In de Middeleeuwen groeide Amsterdam gestadig, maar buiten de stadsmuren mocht niets permanents worden gebouwd. Dat wat er stond moest in geval van oorlog kunnen worden afgebroken. Er lagen moestuinen, boomgaarden, en tuinhuisjes bereikbaar via bruggetjes en voetpaden. Opvallend zijn de schuurtjes en de droogrekken, want langs de sloten waren tientallen lakenververs en leerwerkers gevestigd.
Een ieder, die de stadsplattegrond van Cornelis Anthonis uit 1544 en de kaart van Jacob van Deventer van omstreeks 1560 bestudeert, wordt daarbij getroffen door de langgerekte weilanden die zich aan de westzijde van de stad buiten de muren tot aan de horizon uitstrekken. Deze weren waren de nog grotendeels ongerepte overblijfselen van de oorspronkelijke ontginningen aan de Amsteloever uit de twaalfde eeuw. Aan de Amstel was de stad er overheen gegroeid, maar buiten de muren liepen deze weilanden nog helemaal door tot aan de Wetering. De grond zal lang in het bezit van de nakomelingen van de oorspronkelijke ontginners zijn gebleven, maar de vroegste geschiedenis onttrekt zich aan onze waarneming.1
In het jaar 1585 besloot de vroedschap van Amsterdam tot een nieuwe verdedigingswal en de Eerste Vergroting. Alle grond over het Singel aan de westkant van de stad is onteigend door de burgemeesters, ook de grond behorende tot de Gasthuizen.2 De omwalling is vanaf de Haarlemmerstraat in zuidelijke richting doorgetrokken tot aan de Heiligeweg. De oude eigenaren kregen het recht de grond terug te kopen tegen meerwaarde na de aanleg van de omwalling, bruggen, kades en straten (de Melioratie), maar belast met rente, een drastische maatregel ter financiering van het omvangrijke project.
De Regenten van de Gasthuizen verkregen de eigendom terug over een aantal nieuwe percelen nadat de percelen door de stad waren opgehoogd. Het beheer van bezittingen binnen en buiten de stad was een van hun belangrijkste taken. Zij verkochten 31 erven “binnen de nieuwe Fortificatie in park K”. De kopers op 1 augustus 1591 waren Jan Jacobsz. Appelman (-1616), een zuivelkoopman op de Dam; Jan Gerritsz leertouwer aan de noordzijde en Huygh Hendricksz aan de zuidzijde.
Bij de verkopen van stadserven aan de westkant van de stad bleven twee erven tussen park K en L onverkocht. Van Eeghen denkt met opzet vanwege een geplande straat.3 De Romeinsarmsteeg heette aanvankelijk de Kleine Kruisstraat; de naam bleef tot 1609 in zwang?
Het is mij niet helemaal duidelijk waarin dit gedeelte tussen het Singel en de Herengracht zo smal en bekrompen is uitgevallen. Bovendien is er een opvallend aantal stegen in dit gedeelte tussen Singel en de Herengracht. Misschien had het te maken met de aard van de werkzaamheden. De leertouwer wilde gemakkelijk en snel toegang hebben tot schoon of stromend water? Kees Manders, de buurman op Singel 310, heeft daartoe aanwijzingen gevonden. Op zijn binnenplaats zijn op de binnenplaats diverse kuipen (spoelbakken) teruggevonden.
Al snel hadden zich daar diverse leertouwers en mogelijk ook schoenmakers gevestigd, die voor hun looiwerkzaamheden altijd aan het water werkten. De leertouwer Jan Gerritsz. Cock kocht zijn erf ook op 1 augustus 1591. Hij is de naamgever aan het Kok-, Coxs- of Kokkensteegje. Het iets verderop gelegen Treeftsteegje tussen het Singel en de Herengracht is vernoemd naar Jan Jansz Treeft.
