Joannes Conradus of Jean-Conrad de Kock was de zoon van de chirurgijn Govert de Kock, schepen van Heusden in 1756, en Mechtelina Leemans. Hij werd op 28 januari 1756 gedoopt.1 Na zijn rechtenstudie in Leiden promoveerde hij op 23 november 1774.2 Dit proefschrift is een juridisch betoog over het huwelijk in het klassieke Romeinse recht. Hij bespreekt de drie huwelijksvormen (confarreatio, coëmptio, usus) en hun juridische gevolgen, zoals overdracht van gezag over de vrouw, erfrecht, en burgerlijke status. Daarbij citeert hij uitvoerig uit Romeinse rechtsbronnen, dichters en latere juristen. Zijn studie toont een klassieke opleiding en een diepe vertrouwdheid met het Latijn en het Romeinse rechtssysteem.
In maart 1777 ging hij in ondertrouw met 36-jarige Maria Petronella Merkus van de Oude Turfmarkt en trouwde in de Waalse kerk in Amsterdam. Haar moeder was getuige, haar reeds overleden vader kwam uit Nijmegen en was samen met zijn halfbroer via Leipzig in Amsterdam terechtgekomen, een welgestelde boekdrukker, -verkoper en uitgever; haar moeder zette de zaak voort.3 Het paar vestigde zich vervolgens in Heusden.
In april 1785 verdedigde hij de evenoude Mr. Joh. C. Hespe, uitgever van het patriotse tijdschrift, de Politieke Kruyer, tegen twee burgemeesters van Amsterdam. Zijn veroordeling tot 14 dagen op water en brood en een boete van drieduizend gulden verbreedde de kloof tussen de aristocraten en de democraten.4
De Kock vond dat de grote invloed van de stadhouder op stedelijke benoemingen een bedreiging vormde. Heusden kende geen afzonderlijke vroedschap, maar liet het bestuur berusten bij een magistraatscollege van een drost, drie burgemeesters en zeven schepenen; de drost werd voor het leven benoemd door de stadhouder. De schepenen en burgemeesters hoefden geen andere personen te zijn dan tijdens de voorgaande ambtsperiode en ambtstermijnen van tientallen jaren waren dan ook geen uitzondering.5
In juni 1785 was De Kock betrokken bij het opstellen van een Acte van Verbintenis tussen ontevreden patriotten uit Holland, Utrecht, Brabant, Zwolle en Gelderland en vertegenwoordigde het exercitiegenootschap “Eenheid” in Gorinchem. De Kock tekende als eerste.6 Zijn vader was inmiddels commandant van een tweede vrijcorps in Heusden en steunde mogelijk zijn zoon.7 Wijk bij Duurstede en Deventer stelden zich onmiddellijk achter deze Acte.8 Op 4 oktober 1785 kwamen 53 afgevaardigden van patriotse exercietiegenootschappen uit 13 steden van het gewest Holland in Leiden bijeen.9 François Adriaan van der Kemp, sinds april 1785 burger van Wijk-bij-Duurstede is als honorair-lid afgevaardigd door het genootschap uit Heusden. De Kock vertegenwoordigde het genootschap van Gorinchem.10 In het Leids ontwerp is voor aantrekkelijke stedelijke en provinciale ambten een nieuwe regeling geformuleerd.11

Op 20 april 1786 werd De Kock aangesteld als pensionaris van Wijk bij Duurstede.12 Hendrik Schilge werd op democratische wijze in de vroedschap opgenomen. Op 6 juli 1787 werd de stad zonder slag of stoot ingenomen door twee Duitse regimenten uit het Staatse leger; De Kock vluchtte via Utrecht naar Amsterdam.
Op 26 juli werd in Amsterdam besloten dat hij met 40 andere kopstukken naar Parijs zou worden gestuurd met als doel militaire steun van Frankrijk te verkrijgen.13 Die missie liep procedurele vertraging op, maar de journalist Brissot en de bankier Étienne Clavière, bezochten wel Utrecht om polshoogte te nemen. Op 10 oktober 1787 vluchtte De Kock vanuit Amsterdam naar Frankrijk. Daar kreeg hij – net als Valckenaer en ‘t Hoen – een uitkering van de Franse koning.14 Aanvankelijk werkte De Kock voor de bank Girardot, Haller & Cie. Vanaf 1791 werkte hij bij de bank Sartorius, Schuchardt & Cie. Hij werkte samen met Balthazar Schuchardt. Deze bank deed regelmatig zaken in Amsterdam met Emanuel Streckeisen en Frederik Lodewijk Braunsberg.
