrevelius] Hij verkocht in 1677 zowel het Klooster als de hofstede de Kruidberg aan Sophia Trip. [Archeologisch onderzoek ter plaatse van het voormalig Bisschoppelijk Seminarie Hageveld te Heemstede (2007)] In 1678 woonde hij op Goudestein in Maarssen, eigendom van Joan Huydecoper, een aangetrouwde neef. In 1681 kreeg hij 84 schilderijen van zijn moeder, waaronder de twee portretten van zijn ouders door Frans Hals.[Biesboer, R (2001) Collections of paintings in Haarlem, 1572-1745, p. 79-80] In 1681 waren er nog steeds problemen rond hem in de vroedschap. In 1688 is hij opnieuw benoemd.[Request van agtien leden der Vroedschap van Haarlem, p. 75-76] In 1685 verhandelde hij linnen in Danzig.
- Jeronimus Coymans (1598-Beverwijk 1658) woonde op N.Z. Voorburgwal toen hij in 1623 trouwde met Maria Raye uit of bij de Barndesteeg. Hij handelde in Indische specerijen. In 1635 kocht hij de hofstede ‘Sandvliet’ te Lisse met de omliggende landerijen. Hij woonde toen op Meerestein in Beverwijk. In 1643 trouwde zijn dochter Catharina met Constantijn Sohier de Vermandois.[Kunst, natuur en techniek op en rond kasteel Keukenhof door Gerard Jaspers, Jan Beenakker, Henk Duijzer e.a.] Zij waren allebei enigst kind en lieten rond 1660 Oud-Poelgeest herbouwen.
- Johannes Coymans (1601-1657) woonde op de Keizersgracht toen hij in 1634 trouwde met Sophia Trip van de OZ Voorburgwal. Hij financierde en verzekerde de scheepstransporten, net als zijn schoonvader Elias Trip. In augustus 1648 ontving de firma Coymans uit een uit Cadiz aangekomen schip 125 “baretonen” zilver wegende 3150 marken.[Van Dillen (1970) Van Rijkdom en Regenten, p. 107] In de jaren vijftig investeerden beide firma in de turfexploitatie van het Oost-Groningse Wildervanck.
Na het overlijden van de twee broers zette Sophia de firma voort en handelde in o.a. tabak, geassisteerd door haar schoonzoon Carel Voet als kassier. Voet stamde uit een grote (katholieke) schildersfamilie uit Antwerpen en zijn broer Jacob Ferdinand was een goed portrettist, die fortuin zou maken in Rome en Parijs. In 1659 ontstond ruzie tussen Sophia Trip en de Haarlemse tak van de familie Coymans, nadat men twee frauderende medewerkers had ontdekt. De kassier mocht blijven, de andere medewerker werd overgeplaatst naar Spanje.[7] Niet lang daarna was er ruzie binnen de familie over haar dochter Aletta Coymans, die ten huwelijk was gevraagd door de opvolger van de kassier, daarbij gesteund door Sophia Trip. Twee dochters dreigden het huis te verlaten als het huwelijk met een tien jaar jongere, onvermogende en afkomstig uit een katholieke familie toch doorgang zou vinden. Johan Huydecoper vergeleek Voet ( ‘kostelijckeijt in klederen en in beffen’) met het paard van Troje en weigerde nog langer op zondag bij zijn schoonmoeder te eten. Hij en de broers Trip besloten gerechtelijke stappen te ondernemen in een poging om het huwelijk te verhinderen. Het huwelijk met Carel Voet werd uiteindelijk beklonken, maar niet in gemeenschap van goederen, daar hadden familieleden een stokje voor gestoken.[.[Kooijmans, L. (1997) Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw, p. 126-130.] Huydecoper, zijn zwager Voet en hun schoonmoeder vormden in januari 1662 een driemanschap; Huydecoper was verantwoordelijk voor 15/25, Voet voor 7/25 en Sophia Trip voor 3/25 deel? 2 Carel Voet en Sophia Trip konden vier jaar lang niets doen tot een balans was opgemaakt: het handelskapitaal kwam onder het beheer van de door de familie aangewezen voogden (van de nog minderjarige kinderen van de weduwe Trip).[Genealogie Voet te Antwerpen en in de Noordelijke Nederlanden door Pieter Donche, p. 41-42] In 1665 namen zij scheepsvolk aan in dienst voor de Franse O.I.C. Voet verkocht een oorlogsschip aan Lodewijk XIV, de koning van Frankrijk.
