Nicolaus Elgersma (Harlingen, 6 mei 1739-Bolsward, 11 februari 1810) was een notaris in en vanaf 1778 burgemeester van Bolsward, diaken, jurist, volmacht in de Friese staten, secretaris van de Rekenkamer en tot zijn dood vice-president van de rechtbank in Leeuwarden.
Nicolaus of Claes werd geboren in Harlingen. Hij was de zoon van Johannes Franses Elgersma (1702-1752), beurtschipper op Harlingen en Amsterdam en Trijntje Claeses Valcken, de dochter van een plaatselijke bierbrouwer.[Tjebbinga door Andries Koornstra. In: Genealogysk Jierboek 2008, p. 39-40] Zij waren op 22 augustus 1727 in Amsterdam in ondertrouw gegaan en kregen op 7 september toestemming in Harlingen te trouwen.[DTB Stadsarchief Amsterdam] Het echtpaar trouwde op 13 september 1727 in Harlingen. Zij waren mogelijk doopsgezind want geen van de kinderen staat vermeld als gedoopt. Het gezin, in 1744 bestaande uit acht personen, woonde op Noorderhaven 69, een monumentaal pand, nu een hotel.1 Nicolaes had een oudere broer Frans Johannes (ca 1730-), die in 1750 in dienst trad als matroos bij de VOC, maar evenwel binnen een jaar in Ceylon afzwaaide, en drie zussen Grietje (ca 1728-1755), Aaltje (1732-1781) en Antje (1734-).
Johannes Franses Elgersma werd geboren in Wommels en was de zoon van Franciscus Elgersma (1654-1717) en Margarita Prigge.
Franciscus Elgersma was een dominee in Wommels. In 1680 trouwde hij met Eelckien Tzummeri; in 1682 met Maria Hasius, In 1684/1685 was hij tijdelijk predikant op Vlieland. In 1693 trouwde hij met Trijntie Gerlofs Bontiema. In 1694 werd voor het gerecht gedaagd door zijn vrouw. In 1698 trouwde hij met Margarita Prigge. In 1705 is hij opnieuw gesuspendeerd met verlies van traktement, vanwege continuele dronkenschap.2 In beide gevallen moest hij een boetepreek houden, de laatste keer in alle gereformeerde kerken van Harlingen, waaraan hij verbonden was. Hij was de vader van zeker tien kinderen: Gerardus, Geertruid, Franciscus (1685-), Gerardus, Aaltje, Gerlof (1694-1728), Hendrik, Johannes (1702-1752), Ida, en Maria. Gerardus Elgersma diende tussen 1711 en 1715 als bootsgezel bij de VOC-kamer Amsterdam; Gerlof werd bakker in Franeker.
Daarmee zijn nog niet alle predikanten met de achternaam Elgersma behandeld, Franciscus Elgersma (1627-1712) predikant in Oudkerk, Leeuwarden, Oudeschoot en Grouw liet ook van zich spreken.[Gekras in een kerkenraadsboek] Zijn zoon Jacob (1655-) was notaris en waarschijnlijk de vader van Eduard Elgersma, de zilversmid (1699-1768) en de vader van de notaris in Workum, maar ook burgemeester van Bolsward. Zijn broer Regnerus Elgersma (-1689) was predikant in Oldelamer en Dokkum. In 1686 liet een Nicolaus, zoon van Regnerus Elgersma (1675-1706) uit Dokkum zich inschrijven in Franeker als student theologie. Zou dat de Nicolaes Elgersma uit Akkerwoude zijn geweest die in 1689 voor zes weken uit zijn functie werd gezet, wegens “mature bijslaap“. In 1698 was er nog een Regnerus Elgersma, afkomstig uit Wommels, die zich ook in Franeker liet inschrijven. Dat moet haast wel een zoon van Franciscus moeten zijn geweest, maar zijn doop is niet bewaard gebleven. Deze Regnerus Elgersma (-1738) was predikant in Drogeham. Rijck Elgersma was waarschijnlijk de vader van Luitjen Elgersma en de grootvader van Piebe I of Pieter (1705-1752?) en Regnerus I (1707-), beide zilversmeden,[Merken van Friesche goud- en zilversmeden.]