Jean-Conrad de Kock woonde aanvankelijk in de sectie Bonne-Nouvelle (2e arrondissement). In zijn wijk was hij actief in de Nationale Garde, getuige vele oproepen tussen september 1792 en begin 1794 waarin hij werd gevraagd te verschijnen. Volgens de wet van 14 oktober 1791 waren alle actieve burgers en hun kinderen ouder dan 18 jaar verplicht zich in te schrijven bij de Nationale Garde.
In augustus 1792 kreeg hij een patente simple (vergunning) en werd benoemd tot lid van het bestuur van de “légion franche étrangère batave”. Hij kreeg de steun van de Kleefse Cloots in Jacobijnenclub, maar Dumouriez, gevraagd naar zijn mening, was minder enthousiast begin januari 1793 en pleitte voor een Légion Belge.

Op 22 oktober 1792 werd in zijn huis het Légion Batave opgericht met Daendels aan de leiding.15 Op 27 november stelde de Franse minister van financien 100.000 livres ter beschikking via de bank Sartorius, Schuchardt & Cie.16 De Kock, Schilge en Van Hooff traden in overleg met Dumouriez, die de aanval zou uitvoeren. Het Bataafse legioen beschikte over 2.822 soldaten en 500 ruiters.17 18
Op 1 februari 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog tegen de George III en Willem V, niet tegen de landen zelf. De Kock, Hendrik Schilge en Daendels trokken op 17 februari met het Bataafs Legioen Staats-Brabant binnen. Kock, in de funtie van luitenant-kolonel, en Miranda, Westermann bezetten Antwerpen en richtten zich op een invasie in Zeeland en Holland. Breda, Klundert en Geertruidenberg werden bezet met een leger van Sans-Culottes, dat het bijna aan alles ontbrak. Hun bedoeling was het verzet tegen Willem V te leiden, iedere vorm van federalisme te bestrijden en waren betrokken bij het gijzelen van een aantal Bredase regenten, die werden afgevoerd naar Antwerpen.19 Half maart, na de Slag bij Neerwinden, was het weer voorbij. Dumouriez riep het leger terug en trok richting Parijs om het revolutionaire bewind af te zetten.20 Begin april, na zijn terugkeer, vestigde hij zich in Passy.
DOSSIERS DU TRIBUNAL RÉVOLUTIONNAIRE (1793 – an III)
In het archief over De Kock bevinden zich ook:
Laissez-passers (reispassen) uit september 1792 en januari 1793;
Brieven in het Nederlands van Hollandse bankiers uit 1785, vermoedelijk kopieën uit het archief van de Dordtse ‘Société de la Liberté’;
Ontvangsten en betalingsnotities m.b.t. leningen en leveringen (zoals kleding en bajonetgeweren), vaak uitgegeven door de sectie Bonne-Nouvelle en de gemeente Passy;
Uitnodiging voor een banquet ter ere van Marat en Le Pelletier, georganiseerd door Mazuel (chef van het 1e escadron);
Belastingsquittanties (mobilair, patriotisch, regulier) tussen april 1791 en mei 1793;
Een factuur van drukker H.J. Jansen voor 2000 exemplaren van een pamflet (Épître au peuple) d.d. 9 september 1792;
Certificaten en documenten over de aankoop van paarden, divisiecontrole en een gedwongen lening (juni tot nivôse 1793).
Vanaf januari 1793 publiceerde De Kock 15 afleveringen van De Gemeene Man aan het Gemeene Volk van Nederland en verkrijgbaar in de Jacobijnenclub. Hij sprak zich uit voor executie van Louis XVI, tegen adellijke voorrechten en promootte gelijkheid en de visie van de Sans-Culotten, of de gewone man, gebaseerd op en vergezeld van veel citaten uit de Bijbel.21 De Kock wijdde twee nummers aan de executie van Louis XVI.22
Op 4 december 1793 is Hébert gearresteerd op beschuldiging van contra-revolutionaire acties.[7] Op 20 december werden een aantal Hébertisten vrijgelaten. Hébert heeft bij De Kock in huis getoast op William Pitt de jongere en de val van de Republiek. Op 1 januari 1794 trad De Kock officieel terug als partner in de bank Sartorius, Schuchardt & Cie. Camille Desmoulins eistte in het 5e nummer van Vieux Cordelier, dat verscheen op 5 januari 1794 het hoofd Hébert. Desmoulin beschuldigde Hébert zich te verrijken met publieke middelen. Met ondersteunende documenten onthulde hij dat het ministerie van Oorlog hem 60.000 pond had betaald voor 600.000 exemplaren van één enkele uitgave van zijn krant en hekelde zijn banden met de bankier De Kock. Half maart 1794 raakte De Kock toch nog betrokken bij de affaire Hébert.