- In 1666 verrekende de firma met de Amsterdamse Wisselbank meer dan zeven miljoen gulden.[De trippen in de 17e eeuw: een studie over het ondernemersgedrag op de Hollandse stapelmarkt: P. W. Klein, p. 31] In 1673 stonden zij borg voor Francesco Ferroni, een slavenhandelaar uit Livorno. Het jaar daarop werden via Hispaniola slaven afgeleverd op Curaçao. In 1675 deed Joseph zaken met Don Anthoni Garcia, houder van het Asiento. Vijf jaar lang ieder jaar 4000 slaven leveren op Curacao.3 Het contract lijkt te zijn geannuleerd in het jaar daarop.) In 1676 beloofde Sophia Trip Joan Huydecoper steeds fl. 200 uit te keren als bijdrage in zijn aanslag in de 20e penning, uit dank voor de door hem verzorgde vermindering van haar aanslag met fl. 40.000. In 1678 is door bemiddeling van de Wisselbank ten behoeve van de firma ƒ 3.194.800 verrekenend . In mei 1679 financierden zij slaventransporten naar Caracas, Carthagena en Curaçao van 9.800 “negros” binnen een periode van twee jaar. Ze zijn uitgevoerd door kapitein Juan Barroso del Pozo met zijn Italiaanse schoonzoon, die niet zo kapitaalkrachtige Nicolas Porcio.[Pertinent en waarachtig verhaal van alle de handelingen en directie van Pedro van Belle omtrent den slavenhandel, ofwel het Assiento de Negros … ] Sophia Trip stierf op 26 augustus 1679, 65 jaar oud. Haar kinderen Joan, Balthasar, Adriana en de weduwe Aletta Voet bleven betrokken bij de organisatie en financiering van het Asiento.[5]4 In oktober 1679 arriveerde een Hollandse vloot in Cadiz met 5 miljoen Ecu contant.[Van Dillen, p. 355]
- Joan of Jan Coymans (1645-1703), schepen in Amsterdam, trouwde in 1674 met het buurmeisje Erckenraad Bernard. Hij werd hoofd van de firma Coymans na het overlijden van z’n moeder. In mei 1679 sloten hij en Carel Voet een contract met kapitien Juan Barroso del Pozo over de levering van slaven, die vanuit Cadiz naar Curaçao moesten worden vervoerd. Omdat Spanje officieel geen handel wilde drijven met een niet-katholiek land werden zoutwaternegers steeds vaker verkocht via Curaçao. Carel Voet stierf op 22 september 1679. Joan bleef betrokken bij de administratie en financiering van het Asiento, in 1685 afgesloten door zijn broer Balthasar. Hun rekening-courant bij de Wisselbank bedroeg in:
- 1683 = ƒ 292.2691684 = ƒ 318.6511685 = ƒ 228.4141686 = ƒ 374.9351687 = ƒ 360.1681688 = ƒ 328.337Ter vergelijking: In 1689 heeft de VOC een rekening-courant over 600.257 gulden.