Op de kaart van Pieter Bast, gedateerd 1597 is geen huis op deze plek te zien. Wel is het erf met een hek omgeven. Op zijn uitgave van 1599 is er gebouwd.4 Het pand zou dus uit 1598 stammen.
Jan Jacobsz. Appelman
Hij was woonachtig in “de Appelboom” – achter het huidige Peek & Cloppenburg – een pand dat al aan het begin van de 17e eeuw werd afgebroken. Hij was eerst getrouwd met Marie Jacobdr en vervolgens met Weyntje Hendriksdr (-1598). Mogelijk had hij een zoon genaamd Gijsbert, die werd geboren rond 1580. Dat was twee jaar na de Alteratie in 1578 toen alle katholieke magistraten de laan werden uitgestuurd, d.w.z. per schip naar de Diemerzeedijk gevoerd. Enige dagen later werd de openbare uitoefening van de katholieke godsdienst verboden. Lange tijd zijn de dopen in de schuilkerken niet geregistreerd, maar vanaf 1650? weer wel. Soms zijn de doop-, trouw- en begraafboeken gewoon ook niet bewaard gebleven.
Gijsbert Appelman
Gijsbert W. Appelman trouwde in 1612 met Marritje Schoonemans ofwel Marritje Jans? Hij was 22, zij 23 jaar. Hij woonde in 1622, toen een van zijn kinderen stierf, op de Koningsgracht, naast burgemeester Reynier Pauw (= Singel 200). Drie jaar later woonde hij op het Rokin. Toen hij stierf in 1637 werd drie uur lang de klok van de Nieuwe Kerk geluid. De weduwe werd in 1652 begraven vanaf het Rokin.
Het hoekpand werd halverwege de 17e eeuw bewoond door resp. was eigendom van Jacob Huygens Oyens en de weduwe van Gijsbert Appelman; zij betaalden ook in 1659-1661 en tussen 1680-1683 de Verponding, 27 gulden en tien schelling, een belasting op onroerend goed. Achter woonde nog steeds Hans Dircksz.
Jacob Huygen Vaen drager of Jacob Huygens Oyens
Volgens het Kohier 1631 – Kohier van den tweehonderdste penning voor Amsterdam en onderhoorige plaatsen over 1631 door J.G. Frederiks en P.J. Frederiks. Amsterdam, 1890 (Register van belastingaanslagen) woonde Jacob Huygen in wijk 1, Singel vanaf de Warmoesgracht, dwz. de Raadhuisstraat. Hij was waarschijnlijk de zoon van Huygh Hendricks en werd aangeslagen in dat jaar voor … gulden.
Gerrit Pietersz van Beeck
Gerrit Pietersz van Beeck was de tweede echtgenoot van de zeer vermogende Agatha Byl. Ze trouwden in gemeenschap van goederen. Bij zijn overlijden vond geen boedelscheiding plaats. Haar boedel was in 1714 nog ongedeeld. Daarnaast bezat zij ook onroerend goed in Haarlem en omgeving, en Amsterdam. In 1729 was de gecompliceerde erfenis nog niet geheel afgewikkeld, zie ook de procuraties gepasseerd te Amersfoort door not. E. van Goudover d.d. 15 nov. 1715 en not. B. Hagen, d.d. 25 jun 1699.5
Aefje of Agatha Bijl (1636-1694) was de dochter van Adriaen Dircksz, huistimmerman en Lysbeth Pieters. Zij was in 1652 getrouwd met Cornelis Garbrandsz van Leijden. Ze woonde bij haar ondertrouw bij haar moeder op de Binnenamstel, maar verhuisde naar Haarlem. Gerrit Pieterz. Van Beeck (1633-1682), 36 jaar oud, wonende op de Rozengracht, trouwde op 1 augustus 1669 met Agatha Bijl uit Haarlem, inmiddels weduwe. Bij zijn huwelijk bracht hij het pand/twee woningen in aan het Singel 314?, eigendom van zijn moeder Weijntje Tomas, voor de waarde van 11.000 gulden.6 Van Beeck stierf op 15 januari 1682, en is enkele dagen later begraven vanaf het Singel. In 1684 trouwde Agatha Bijl, woonachtig op N.Z. Houttuinen, met de weduwnaar Johannes Garst (1635-1686), een koopman, woonachtig op het Rokin. Hij was de zoon van Gijsbert B. Garst en Aaltje Jans, de zwager van Gijsbert Dommer, een aanzienlijke katholieke koopman en Willem Blaeu, een drukker van katholieke, liturgische werken; ook Garst bezat een pand aan het Singel (312?) In 1687 trouwde zij in Lisse met Wilhelm de Wael van Vronestijn, heer van Dever (-1713).