Het lijkt aannemelijk dat Nicolaus Elgersma rechten studeerde in Franeker. In 1766 is hij, toen Claas Elgersma geheten, benoemd tot notaris in Harlingen.3 Op 10 mei ging voor het gerecht in Harlingen in ondertrouw ; op 16 mei 1766 voor het gerecht in Bolsward. Hij trouwde hij met zijn nicht Namkje Gysberts Algra Fontein (1741-1795), de dochter van Gijsbertus Fontein, van 1730 tot 1759 als dominee verbonden aan de Martinikerk.4 In 1771 en 1772 was zij voor een kwart eigenares van een pand in Harlingen op Zuiderhaven 39.5
In 1773 trouwde Antje Elgersma met de weduwnaar, dominee Jan Adam Kesler, afkomstig uit Doesburg, maar beide woonachtig in Bolsward. De bruid was vergezeld met haar broer burgemeester Nicolaus Elgersma.[Alle Friezen] Deze akte maakt duidelijk dat niet alleen Antje maar ook Nicolaus een kind van Johannes was. In 1775 was Nicolaus loco-burgemeester van Bolsward
Toen zijn “oom” Franciscus Jacobsz. Elgersma stierf, is Nicolaus hem opgevolgd in de vroedschap van Bolsward. Franciscus Elgersma (Leeuwarden 1688-Bolsward 1775) was de zoon van Jacob Elgersma, een notaris (of doctor en advocaat voor het Hof van Friesland?) Hij liet zich in 1710 inschrijven in Workum, in 1717 trouwde hij met Bauckien Sijbouts van Ommen en is hij ondermajoor van het kasteel van Namen. Hij was in 1718 convooimeester in Hindelopen, notaris in Workum en trouwde met Pytje Algra (1682-1746) uit Bolsward; zij was de dochter van een burgemeester. In 1719 werd zijn dochter Namkje gedoopt. In 1720 werd Franciscus lid van de vroedschap; het jaar daarop is hij benoemd als overman van het schippersgilde en hield ook toezicht op het apothekersgilde. Hij werd in 1721 benoemd als burgemeester van Bolsward en was Schrijver van een Compagnie te voet in Namen.6 7 In 1746 stierf zijn vrouw. Franciscus liet bij zijn overlijden in 1775 het aanzienlijke bedrag van 180.000 gulden na aan zijn achterneefje.
Claas Elgersma erfde het huis Grote Dijlakker 5 van een broer van zijn grootvader, de schatrijke Franciscus.8 Het interieur van het Elgersmahuis werd in 1778 geheel in Lodewijk XVI-stijl vernieuwd met behoud van de hiervoor beschreven kastenwand en plafondbeschildering in de aangebouwde zaal. Het is vrij zeker dat hij Leeuwarder architect Jan Nooteboom daarbij inschakelde. Hij betrok ook de stucwerker Adolph Schaack en de beeldhouwer Hermannes Berkebijl in 1778 bij de vernieuwing. Zij werden in 1781 ingeschakeld bij de decoratie van de kast van het door A.A. Hinsz in de Bolswarder Martinikerk gebouwde orgel.9 Dat bleek uit een brief bij de restauratie gevonden in de orgelkast.
Het orgel in de Martinikerk
In deze kerk heeft men ter vervanging van het oude, dat in het jaar 1539 was gemaakt en in 1634 vernieuwd, een nieuw orgel geplaatst.