- Balthasar Coymans (1652-1686) vertegenwoordigde de familie in het Spaanse Cadiz sinds 1673; hij was getrouwd met Isabela Valques of was zij zijn huishoudster? Het paar zou drie kinderen hebben gehad. Hij was ingetrokken bij en werkte samen met Pedro van Belle, [Pertinent en waarachtig verhaal van alle de handelingen en directie van Pedro van Belle omtrent den slavenhandel, ofwel het Assiento de Negros … Item 79, 141 en 149 ] maar die gaf aan uit de slavenhandel te willen stappen; vervolgens met Juan Barroso del Pozo (-1683) en Nicolas Porcio. Balthasar adviseerde de firma in Amsterdam om over het contract in overleg te treden met de WIC. In 1682 is Balthasar door de Spaanse koning als administrateur van Porcio benoemd, maar dwong af hem op te kunnen volgen bij overlijden. Op 23 februari 1685 sloot Balthasar Coymans met de Spaanse Kroon een contract (Asiento de Negros) om tot september 1689 jaarlijks 3.000 slaven voor de Spaanse kolonies te leveren. Op 27 februari 1685 betaalde hij daarvoor 200.000 Spaanse escudos; een bedrag dat moet worden gezien als een kortlopende lening dat terug zou worden betaald met interest.[Spaanse staatsbankroeten Financiële beleid van de Habsburgers in de zestiende en zeventiende eeuw door: Willem Peeters] Hij zegde toe 12.000 slaven te willen leveren in samenwerking met Henrico Staats en Manuel de Belmonte. Op 25 maart verplichtte Coymans zich tot het zenden van tien katholieke geestelijken naar het eiland om de slaven te bekeren voordat zij aan de Spanjaarden werden geleverd.[Charles II, King of Spain, 1665-1700 Royal Order, signed ‘El Rey’, commanding Don Balthasar Coymans, Don Juan Barrosa & Don Nicolas Porzio to assemble 10 Capuchin monks (Franciscan friars) from either Cadiz or Amsterdam for the purpose of sailing to the coast of Africa to buy slaves, to convert them to Christianity and sell them in the West Indies][ Israel, J.I. (1990) Dutch primacy in world trade, 1585-1740 Oxford University Press, p.321] Op 10 april 1685 was Balthasar in Amsterdam en is een contract gesloten met de WIC (Paulus Godin was voorzitter) en Pedro van Belle en Balthasar Beck op Curaçao. Op 17 april 1685 kreeg Balthasar Coymans in Antwerpen toestemming slaven aan de gouverneur van Buenos Aires te leveren. Spanje bemoeilijkte het aandoen Argentinië omdat het wilde verhinderen dat er dan ook zilver zou worden gesmokkeld. In juli 1686 werd het contract met Coymans stopgezet en pas in maart 1687 door de Spaanse kroon geannuleerd. In feite is het contract nauwelijks twee jaar uitgevoerd, en in plaats van de 9.000 contractuele slaven, werden er in die periode slechts 4.896 slaven geleverd.[Klooster, W. (1998) Illicit riches Leiden: KITLV Press, p. 113] De zaak werd doorverwezen naar de Junta de Asiento de negros, een instelling die door de Republiek niet werd erkend. Balthasar, bewindhebber generaal en als directeur generaal van de handel in slaven op Nieuw-Spanje, stierf op 8 november 1686 in Cadiz en is zes weken later begraven in de Westerkerk. In zijn huis hingen volgens de boedelinventaris veel zeegezichten, de eetkamer was versierd met landkaarten. Hij bezat 130 boeken in meerdere talen, twee paarden, een paar slaven en veel kleren.[I.A. Wright, “The Coymans Asiento (1685-1689)” in: Bijdragen voor de vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, 6e serie nr. 1 (1924), p. 50.] Er was een kleine kapel ingericht en hij had een priester in dienst, genaamd Don Francisco de Ribas, in 1690 betrokken bij een volgend Asiento. Op de boedel van Balthasar Coymans werd beslag gelegd. Zijn crediteuren hadden nog tot 1697 ruzie met de erfgenamen over de betaling van aangegane verplichtingen. De erfgenamen eisten de lening van 200.000 escudos terug wegens contractbreuk?
- Elias Coymans (1653-1731) woonde in de Vijzelstraat toen hij trouwde in 1683 met de ziekelijke Isabella Catharina van der Meulen uit Utrecht; hij was commissaris van de Bank van Lening, ossenweider en hoogheemraad van de Beemster. Elias, een vogelliefhebber, had een grote hekel aan zijn zus Aletta en zijn broer Joseph. De afkeer was wederzijds.[Kooijmans, L. (1997) Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw, p. ?]
