Huize Meerzicht, aanvankelijk de woning van de directeur, B.H. Everts (1810-1883) gebouwd tegen de voormalige 17e eeuwse hofstede (met schoorsteen). Eigen foto
De Heerlijkheid Tetterode (12e–14e eeuw – 1795) was een ambachtsheerlijkheid ten westen van Haarlem, gelegen tegen de duinen onder Aelbrechtsberg en dat strekte tot aan het zuiden van Overveen en het zuidoosten gemarkeerd door Vogelenzang. Deze heerlijkheid had de rechtelijke status van een banne, waaronder ook de ambachtelijke heerlijkheden van Aelbrechtsberg en Vogelensang toebehoorden. De heerlijkheid Brederode bij Santpoort verviel in 1679 aan de staatsdomeinen, nadat de laatste Brederode zich oneigenlijk de titel Graaf van Holland had toegeeigend.1
Kaart met de blekerijen in Overveen en Bloemendaal. Kopie van de kaart van Pieter Bruynsz uit 1599 door A.J. Enschedé in 1870. Noord-Hollands Archief
Op het terrein van het Provinciaal Ziekenhuis lagen in de 17e eeuw blekerijen. Het terrein wordt nog steeds gekenmerkt door een meertje, kleine slootjes of greppels, zodat de blekers steeds schoon water, dat uit de duinen kwam, bij de hand hadden. Omstreeks die tijd was de hofstede in bezit van de Amsterdamse dr. Nanning Florisz Cloeck, een zeepzieder.
Notaris Jacob Gysbertsz te Amsterdam instrumenteert op 1615-06-03 het testament van Nanninck Florijsz Cloeck, coopman te Amsterdam, waarbij hij bepaalt dat alles wat hij na datum deses nog met zijn eigen hand zal bepalen, gehouden moet worden als in dit testament geinsereerd. "Waerop gevolckt is des voors. testateurs utterste wille geschreven met sijn eygen handt van dato den 23e Nov 1621 des savonts met groote pijnne op syn hooffstede, alsoe daer geen notaris te krygen en was: myn hooffstede sal ter eeren mijn moijelicken arbeijt aen mijn geslacht blijven tot in het derde gelit, staende ende gelegen in de ban van Aelbertsberg genaempt Cloeckendael, Uyt cracht van t voors. utterste wijl, soo lever over Aelbrecht Stijpel als man en voogd van Wyfftgen Nanninckx syns testateursdochter aen de secretaris van Overveen, om geregistreerd te worden"2
Nanning Florisz. Cloeck (1567-1624) woonde aan het Damrak, in het pand ’t Wapen van Schagen, tegenover de Korenbeurs. In 1607 werd hij door het stadsbestuur benoemd tot commissaris van de monstering, belast met toezicht op de uitrusting en orde binnen de compagnie. In de schutterij van wijk III, het gebied rond de Oude Kerk tot aan de Geldersekade, bekleedde hij de functie van luitenant vanaf 1608. Hij is in 1616 afgebeeld (samen met Jacob Gerritsz Hoing (1555-1625) op een schuttersstuk van Paulus Moreelse, dat zich in het Rijksmuseum bevindt.
Detail schuttersstuk Paulus Moreelse (1616)
In een nog onbekend jaar, maar vóór 1621, stichtte hij de hofstede Cloeckendael in de ban van Aelbertsberg (het latere Meerenberg bij Bloemendaal). In zijn testament van 3 juni 1615, opgesteld door notaris Jacob Gysbertsz te Amsterdam, bepaalde hij dat al wat hij nadien nog eigenhandig zou schrijven, als geldig moest worden beschouwd. Op 23 november 1621, “des avonds met groote pijnne”, schreef hij op de hofstede zelf — bij gebrek aan een notaris — zijn uiterste wil: “myn hooffstede sal ter eeren mijn moijelicken arbeijt aen mijn geslacht blijven tot in het derde gelit, staende ende gelegen in de ban van Aelbertsberg genaempt Cloeckendael.”