De aanzet werd gegeven in 1775. In dat jaar overleed de toenmalige burgemeester van Bolsward, Franciscus Elgersma en blijkens een testamentaire beschikking had hij twaalfduizend Caroli Gulden aan de kerk vermaakt, onder voorwaarde dat het bedrag gebruikt zou worden voor de bouw van een nieuw orgel. Daarop nam Nicolaas Elgersma contact op met de orgelmaker Albert Anthoni Hinsz die toen in Groningen woonde.10
Het tegenwoordige [orgel], dat in het jaar 1781 voltooid was, heeft twee handklavieren en vier en dertig sprekende registers, en strekt, zoo voor het inwendige des werks door zijne zuivere toonen, als voor het uitwendige door het keurig beeld- en snijwerk, waarmede het versierd is, den maker tot eer. Onder het orgel leest men het volgende opschrift: Franciscus Elgersma, Notarius Publicus, et hujus urbis quondam Consul, ejusque conjux, Pietje Algra, hoc organum templo Martini ex Testamento donaverunt. A. C. MDCCLXXV; d. i.: Franciscus Elgersma, Openbaar Notaris en Oud-Burgemeester dezer stad, en zijne huisvrouw, Pietje Algra, hebben bij uitersten wil dit orgel aan de Martini-kerk gegeven; in het jaar 1775.
Omdat het bedrag ontoereikend was, heeft Nicolaus Elgersma uit eigen zak nog tienduizend gulden ingebracht. Bij de inwijding werd een maaltijd georganiseerd en hield dominee Cannegieter een toespraak. Nicolaus had (als diaken?) een sleutel van de kerk en kreeg toestemming de rest van zijn leven op het orgel te kunnen spelen.
Loopbaan:
Volgens de Leeuwarder Courant zou Nicolaus in 1769 in de vroedschap van Bolsward zijn opgenomen, maar familieleden konden niet tegelijk zitting hebben in de vroedschap en zijn oudoom was in dat jaar burgemeester? In 1778 werd Nicolaus voor het eerst regerend burgemeester van Bolsward. Elgersma behoorde tot de oprichters van de Oeconomische Tak in Bolsward om de werkgelegenheid te stimuleren. In 1780 werd Bolsward geplaagd door dysenterie. Hij promoveerde in 1781 in Franeker (?) en werd toegelaten als advocaat voor het Hof van Friesland.
Aan de beslissing van burgemeester Van Heemstra – in navolging van zijn collega Charles Bigot in Staveren – om de grootte van de vroedschap in Bolsward te verkleinen, wisten de patriotten onder leiding van de burgemeesters Nicolaus Elgersma, Frans Tichelaar, Livius Reinder Fockens en vroedman Abraham van de Burg een einde te maken.
Elgersma was verzwagerd met de Bolswarder dominee en geleerde Jan Hendrik Verschuir,11 en de patriottische dominee Jan Adam Kessler.12 (Met de tweede patriotse predikant in Bolsward Hendrik Gerhard (Gerrit) Cannegieter had hij geen familierelatie. Dan was er ook nog de fanatieke doopsgezinde voorganger Abraham Staal). Elgersma was volgens Van Heemstra in december 1782 in een brief aan de stadhouder de grootste “driever” van de Bolswarder patriotten, behield zijn positie in het nieuwe jaar 1783; Van Heemstra werd een jaar lang “kalt gestellt”.
In 1783 gaven de Friese Staten toestemming tot hervorming van de prinsgezinde schutterij. Burgemeester Elgersma werd het jaar daarop geconfronteerd met problemen in de schutterij. Een drietal officieren in de stadsschutterij gaf in oktober 1784 te kennen zich niet te willen laten onderrichten door de nieuwe, patriottische leiding. Als boekhouder van het St Antoniegasthuisven om verdere problemen te vermijden liet Elgersma eind november 1784 2.600 gulden uit de kas vrijmaken om wapens aan te schaffen voor een nog op te richten vrijwillige schutterij van Bolsward. Hij is daarbij beinvloed door de uitkomst van een landelijke prijsvraag. In de (lange) winter van 1784 was door het Genootschap van Vrije Friezen uit Harlingen een prijsverhandeling uitgeschreven, waarin men opriep om praktische adviezen te leveren ten aanzien van een optimaal georganiseerde, provinciale burgermilitie.13 De winnaars werden op 1 november 1784 bekend gemaakt. De eerste prijs ging naar J.G. Herbig, vaandrig in het regiment van de prins van Hessen-Darmstad. Herbig keerde zich om politieke en militaire redenen tegen het bestaan van exercitiegenootschappen en vrijcorpsen.14 Militair gezien was er volgens hem geen enkele behoefte aan vrijcorpsen aangezien ze dezelfde wapens voerden als de schutterij, terwijl hij ze politiek gezien verwerpelijk vond, omdat ze haat en nijd opriepen.15
De discussies moeten hoog zijn opgelopen, want burgemeester Elgersma was al in januari 1785 gekant tegen verharding van de strijd. De volmacht in de Friese staten veranderde van mening en wijzigde zijn stemgedrag.16 Ook de aardewerkfabrikant Tichelaar weigerde iedere medewerking aan de vrijwillige schutterij. Burgemeester Gooitsen Rondaan was de enige die de vrijwillige schutterij openlijk ondersteunde.