- Constantia Aletta Coymans (1685-1744). Zij trouwde met haar neef Balthasar Scott (1672-1741), actief na de drooglegging in de Watergraafsmeer. Na haar dood was er 1,6 miljoen gulden te verdelen.[Dagboek van Jacob Bicker Raye]
- Joseph Coymans (1656-1720) woonde op de Keizersgracht toen hij trouwde in 1685 met Clara Valckenier. In 1682 was hij betrokken bij het Asiento. Zij financierden tevens de Brandenburgische-Afrika Kompagnie.5
- In 1688 ontving hij Pedro van Belle, samen met zijn broer Joan. Hij was bewindhebber van de WIC en dijkgraaf van de Beemster; woonde zomers op zijn hofstede “Vrederust” aan de Volgerweg.[Waterlands Archief: EIGENAARS VAN LANDERIJEN IN DE BEEMSTER 1612 – BEGIN 20E EEUW door Th.A. Dinkla]; werd begraven in de Zuiderkerk.
- Jan Coymans (1688-Zoeterwoude 1734), heer van Bruchem en Cillaarshoek. In 1722 werd hij benoemd tot schepen in Amsterdam. Hij trouwde in 1723 met Susanne Catharina Bouwens, en raakte zodoende gelieerd aan de firma Andries Pels. Hij woonde aan de Herengracht bij de Vijzelstraat en was eigenaar van een hofstede onder Zoeterwoude.
- Gillis Coymans (1691-Kopenhagen 1757), heer van Bruchem en hoogheemraad van de Beemster, was bewindhebber VOC; buitengewoon gezant en resident in Denemarken van 1729 tot zijn dood. Hij was ongehuwd en zijn jongste broer Balthasar erfde een half miljoen gulden.
- Samuel Elias (1693-1746) schepen, woonde op de Keizersgracht; hij was actief in de Beemster.[Waterlands Archief: EIGENAARS VAN LANDERIJEN IN DE BEEMSTER 1612 – BEGIN 20E EEUW door Th.A. Dinkla]
- Joseph (1697-)
- Balthasar Coijmans (1699-1759), heer van Deurne en Liessel was na het overlijden van zijn broer Samuel Elias, de laatste mannelijke telg van het geslacht. Op 13 juni 1757 is het Coymanshuis verkocht en werd het familiekapitaal verdeeld onder de erfgenamen.
- Jacob (1702-)
- Hendrik
De broers van de stamvader
Thomas Coymans (ca 1545 – tussen 1609 en 1611) was meester in de rechten, koopman in “lywaet”. Hij woonde in Antwerpen (1572), Gent (1581), Middelburg (1585), Hamburg (1594-1605). Hij trouwde met Clare Dolens en hertrouwde met Anna van Pilken. De weduwe kreeg ruzie met haar zwager Balthasar over het tegoed van haar man bij de Wisselbank. Misschien had hij een zoon Thomas Coymans uit zijn eerste huwelijk, die in maart 1598 onder Frederik de Houtman als opperkoopman en tresorier vanuit Veere naar Indië ging en op 1 september 1599 bij Atjeh vermoord is?
- Hans Thomasz. Coymans (Middelburg, 1585-1637) van de Herengracht (nr 290?) trouwde in 1608 met Moertje Henrix, in 1633 met Geertrui van Linnikhoven, in 1634 Trijntje Jans uit Loenen, mogelijk ook Catharina Strijdhoren geheten.