Toen generaal Houchard eenige successen in Vlaanderen had, stelde Blok aan den agent der nederlandsche uitgewekenen, A. Dumont-Pigalle, voor, de nieuw opgetreden Nationale conventie te bewerken om dien generaal te bevelen, weder een inval in Nederland te doen. Pigalle ried dit af, vooral omdat het fransche leger aan alles gebrek had. Ook deelde hij mede, dat men het bataafsche comité verdacht, de hand te hebben in het verraad van Dumouriez. Op 9 maart 1794 wendden de Kock, van Hooff, Schilge, Pröbsting en Bernadus Blok zich tot het Comité de salut public om zich vrij te pleiten en mede te deelen, dat zij dit lichaam in alles gehoorzaam zouden zijn.23
Op 13 maart 1794 opende Saint-Just in de Nationale Conventie een aanval op vermeende samenzweerders tegen de in hun ogen te gematigde, revolutionaire regering/het oorlogskabinet. Vier leiders van de Cordeliers, waaronder Hébert, werden ‘s nachts (opnieuw) gearresteerd. Kort daarna werd ook De Kock aangehouden, hoewel hij eerder al verhoord en vrijgelaten was na een relletje voor het huis van Hébert en zijn drukkerij in de Cour des Miracles. De macht van de Sansculotten zou gebroken moeten worden.
Ruim een jaar beschikte De Kock inmiddels over een buitenhuis in Passy (16e arrondissement) – hedentendage tegenover de Eiffeltoren – dat luxueus was ingericht. Rosendaal beschrijft dat De Kock beschikte over een persoonlijke lijfwacht, fraai uitgedost met beremutsen en stokken.24 Hij, maar ook zijn vrouw, beschikten over een elegante garderobe, een borstbeeld van Benjamin Franklin en een miniatuur Bastille, maar bezaten weinig schilderijen of juwelen, zoals blijkt uit de veiling na zijn dood.25

De Kock werd gearresteerd in zijn woning in Passy, waar ook andere verdachten verbleven, onder wie zijn vriend Constantinus Wilhelmus Pröbsting, oud-schepen van Heusden. De Kock werd naar de Conciergerie overgebracht en officieel aangeklaagd, samen met negentien anderen, waaronder Anacharsis Cloots. Volgens de aanklacht was De Kock 28 jaar oud, maar hij was 38 jaar oud; Van Hooff is n.b. vrijgesproken vanwege een fout in de tenlastelegging.
Op 18 maart werd De Kock verhoord. Het proces begon op 21 maart. Hoewel getuigen zoals generaal Westermann positief over De Kock getuigden, beschuldigde Fouquier-Tinville hen van een samenzwering tegen de Eerste Republiek, met plannen tot het herstellen van de monarchie, het bevrijden van gevangenen en het veroorzaken van hongersnood. Het gerucht dat De Kock geld aan de traiteur van de gevangenis in het Collège du Plessis, een associé van de traiteur van Palais du Luxembourg, had gegeven, was aanleiding om te vermoeden dat hij de gevangenen uit beide gevangenissen wilde bevrijden. Op de vraag of hij had samengezworen tegen de Franse Republiek, de vrijheid en de veiligheid van het Franse volk antwoordde hij: “Jamais”. De Kock verklaarde daarentegen: Hébert is gemeen en machtig, ik ga zeer omzichtig met hem om.24 Omdat de aanklachten van elkaar verschilden was het moeilijk voor de verdediging? Hébert werd beschuldigd van fraude. Hij werd beschuldigd gebruik te maken van geld dat bedoeld was voor het leger om zijn krant te publiceren.[4]
De beul Henri Sanson schreef: De bankier De Kock, bij wie ze zoveel maaltijden aanrichtten, zal hun lot delen. Hij zou die activiteit in de Conciergerie willen voortzetten. Hij heeft gezegd dat, als zij veroordeeld zouden worden, hij nog een maaltijd zou aanbieden aan zijn vrienden, op de avond voor hun dood. Zonder twijfel willen ze de girondijnse gedeputeerden parodiëren; maar om daarin te slagen, moet men meer hart hebben dan maag, en dat is niet hun sterkste kant. Daarom durf ik te wedden dat hun avondmaal, als het doorgaat, werkelijk een dodenmaal zal zijn.27]
Ondanks zijn felle verweer werd De Kock samen met Hébert, Cloots en anderen op 24 maart 1794 ter dood veroordeeld op beschuldiging van hoogverraad en contra-revolutionaire activiteiten. Zij zouden ze in verbinding hebben gestaan met buitenlandse agenten en zijn nog diezelfde middag geguillotineerd op de Place de la Concorde.28 Er waren mogelijk 400.000 mensen getuige van deze terechtstelling. Fouquier-Tinville bezocht acht dagen later de woning van de weduwe en gaf haar toestemming daar te blijven tot haar zoon, de romancier Paul de Kock, was opgegroeid.