In 1674 woonde er een barbier, genaamd Dirck Heelhuysen (?), zijn achternaam is niet vooralsnog niet ontcijferd; hij was vermoedelijk huurder en niet eigenaar.
Jacob en Maria Verweij
Jacob (1670-1718) en Maria Verweij (1676-1736) waren kinderen van Nicolaas Verweij (1643-1685), wijnkoper op de Leliegracht. Nicolaes Verweij, 26 jaar, trouwde in 1669 met Maria Matham (-1708). De familie was RK, woonde op de Beulingstraat, en de zes kinderen zijn gedoopt in de schuilkerk de Krijtberg op het Singel. In 1685 woonde hij op de Korte Prinsengracht; het pand op het Singel werd bewoond door of was eigendom van Dirck Verweij? Hij moest in 1687 het “comptoirtje vooraen de bovengang” (tussen Singel 310en 312) aan zijn muur gedogen.
Maria Matham woonde in haar laatste dagen op het Begijnhof. Haar dochter Maria Verweij trouwde in 1686 met Stephanus van Leeuwsveld uit Haarlem. Beide waren 24 jaar. Zij woonde op het Rokin. Op 20 november 1684 had zij haar testament laten opmaken bij notaris Jacob Matham. Zij was een van de zes erfgenamen van Johannes Garst (1635-1684), en erfde drie huisjes in de Treeftsteeg. Zij voerde tot 1726 een proces tegen de Hendrina van Beeck, de moeder van de kunstverzamelaar Gerrit Braamcamp, in zake de verdeling van Garst’s effecten.
Jacob Verweij en zijn zuster Maria verkochten op 1 juli 1715 voor 6150 gulden het pand op de hoek van de Romeinsarmsteeg. (In alle andere verkoopakten is steeds het Singel vermeld als ligging.) Helaas wordt niet precies vermeld hoe het onderhavige pand in handen van Johannes Garst kwam, net als de woninkjes in de Treeftsteeg en op Singel 314 aan de overkant van de Romeinsarmsteeg.
Maria Verweij (evenals haar broer Jacob) werden begraven vanuit een fraai pand op het Rokin, (nu Oude Turfmarkt) niet ver de van Doelenstraat. In 1762 verkochten de erfgenamen Verwey en Leeuwsveld drie woninkjes in de Treeftsteeg.
David Rutgers de jonge
David Rutgers junior (1682-1757) trouwde in 1711 met Maria de Neufville (1687-1750), dochter van Mattheus de Neufville. Hij bewoonde Herengracht 268, was zijdelakenfabrikant, en erfde de buitenplaats Groenevecht. Zijn broer Leonard Rutgers (1683-1762) was een zonderling en volgens Jacob Bicker Raye “partikulier van levenswijze”. Hij verwaarloosde zijn bezit, waaronder Herengracht 160, maar gaf geld aan de armen.