- Johannes Coymans (1625-na 1652) was een voorkind. Hij is geëcht nadat zijn ouders trouwden; wijnkoper op de Prinsengracht
- Isaac Thomasz. Coymans (Hamburg, 1588-1640) was een makelaar op de Herengracht. Hij trouwde in 1620 met Weijntje Reynst (1600-1641?), een dochter van Gerard Reynst. Zij erfde diverse erven aan de westzijde van de Prinsengracht/hoek Noordermarkt van haar vader. Het echtpaar woonde in 1631 in de Warmoesstraat 44, in een pand genaamd de Prins van Denemarken. Hij was de zwager van Samuel Blommaert, waarmee hij soms samenwerkte. Zij bleken een partij suiker vermengd met stenen en rotte tabak uit Brazilië te hebben verkocht, geleverd door de WIC en werden tot aan de Hoge Raad gedaagd?[Notariële archieven, archiefnummer 5075, inventarisnummer 1280, 15 oktober 1639, f. 155]
- Isaac Isaacsz. Coymans (1622-1673) In 1638 voer de zestienjarige Isaac naar Elmina, twee jaar later was hij terug. In 1642 vertrok hij opnieuw naar de Goudkust; ditmaal als boekhouder en opperkoopman. Hij woonde op de Fluwelenburgwal toen hij trouwde in 1652 met Helena Schuyt. In maart 1659 liet Isaac Coymans samen met schepen Nicolaes Pancras en Hendrik Carloff in Hamburg Glückstadt een Deense Afrika Compagnie oprichten, zodat ze de door kapitaalgebrek machteloze West-Indische Compagnie, maar ook Laurens de Geer en zijn Zweedse Afrika Compagnie konden beconcurreren. Daarbij was ook de Directeur-Generaal neef Jasper van Heussen betrokken, mogelijk in opdracht van Carloff. Die concurrentie kwam hem duur te staan. Coymans heeft een zekere Joost Cramer, afkomstig uit Lindau, in dienst van de Deense Compagnie in een tweetal brieven van 25 maart en 13 juli 1660 op de hoogte gesteld van een Nederlandse aanval op een fort Carolusborg. Isaac is beschuldigd van landverraad en is als enige tot zes jaar veroordeeld.[Sententie gepronuncieert den 25. January 1662 tot Amsterdam, jegens Isaac Coeymans, koopman en Burger der selver stadt] [1214, Afschriften van stukken betreffende de zaak van Isaak Coymans, beschuldigd van pogingen te hebben gedaan om de Westindische Compagnie haar gezag en handel op de kust van Guinea te onttrekken, en haar in oorlog te wikkelen met Denemarken 1660-1662] Coymans verdedigde zich door op te merken, dat de WIC noch eigendom, noch monopolie in Afrika had, maar alleen verlof om er handel te drijven.[NNBW] Coymans woonde op Keizersgracht 107 of 109?; zijn buurman Hans Bontemantel beschreef de ophef in de vroedschap en de procesgang.[De regeeringe van Amsterdam, soo in ‘t civiel als crimineel en militaire (1653-1672)] De Staten van Holland waren het niet eens met deze beslissing en eisten in hoger beroep dat Coymans naar Den Haag vervoerd zou worden, maar de burgemeesters Cornelis Jan Witsen, Cornelis de Graeff, Cornelis de Vlaming van Oudtshoorn en Hendrik Hooft en schepenen van Amsterdam weigerde daarop in te gaan. Het proces hield aan totdat ‘de saeke in stilte was geraekt’. Na vier jaar in de Jan Roodenpoortstoren opgesloten te hebben gezeten, kreeg hij (door bemiddeling van Gillis Valckenier, inmiddels burgemeester) toestemming zijn straf thuis uit te zitten, en een jaar later toen Pancras burgemeester was geworden is de ban opgeheven;[NNBW – Biographisch Woordenboek] woonde vervolgens op ‘t Singel bij de Langestraat.
- Isaac Coymans (1653-1714) van de Keizersgracht trouwde in 1702 met Elisabeth Catharina van der Ghiesen; hij was bewindhebber van de VOC
- Jacob Coymans (-1634) trouwde met Clara Monteniers; handelde samen met zijn neef Coenraad uit Haarlem op Duitsland.