- Er is veel verwarring op internet over zijn geboortejaar. De kerkboeken van Heusden zijn onduidelijk, want enkele dagen later, op 2 februari van dat jaar, werd een Johannes Conradus begraven. Zijn ouders hebben in 1750 ook een Johannes Conradus laten dopen maar kort daarna begraven. In 1751 is nog Johannes Conradus gedoopt, maar het is niet duidelijk wanneer die is begraven. ↩
- Dissertatio juridicia inauguralis de uxore sua herede … ↩
- https://www.dbnl.org/tekst/eegh004amst06_01/eegh004amst06_01_0004.php ↩
- Hespe was diverse malen betrokken bij vechtpartijen, maar trouwde in 1784 met jonkvrouwe Christina Hoevenaar in Utrecht. Het echtpaar woonde op de Herengracht bij de Roomolensteeg. Zij zijn in 1794 in Calais gescheiden; haar nieuwe echtgenoot werd de drukker Quint Ondaatje. ↩
- A.M.G. Caminada-Voorham, ‘Criminaliteit in de hoge jurisdictie stad en land van Heusden tijdens de 18de eeuw’, Holland, regionaal historisch tijdschrift 20 (1988) 2, 89-124, aldaar 90-91 ↩
- Rond de Bredase vrijheidsboom in 1793 ↩
- Mémoires de Gijsbert Jan van Hardenbroek, vol. VI, p. 289, 297. ↩
- J. Rosendaal (2005) De Nederlandse Revolutie, p. 33-34, 122. ↩
- Stephan Klein en Joost Rosendaal Democratie in context. Nieuwe perspectieven op het Leids Ontwerp (1785) ↩
- Stephan Klein en Joost Rosendaal Democratie in context. Nieuwe perspectieven op het Leids Ontwerp (1785) ↩
- DBNL . Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Aan het volk van Nederland ↩
- Maes, Edwin (2007) ‘Van kluisters wars en slavernij, de zinspreuk hier is: dood of vrij’: de patriotse revolutie te Wijk bij Duurstede (1783-1787). Jaarboek Oud-Utrecht, ISSN 0923-7046; 2007, p. 98 ↩
- Simon Schama, Patriots and Liberators, Revolution in the Netherlands 1780-1813, New York, Alfred A. Knopf, , p. 120-121. ↩
- J. Rosendaal (2005) De Nederlandse Revolutie, p. 78 ↩
- J. Rosendaal (2005) De Nederlandse Revolutie, p. 84 ↩
- J. Rosendaal (2005) De Nederlandse Revolutie, p. 85 ↩
- La République française, 27 janvier 1874, p. 4/4 ↩
- https://stefanov.no-ip.org/MagWeb/1stempir/76/fe76leg2.htm ↩
- J. Rosendaal (2005) De Nederlandse Revolutie, p. 89, 167 ↩
- Mémoires du général Dumouriez, Band 2, p. 27, 30, 32, 38, 42, 54 ↩
- gemeene-man-aan-het-gemeene-volk-van-nederland-1793/ ↩
- J. Rosendaal (2005) De Nederlandse Revolutie, p. 167 ↩
- DBNL over Bernard Blok. ↩
- Rosendaal, J.G.M.M. (2003) Bataven!: Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk, 1787-1795, p. 415-416 ↩
- L’Éclair, 29 sept. 1901, p. 1 ↩
- Rosendaal, J.G.M.M. (2003) Bataven!: Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk, 1787-1795, p. 415-416 ↩
- Sept générations d’exécuteurs. (1688-1847.) Mémoires des Sanson, p. 524 [archive ↩
- Rosendaal, J.G.M.M. (2003) Bataven!: Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk, 1787-1795, p. 415-416 ↩