De vrijwillige schutterij in Bolsward ging haar eigen gang en diende op 11 september 1786 een voorstel in tot aankoop van kruit en munitie. De aanleiding was de bezetting van Hattem door het Staatse leger. Het voorstel kwam van de kapitein van de vrijwillige schutterij, Cornelis van den Burg, die eerder die dag op “democratische” wijze, dat wil zeggen zonder goedkeuring van de stadhouder, als burgemeester was benoemd. Elgersma richtte zijn aandacht op een financiële positie in de Provinciale Staten. Het lukte hem om bij de provinciale stemming Van Heemstra te passeren, die daarop bij de stadhouder zijn beklag deed. Burgemeester Van Heemstra verstuurde diezelfde avond een verzoek aan de prins om in het nieuwe jaar (ondanks de stemming) op gezag van de prins als secretaris van de Rekenkamer te worden aangesteld.17 Hij was bang voor zijn positie nu Elgersma eveneens voor de Prins had gekozen. De formalistische Willem V hield echter rekening met het met ingang van 1 januari 1785 door de Friese steden ingevoerde rooster, waarin provinciale functies steeds voor een periode van drie jaar waren verdeeld.18 Elgersma behield zijn nieuwe functie.
Op vrijdag 21 september 1787 besloot de stadsregering het tweetal volmachten Koopmans, Elgersma èn Van Heemstra, die al weken absent waren, te vervangen als zij die zondag niet op het stadhuis zouden verschijnen. Koopmans bleek niet onder de indruk. Hij verstuurde op die dag een feestelijk gedicht aan de in ‘s Gravenhage teruggekeerde prins.19
In 1795 overleed zijn vrouw, de weduwnaar had de zorg over twee kinderen. In 1795 was hij representant van Friesland; in september 1795 raad-ordinaris Hof van Friesland; in 1796 nam hij op eigen verzoek ontslag; hij hertrouwde Anna Weidema. In 1798 wederom raad; in 1799 benoemd tot raadsheer Departementaal Gerechtshof van de Eems en in 1802 gecontinueerd; vice-president van de rechtbank in Leeuwarden. In 1807 schepen en lid van de plaatselijke rechtbank. Zijn weduwe hertrouwde in 1811 de voormalige patriot, advocaat Petrus Claas Goslinga.
Opgave 1810: verklaarde Elgersma dat zijn vermogen in deze tijd moeilijk te bepalen was (werd in 1812 vermeld op de lijst van de 600 hoogst aangeslagenen van Friesland!, jaarinkomen geschat op 12.000 FF).
Jan Elgersma was in 1626 een deurwaarder in Leeuwarden. Hij trouwde met Septien Foppes in dat jaar. In 1648 is Johan Elgersma tweede klerk van de Gedeputeerde Staten van Friesland.
Johannes Elgersma (1664-1723) was klerk bij de Admiraliteit, in 1687 in Buiksloot getrouwd met de weduwe Maria Verhoeven. Hij is begraven vanuit een pand op de Nieuwendijk. Zijn broer was Jacobus (1670-); beide zonen van de chirurgijn Johannes die rond 1642 geboren was in Leeuwarden, is in 1662 getrouwd in Amsterdam met Johanna van der Tweelen, en in 1679 begraven vanuit een pand in Warmoesstraat (nr 11).