- Isaac Isaacsz. Coymans (1622-1673) In 1638 voer de zestienjarige Isaac naar Elmina, twee jaar later was hij terug. In 1642 vertrok hij opnieuw naar de Goudkust; ditmaal als boekhouder en opperkoopman. Hij woonde op de Fluwelenburgwal toen hij trouwde in 1652 met Helena Schuyt. In maart 1659 liet Isaac Coymans samen met schepen Nicolaes Pancras en Hendrik Carloff in Hamburg Glückstadt een Deense Afrika Compagnie oprichten, zodat ze de door kapitaalgebrek machteloze West-Indische Compagnie, maar ook Laurens de Geer en zijn Zweedse Afrika Compagnie konden beconcurreren. Daarbij was ook de Directeur-Generaal neef Jasper van Heussen betrokken, mogelijk in opdracht van Carloff. Die concurrentie kwam hem duur te staan. Coymans heeft een zekere Joost Cramer, afkomstig uit Lindau, in dienst van de Deense Compagnie in een tweetal brieven van 25 maart en 13 juli 1660 op de hoogte gesteld van een Nederlandse aanval op een fort Carolusborg. Isaac is beschuldigd van landverraad en is als enige tot zes jaar veroordeeld.[Sententie gepronuncieert den 25. January 1662 tot Amsterdam, jegens Isaac Coeymans, koopman en Burger der selver stadt] [1214, Afschriften van stukken betreffende de zaak van Isaak Coymans, beschuldigd van pogingen te hebben gedaan om de Westindische Compagnie haar gezag en handel op de kust van Guinea te onttrekken, en haar in oorlog te wikkelen met Denemarken 1660-1662] Coymans verdedigde zich door op te merken, dat de WIC noch eigendom, noch monopolie in Afrika had, maar alleen verlof om er handel te drijven.[NNBW] Coymans woonde op Keizersgracht 107 of 109?; zijn buurman Hans Bontemantel beschreef de ophef in de vroedschap en de procesgang.[De regeeringe van Amsterdam, soo in ‘t civiel als crimineel en militaire (1653-1672)] De Staten van Holland waren het niet eens met deze beslissing en eisten in hoger beroep dat Coymans naar Den Haag vervoerd zou worden, maar de burgemeesters Cornelis Jan Witsen, Cornelis de Graeff, Cornelis de Vlaming van Oudtshoorn en Hendrik Hooft en schepenen van Amsterdam weigerde daarop in te gaan. Het proces hield aan totdat ‘de saeke in stilte was geraekt’. Na vier jaar in de Jan Roodenpoortstoren opgesloten te hebben gezeten, kreeg hij (door bemiddeling van Gillis Valckenier, inmiddels burgemeester) toestemming zijn straf thuis uit te zitten, en een jaar later toen Pancras burgemeester was geworden is de ban opgeheven;[NNBW – Biographisch Woordenboek] woonde vervolgens op ‘t Singel bij de Langestraat.
- Carel (-1659)
- Michiel
Caspar Coymans (1551-1629) de ouden, in 1582 getrouwd met Isabella van Lemens, werd in 1584 gedwongen terug te keren naar Antwerpen om de stad te verdedigen tegen de Spanjaarden.[Handel tussen Rusland en de Nederlanden, 1560-1640 door Eric H. Wijnroks, p. 64] Hij woonde vanaf eind 1592 in Amsterdam aanvankelijk op de Fluwelenburgwal. Rond 1600 was hij betrokken bij de regulering van wisselbrieven, samen met Isaac le Maire.[Welchen … über die Leipiger Wechsel-Ordnung verfertigte …, Volume 1, p. 482] In 1602 investeerde hij 18.000 gulden in de VOC; handelde op Duitsland in geconfijte gember, sucade en kandij, etc; verhuisde naar de Oude Turfmarkt en naar de O.Z. Voorburgwal 101 met een pakhuis daarachter. Hij bepaalde dat dat pand eerst 20 jaar na zijn dood verkocht mocht worden.
- Cornelia (Antwerpen 1582-1653) trouwde in 1599 met Abraham de Visscher. Zijn gelijkname zoon (1605-1667), in 1632 getrouwd met Machteltje Bas, woonde op de O.Z. Achterburgwal en werd in een nog onbekend jaar bewindhebber van de WIC.
- Coenraad Coymans, Caspersz (Antwerpen, 1588-Haarlem 1659) trouwde in 1614 met Maria Schuyl van Stade. Handelde in katoenstoffen, legaturen/witte caffas, leverde doek aan de VOC, maar verhandelde ook peper en campeche-hout uit Brazilië; in 1627 nam hij Christoffel Thijs in dienst; ging in 1644 failliet. Woonde sinds 1616 op de Oudezijds tegenover de Bierkaai maar verkocht het huis in 1645 aan Willem Six.6 Hij verhuisde naar Haarlem en bezat een hofstede Rustmeer bij Heemstede.