Mr. David Rutgers, geboren in Amsterdam op 13 januari 1682, was de zoon van David Rutgers en Cornelia van Hoeck. Hij trouwde op 17 juni 1711 te Amsterdam met Maria de Neufville, geboren te Amsterdam op 7 januari 1687. Zij was de dochter van Matthias de Neufville en Maria de Neufville. Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen bekend: Maria Rutgers (1712-1740), David Rutgers (1714-1774), Cornelia Rutgers (1715-1776), Mattheus Rutgers (1716-1770), Leonard Rutgers (1723-1791)
Het is tamelijk waarschijnlijk dat David Rutgers de beeldhouwer Anthonie Turck de opdracht heeft gegeven het pand van een nieuwe geveltop te voorzien: een halsgevel met klauwstukken en doorboorde bloemmotieven. Volgens Hans Tulleners was dat tussen 1715 en 1718.
Rond 1730 werd de belasting op onroerend goed herzien. De verponding werd verhoogd van 27,10 naar 30,12 gulden. Het pand werd gebruikt als stal en hij verhuurde boven twee kamers voor 175 gulden per jaar. Het pand op het Singel staat in de rest van de 18e eeuw bekend onder verpondingsnummer 4870, gelegen in wijk 29.
Huurders zijn zelden of nooit te achterhalen. Dat werd voor 1800 niet in het stadhuis genoteerd of ergens opgeslagen. Er bestaat echter een uitzondering voor het jaar 1742. Toen werd Singel 312 bewoond door J. de la Marie, drogist. Over hem is weinig of niets bekend, alhoewel hij tot de 5% rijkste Amsterdammers behoorde.
Hendrik Speciaal
Hendrik Speciaal, Jacobsz (1703-1762) werd geboren in Oostzaan. In 1728 kocht hij een buitenplaats voor ƒ 14.300 aan de Volgerweg in de Beemster. Hij trouwde in 1732 in Jisp met Maria Johanna de Visscher, ook uit Jisp. In een onbekend jaar verhuisde hij naar Amsterdam. Hij woonde sinds 1739 op Herengracht 257, ontworpen door Philip Vingboons, niet ver van de Romeinsarmsteeg. Hij kocht een tweede buitenplaats genaamd Vredelust bij Sloterdijk (1758) en een derde genaamd Bos en Lommer in de Watergraafsmeer.
Op 23 maart 1758 kocht Speciaal een huis en erf, vertimmert en vernieuwd tot een stal en koetshuis, op de van de noordhoek Romeinsarmsteeg. De huizen vererfden na zijn overlijden op zijn dochter Catharina Speciaal (1738-1767) , getrouwd in 1763 met Johannes Luden Hendriksz, die samenwerkte met haar broer Jacob Speciaal.7
Hendrik Luden, Johannesz (1764-1796)
De familie Luden was afkomstig uit Noorwegen en woonde op Keizersgracht 105, “de Bruynvisch”.
Hendrik was de zoon van Johannes Luden Hendriksz (1739-1794), directeur van de Groenlandsche visscherij (1765), overman van het stokviskopersgilde en reder ter walvisvaart. In 1763 trouwde hij met Catharina Speciaal, dochter van Hendrik Speciaal en Maria Johanna de Visscher. Hij werd koopman op de West, en vanaf 1769 (?) was hij directeur van de firma Luden & Speciaal, later Luden & Co. Het negatiatiehuis was opgezet ten behoeve van planters in Suriname. De directeuren waren de eigenaars van de koffieplantages Akkerboom (1770), Penoribo (1770), Onverwagt (1771), Nieuw Onverwagt (1771), Schoonoord, Welgelegen en l’Esperance in Suriname. In 1778 – elf jaar na het overlijden van zijn eerste vrouw – trouwde Johannes Luden met Margareta Martina Dibbetz, dochter van Margaretha Smit en Frederik Dibbetz, die bankier was bij de firma Fred. Dibbetz & Zoon. Hij werd in 1794 commissaris van de Amsterdamse Wisselbank.8 De erfgenamen van Luden verkochten een stal, hoekhuis en bovenwoning in 1802 aan
Pieter Walland
Pieter Walland werd gedoopt op 16 augustus 1758 te Amsterdam. In 1784 was hij 26 jaar oud (en niet 23, zoals in de ondertrouwakte staat vermeld) en woonde op de Keizersgracht bij de Reguliersgracht. Toen trouwde hij met Cornelia Walland; het echtpaar kreeg geen kinderen. In 1793 richtte hij samen met zijn broer Walland & Compagnie op. Het echtpaar verhuisde in 1802 naar de Herengracht 257 bij de Gasthuismolensteeg, en kocht in het zelfde jaar een koetshuis met stal, bovenhuis en erf, op de hoek van de Romeinsarmsteeg. Er is geen officiële koopakte bewaard gebleven!