Michiel Elgersma (1690-1759) is waarschijnlijk internationaal de meest bekende. Hij was de zoon van Johannes Elgersma, en is gedoopt in de Eilandskerk, ongehuwd, woonachtig in het pand Kerkstraat 4 (WZ) bij de Leidsegracht. Hij stond bekend als tekenaar, graveur en kunstverzamelaar. Hij maakte gravures van scenes uit toneelstukken die opgevoerd zijn in de Schouwburg aan de Keizersgracht. Michiel werkte daarom met Louis Fabricius Dubourg, een tekenaar, Jan Punt, graveur, acteur en directeur van de Schouwburg, maar hij ging blijkbaar ook om met Jan Wandelaar, Jan Caspar Philips, Simon Fokke, etc. als lid van de Teekenacademie, opgericht door Jan Maurits Quinkhard en dat bijeenkwam in de Leidsepoort. Hij zou ook van Gerard De Lairesse, Jacob van Huysum en Bernard Picart les hebben kunnen gehad. Picard stierf in 1734 en zijn kunstcollectie (schilderijen, tekeningen) is rond 1736 verkocht door de erfgenamen. Het leidt geen twijfel dat Elgersma de graveurs Pieter Tanjé uit Bolsward en Jacob Lolkema uit Dokkum kende, die ook gebruik maakten van de tekeningen van Picard. Dat waren waarschijnlijk zijn belangrijkste concurrenten in Amsterdam; hun productie is enorm. In 1758 leerde hij John Greenwood (1727–1792) uit Boston tekenen, die diverse studies van Michiel afleverde.[De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onzen tijd(1857)–Christiaan Kramm]
Bronnen
Nationaal Archief MJP, 331, 262; MvJ, 5022; Homines Novi, 187-188; Corpus Batavum (niet-uitgegeven RAF) 203; Vries, De Heeren van den Raede, 385-386; Wegener Sleeswijk en Oldersma, Rechterlijk Friesland,107
- Harlingen, zoek je huis ↩
- Naamlijst Predikanten ↩
- Naamlijst van Notarissen in Friesland 1606-1850 ↩
- [Archieven van de Families De Dieu, Fontein Verschuir, Van der Feen de Lille ↩
- Zuiderhaven 39 ↩
- Graven in de Martinikerk ↩
- [Verzoekschrift aan de Staten Generaal door H. van Nimwegen weduwe Franciscus Elgersma tot verkrijging voor haar en haar kinderen van het tussen 1749 en 1769 onbetaald gebleven traktement van Franciscus Elgersma als place-major van het kasteel van Namen. ↩
- Friese Hofjes door Leo van der Laan ↩
- Voogdenkamers in Friesland door Sytse ten Hoeve. In: Jaarboek Monumentenzorg 2001. Interieurs belicht (2001) ↩
- Hinsz-orgel in Bolsward bestaat tweehonderd jaar ↩
- [Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme ↩
- werelate. ↩
- De Post van den Neder‑Rhijn V, nr. 211, p. 503‑504; J. Kok, p. 178; Vaderlandsche Historie, p. 33-4. ↩
- Rijksarchief Friesland (RAF), inv. 791e. ↩
- S.R.E. Klein, p. 187. ↩
- Koninklijk Huisarchief 221, inv.nr 22, dd. 26 januari 1787. ↩
- Koninklijk Huisarchief 221, inv.nr 22, dd 18 oktober 1786. ↩
- Tegenwoordige Staat van Friesland, deel IV, p. 32. ↩
- Op 25 januari 1763 was Pieter Albertsz Koopmans, molenmaker, op één dag van ‘s Gravenhage naar Leeuwarden geschaatst om een brief van de prins af te leveren. In het Fries Scheepvaartmuseum te Sneek hangt een portret van deze burgemeester. Ook zijn schaatsen zijn in het museum te zien. ↩