- Coenraad (1619-1669?) werd begraven vanaf een pand op ‘t Singel.
- Jasper of Casper Coijmans (1621-1665) trouwde in 1644 met Elisabeth van Solt, woonde op de Oudezijds Voorburgwal, tabakkoopman en ging in 1653 failliet.
- Willem (Guilliam) Coymans, Coenraadsz. (1623–Haarlem, 1678) is op 22-jarige leeftijd geschilderd door Frans Hals.[Arthur K. Wheelock Jr. (2014) Willem Coymans. National Gallery of Art, Washington] Tabakkoopman in Haarlem.7 In 1661 verkocht Willem Coijmans Rustmeer dat hij in 1659 had geerfd?[Landgoed Bosbeek]
- Pieter (1629-)
- Hendrick Coymans Caspersz. (-1641) was sinds 1631 eigenaar van de hofstede Rustmeer, nu Bosbeek. De erfgenaam, Casper Coijmans, verkocht het aan Coenraat Coijmans.
- Caspar of Jasper Coymans de jonge (1588- 1636?) kreeg in 1613 een reprimande vanwege dansen op een bruilof maar kocht in 1616 een pand op O.Z. Voorburgwal dat naast het pand van zijn vader lag (nu nr 103). Hij trouwde in 1614 met Margarite de Keijser.
- Caspar (1616-na 1664?);
- Jan (1617-) ging naar Indië in 1637
- Maurits (1618-)
Vrij onbekend gebleven zijn Jeronimus Coymans de jonge (Jerôme of Jeroen), getrouwd met Margaretha van der Brugge. Hij onderhandelde in 1594 over een vrede met Spanje.[Jan Wagenaar (1792) Vaderlandsche Historie, deel VIII, p. 395] Zij hadden een dochter Constance die in 1606 trouwde met Leonard Ranst. In 1623 investeerde de weduwe Constance Coymans 3000 gulden in de WIC. Haar broer Pieter of Peter (ca 1576-) trouwde met Maria van Horne. In november 1598 was Pieter een van de verzekeraars van de vijf schepen onder Jacques Mahu om via de Straat Magellaan via Chili en Peru naar Indië te varen. De schepen waren toen al vijf maanden onderweg. In 1604 en 1608 pleitte hij voor het stichten van een handelscompagnie in Gothenburg. Hij woonde in Zevenbergen. Pieter deed zaken met Samuel Godijn en Thymen Jacobsz Hinlopen en was betrokken bij de Noordse Compagnie in Enkhuizen. In 1631 woonde hij op de Oude Schans.[Handel tussen Rusland en de Nederlanden, 1560-1640 door Eric H. Wijnroks, p. 420]
- DBNL: Brief van den Heer van Valkenburg, goeverneur van het Prinsdom Orange, van 5 Mei, 1630. Medegedeeld door Prof. Dr. H.C. Rogge met toelichting van Dr. W.G. Brill. ↩
- 27 jan. 1662 NA 2994-35 not. E. de Lavello (detail R. Koopman, Zaandam) ↩
- 27 april 1675 NA 3221-675 t/m 685/ 687 en 695 t/m 698 not. H. Outgers, detail R. Koopman, Zaandam ↩
- 30 jan. 1688 NA 5642-10/11/12 not. J. Schrick, detail R. Koopman, Zaandam ↩
- Andrea Weindl: Die Kurbrandenburger im „atlantischen System“ (1650–1720) zum brandenburgischen Überseehandel des 17. und 18. Jh. In: Christian Wentzlaff-Eggebert und Martin Traine (Hrsg.): Arbeitspapiere zur Lateinamerikaforschung, Universität zu Köln, Philosophische Fakultät, Zentrum Lateinamerika, 2001 ↩
- 2 juni 1645 WD 5067-1-163 en 5066-3-156, detail R. Koopman ↩
- 28 febr. 1664 NA 2216-377 not. A. Lock, detail van R. Koopman ↩