Zij stierf in 1803. Hij trouwde in november 1804 met Carolina Johanna Cornelia Falck uit Utrecht; in 1815 is hij benoemd als lid van de Provinciale Staten (Utrecht). Hij is overleden op 17 juni 1815 te Maarssen. Zijn weduwe liet zich rond 1820 opnieuw portretteren met haar kinderen;9 er is nog een eerder familieportret door Adriaan de Lelie.10
Andries Christoffel Johannes Offerman
Andries Offerman (1764-1822) was 35 jaar oud toen hij in 1799 trouwde met Cornelia Johanna van Wayenburg. Hij kocht op 11 januari 1810 het koetshuis, de stal en bovenwoning van Pieter Walland. Hij was directeur van een brand(verzekerings)maatschappij sinds 1808.11 Op een veiling bij Christies zijn gegraveerde glazen verkocht die zijn naam dragen.12 Hij had een broer of neef Willem Offerman, zoon van Dirk Offerman, een rentenier die op de buitenplaats “Vechtzicht” woonde bij Breukelen, die het pand erfde. De huurders van de bovenwoning zijn onbekend, want er is geen huurderskohier voor deze wijk bewaard gebleven.
Eigenaren volgens het Kadaster, kadastraalnummer F 299, F 300 en in een onbekend jaar (na 1850) omgezet in F 4649.
Willem Offerman (1766-1849) rentenier, was eigenaar van het onderhavige pand vanaf 1822 tot 183? Willem Offerman kocht in 1809 de buitenplaats Huize Vechtzigt gelegen aan het Zandpad nr. 27 in Breukelen. Hij breidde het landgoed uit door aankoop van twee naburige boerderijen, die na zijn dood weer werden verkocht. Offerman vergrootte het huis en liet tevens een aanlegsteiger, broeikassen en een koetshuis bouwen.
Leonora Hartong
Leonora Hartong/Hartung/Harting (1781-), weduwe van Johan Philip Ackerman (Luthers), was eigenares van het pand in 1832 toen het Kadaster werd aangelegd? Zij bewoonde vermoedelijk het achterhuis, Romeinsarmsteeg 2. Na jaren een stal en koetshuis te zijn geweest voor de bewoners op de Herengracht werd de benedenverdieping (voor of rond 1850?) verbouwd voor een rijtuigfabriek. Daarvoor is de pui veranderd?
Hendrik Jurriaan Overmeijer
Hendrik Jurriaan Overmeijer (1827-), wagenmaker, was in 1858 getrouwd met Grietje Magdalena Volkers (1830-); in 1871 kocht zijn vader, J.H. Overmeijer, een stal op het Koningsplein; in 1878 kocht hij de rijtuigmakerij op Singel 312 van Johan Gustaaf Gerhard Schrader (1831-) destijds woonachtig in de Reguliersdwarsstraat. In 1885 ging Overmeijer voor vijf jaar een NV aan met zijn zoon Jan Hendrik; in 1904 ging het bedrijf failliet. Magdalena Grietje Volkers, als weduwe van H.J. Overmeijer vertrokken naar Bussum.