Zijn broer Jacob Cloeck behoorde tot de oprichters van de VOC. Hun nicht was de eerste vrouw van Adriaen Reiniersz. Pauw, (sinds 1620) heer van Heemstede en later raadpensionaris van Holland. Zijn zoon, dr. Allard Cloeck (1588–1645), was in 1630, 1632, 1635, 1638/39, 1642, 1644 schepen, kapitein in de schutterij en rekenmeester. Zijn zuster Wijva (of Wybetje) was getrouwd met Aldrich Stipel (-1652), een advocaat bij het Hof van Holland in Den Haag.3
Schutters van de compagnie van kapitein Allaert Cloeck (44 jaar oud), zijn broer (?) Claes Cloeck als vaandeldrager en luitenant Lucas Jacobsz. Rotgans door Thomas de Keyser (1632) Amsterdam Museum.99. https://hart.amsterdam/nl/collectie/object/amcollect/38498] [https://ecartico.org/persons/49503]
Schout en schepenen in Tetrode oorkonden dat Anderis Wijderhuijsen, Raet en rentmeester van Brederode, als gemachtigde van heer Johan Wolfert van Brederode etc (procuratie actum in t leger bij Maastricht, 1635-06-02) transporteert aan mr Allert en Nicolaes Cloeck en Maria Cloeck, kinderen en erfgenamen van wijlen Nanningh Florisz Cloeck, het meertgen gelegen aen haer hofstede in Aelbertsberg, noord, oost: Mathys Valckenburch, oost, zuidoost: Cornelis Pieter Florisz, zuidwest en noordwest: de erfgenamen van Nanning Florisz Cloeck. Koopsom 1000 gld contant.4
1655 was een berucht jaar toen de pest woede; de meeste slachtoffers vielen in oktober/november. Op 5 november kocht de Amsterdamse advocaat, mr. Willem van Gennep, de hofstede met blekerij en landerijen (11 ha) voor 15.000 gulden.5 Vanwege het visrijke meer veranderde hij de naam in MeerenBerg. Hij groeide op in Kloveniersburgwal 47 (naast de Onkelboersteeg en tegenover het Bushuis) en trouwde in 1652 met Antonetta van Hensberg(en). Ongeveer 50 jaar woonde de familie op dit buiten of in Haarlem. In 1683 gaf hij opdracht het gebied rond de hofstede en het meer in kaart te brengen door Johannes Leupenius.[Historische Kring Velsen-kastelenserie, p. 94, afbeelding 48 en 49] Leupenius maakte ook een schets van het huis. Er is bijzonder weinig bekend over deze familie die toch gefortuneerd moet zijn geweest en over goede kontakten beschikte.
Schetstekening van Meerenberg te Bloemendaal door Leupenius, 1683 Historisch archief van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
Op 18 maart 1705 verkochten de erfgenamen de hofstede voor slechts 6.000 gulden aan Philips van der Goes (1651-1707), vice-admiraal van Holland en West-Friesland.6 Hij woonde op Herengracht 565; of hij ooit in Bloemendaal woonde is onduidelijk want hij was ook eigenaar van Trompenburg in ‘s Graveland. Hun schoonzoon was mr. Willem Bakker, Dircksz (1681-1760), in 1706 getrouwd met Magteline Henriette van der Goes (1685-1711) uit Weesp en de volgende eigenaar. Hij hertrouwde in 1714 en werd bewindhebber van de WIC, directeur van de Sociëteit van Suriname; hij was schepen, burgemeester en is geremoveerd uit de vroedschap in 1748. Hij bewoonde Herengracht 580.
Op 5 maart 1726 ging het bezit voor f 7.500 over aan de curatoren (broers) van de schatrijke, imbeciele Jacob Christoffers jr, die op 25-11-1745 werd begraven in de Nieuwe Lutherse kerk in Amsterdam maar overleed op de buitenplaats.7
Na de boedelscheiding in maart 1746 kocht de heer Hendrik Talbot, raad van politie in Haarlem, op 31 augustus de hofstede voor f 6.300 op een publieke veiling. Hij liet de bebouwing van de naast gelegen blekerijen afbreken en veranderde de bleekvelden tot een bos, dat hij bij zijn nieuw verworven buitenplaats trok. Hij was getrouwd met Maria Magdalena Duchanier, bovendien eigenaar van de plantages Crommenie en Overbrugge in Suriname.89 Hij stierf in februari 1750 en de erfgenamen verkochten eind april de hofstede aan de stadstimmerman Gerrit Vervooren voor 4.525 gulden, inclusief huisraad en beesten.10 Over deze Vervoor(d)en is niet heel veel bekend; hij was in 1769 mogelijk de ontwerper van de Vishal op de Grote Markt.