Willem Johannes Frederik Goedhuijs
Willem Johannes Frederik Goedhuijs 1878 – 19??, chocoladefabrikant op Rembrandtplein 42, vervolgens Utrechtsestraat 7; het pand op het Singel vererfd in 1910 op de minderjarige zoon Willem (1899 – 1978), verkoop 1927. Of chocolatier W Goedhuis een Joodse zaak was is niet bekend, wel adverteerde deze zaak in het Nieuw Israëlietisch Weekblad om de Joodse klanten een goed Joods nieuwjaar te wensen. Goedhuis verkocht chocolade- en dessertartikelen.
Arnoldus Johannes van Tuyll
Arnoldus Johannes van Tuyll (Havelte 1847-Hilversum 1924) sinds 1878 drogist op de Paleisstraat 13, getrouwd met Maria Anna Mann 1860-1942. Hij had vier kinderen:
- Arnoldus Frederik (1880-1948),
- Johanna Theodora (1885-1958) erfde het pand in 1950 samen met haar broer.
- Gustaaf George van Tuyll (1886-1967), koopman, in 1909 getrouwd met Agatha J. Maria Schilling (1883-);
- Gustaaf Arnold (1912-), verkochten het pand in 1957?
Eind jaren zeventig ging de drogisterij in de Paleisstraat dicht.
Nicolaas Br. Groenevelt, Da Costakade 29
De volgende eigenaar is nog onbekend, mogelijk een groenteboer.
Bewoners volgens telefoon- en adresboeken na 1880
Kok jr. (1907-) 1904 lood- en zinkwerkers Uit: Delpher Kranten?
Willem Carel (?) Duyser sr. (1907- ) in behangers- en meubelmakersartikelen, gevestigd op Kloveniersburgwal 143; en Herengracht 19
Flament & Co 1915-1924 (1926-) Wijnkopers en bottelarijbenodigdheden, Singel 312; magazijn voor ijzerwaren en gereedschappen voor wijnkopers. Hendrika Hiensch bewoont 2-hoog.
Laféber
B.J. Groenevelt (1895-), Benjamin Groenevelt (1926-)
Rays of Ruys’ Handelsvereniging N.V. Rokin 56, kantoorart, type en copieerinrichting? (1929-1942) In samenwerking met H.J.H. Leeners, en mej. M.F.F.J. Leeners
N.V Biscuitfabriek “Victoria” uit Dordrecht, later “Patria”
N.V. Electro-mechanische werkplaatsen (1938-1942-1946
Woonhuis Ing. H. Versteeg, directeur Gemeentewerken 1941
Voetnoten
- S.A.C.Dudok van Heel (1996) Cornelis Benningh en het Benninghweer. In: Maandblad Amstelodamum 1996. ↩
- DE STADSUITLEG VAN 1585/1586 DOOR I.H. VAN EEGHEN Jaarboek 1971, Amstelodamum, p. 54. ↩
- DE STADSUITLEG VAN 1585/1586 DOOR I.H. VAN EEGHEN Jaarboek 1971, Amstelodamum, p. 55-57. ↩
- Amstelodamum urbs Hollandiae Primaria Emporium Totius Europae Celeberrimum ↩
- Het geslacht De Wael van Vronesteyn ↩
- Zijn moeder was in 1626 getrouwd met Pieter Gerritsz, een huistimmerman, afkomstig uit Amersfoort (d.w.z. Leusderbroek of Woudrichem. ↩
- Huwelijkszangen Huwelijkszangen ↩
- Zijn neef Johannes Luden (1792-1868) werd in 1836 directeur van de Nederlandsche Bank, sinds 1820 de opvolger van de Wisselbank. ↩
- RKD ↩
- RKD ↩
- Bestuursalmanak voor het jaar 1808 ↩
- A DUTCH-ENGRAVED AND DATED LIGHT-BALUSTER WINE GLASS AND THREE BALUSTER WINE GLASSES CIRCA 1740-50 ↩