Op 26 september 1760 werd mr. Cornelis van der Cocq de volgende bewoner/eigenaar.1112 Hij was eigenaar van de brouwerij De Passer en Valk op de Bakenessergracht. In februari 1798 was hij een van de Provisionele Representanten van het Volk van Holland.13
Op 6 mei 1762 werd mr. Christoffel Jan van Dam (1722-1798), burgemeester van Haarlem, raad van State, lid van de rekenkamer en de admiraliteit, de nieuwe eigenaar voor f 8.200. Hij was geboren in Doornik en is overleden in Bloemendaal. Hij vergrootte zijn bezit door de aankoop van de aangrenzende terreinen en bossen van Valckenburgh (Rust van Onrust) dat in 1742 werd gesloopt.14 Hij was in 1752 getrouwd met Henriëtte Jacoba van Hoorn (-1798) te Haarlem. Zij hadden een dochter, Bregitta Susanna Johanna, in 1774 getrouwd met Gerbrand Pancras Clifford. Dat echtpaar had drie dochters, waarvan een, Brigitta Henrietta Constantia, trouwde met Pieter Theodoor van Hoorn, de thesaurier van Amsterdam en kolonel in de schutterij.
Zijn vader, de schatrijke Quirijn Willem van Hoorn, was bankier van Stanislaus Poniatowski, de laatste koning van Polen, schepen, afgevaardigde naar de Admiraliteit van Zeeland, heer van Noordwijkerhout en de Zilk, suikerraffinadeur, burgemeester in 1782 en 1785, als patriot geremoveerd in 1787; zijn moeder was Hieromina Johanna Testart. Een voorvader, Pieter van Hoorn, maakte in 1660 een reis naar Peking, bezocht de jonge keizer Kangxi en vertaalde in 1675 Confucius naar het Nederlands. Zijn zuster trouwde in 1799 Hendrik Bicker, de zoon van de patriot Jan Bernd Bicker, die in 1795 was teruggekeerd uit Frankrijk.
Keizersgracht 566
Pieter Theodorus van Hoorn (1774 – 1842), woonachtig Keizersgracht 577 (bij de Vijzelstraat) trouwde met zijn achternicht Bregitta Henrietta Constantia Pancras Clifford in Haarlem in 1796. Zij hadden drie dochters en drie zonen. In 1798 werd P.T. van Hoorn, eigenaar via zijn vrouw. In 1805 hertrouwde hij in Den Haag met Elisabeth Maria Smissaert, de dochter van een Utrechtse patriot, die in 1787 naar Antwerpen vluchtte vanwege majesteitsschennis. Van Hoorn was inmiddels verhuisd naar de Herengracht 566 bij de Utrechtsestraat. In 1813 behoorde hij bij de hoogstaangeslagenen van Amsterdam.
Op 12 juni 1844 kochten de Provinciale Staten het buiten Meerenberg van 26.021 gulden voor de stichting van een inrichting. 15 Dit was mogelijk geworden omdat de bewoner, de heer Pieter Theodoor van Hoorn in 1842 was overleden. Zijn naaste buurman was de gedeputeerde Jan Pieter Teding van Berkhout, die mogelijk een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming.[Nieuwe Kaart van Haarlems Schoone Omstreken – 1836]
J. Wagenaar Vaderlandsche Historie, deel 15, boek LVII, p. 39 ↩
In 1653 werd het pand op de Damrak voor 28.400 gulden verkocht op een veiling door Nanning Cloeck Stipel (1617-), de oudste zoon van Wybetje Cloeck en Aldrich Stipel. Hij gebruikte zijn moeders naam, omdat zijn vader in het voorafgaande jaar was overleden. De erfgenamen verkochten bovendien nog een huis op de OZ Achterburgwal. ↩