Hans Tigchelaar diende in 1811 en 1812 in de Grande Armée, het leger van Napoleon, en nam deel aan de veldtocht naar Rusland. Na een tocht van ruim 2.000 kilometer raakte hij vermist of kwam om. Hij heeft Vilnius en Minsk, de huidige hoofdsteden van Litouwen en Wit-Rusland, bereikt, maar het is uitgesloten dat hij in Moskou is geweest, want binnen enkele maanden was de Grande Armée gehalveerd.
Napoleons inval in Rusland, bedoeld om het land te dwingen zich aan te sluiten bij het Continentaal Stelsel, verliep anders dan gepland en kende veel onverwachte wendingen. Het 33e Regiment Lichte Infanterie (RLI) kreeg al na twee weken te maken met grote aantallen deserteurs en achterblijvers. Door extreme hitte, gevolgd door hevige regenval, ziekte, uitputting of doordat ze verdwaalden in de uitgestrekte moerassen net over de grens, gingen honderden manschappen verloren. De eenheid verkeerde in een dramatische toestand — zonder dat daar een gevecht met de Russen aan te pas was gekomen.
Om orde op zaken te stellen werden onderdelen van het regiment eropuit gestuurd om de bijna duizend achtergebleven soldaten op te sporen. Honderden werden teruggebracht; sommigen werden nog dezelfde avond voor de krijgsraad gebracht en geëxecuteerd . Het 33e RLI werd vervolgens niet ingezet bij de grote slagen bij Smolensk en Borodino, maar fungeerde als bevoorradingseenheid in Minsk, Smolensk en in de buurt van Moskou. Pas tijdens de terugtocht werd het restant in actie gebracht, eerst in de slag bij Viazma, maar is vervolgens in de slag bij Krasnoi vrijwel volledig vernietigd door Russische cavalerie.1 De eerste winterkou had zich al vroeg ingezet. Een plotselinge sneeuwstorm en temperaturen tot -20 graden Celsius troffen de slecht geklede troepen. Er was nauwelijks nog iets te eten of drinken, alleen paardenvlees — of bloed. Sneeuw, kou en uitputting deden de rest.

Er zijn meer dan 100.000 boeken over Napoleon verschenen. Geen mens kan dat allemaal lezen. De overvloed aan informatie is overweldigend, en bronnen spreken elkaar tegen of vullen elkaar juist aan. Door me te richten op het 33e Regiment Lichte Infanterie leek de materie behapbaarder, maar het bleek nog steeds geen eenvoudige opgave om orde te scheppen in de veelheid aan details. In sommige gevallen heb ik een keuze moeten maken of onduidelijkheden weggelaten.
Ik pretendeer hier geen gedetailleerde militaire geschiedenis te schrijven, maar een sociale geschiedenis. Ik wil een indruk geven van wat de soldaten van het 33e RLI hebben moeten doorstaan tijdens hun indrukwekkende voettocht door Rusland. Tegelijkertijd probeer ik te achterhalen wat er precies is gebeurd in de slag bij Krasnoi, die slechts weinigen overleefden. Volgens Leo Tolstoy, de auteur van de beroemde roman Oorlog en Vrede, was de slag bij Krasnoi voor de Russen zelfs belangrijker dan die aan de Berezina.2
Inhoud
- 1. Hans Tigchelaar
- 2. Voorgeschiedenis
- 2.1 Infanterie
- 2.2 De mars door Polen/West-Pruisen
- 2.3 Intermezzo
- 2.4 De tocht in Rusland
- 2.5 Moskou
- 3. Literatuur
- 4. Externe links
- 5. Noten
Hans Tigchelaar
Hans Tigchelaar werd op 4 november 1788 geboren in Kimswerd, en niet in Bolsward zoals vermeld staat bij zijn inschrijving onder het stamboeknummer.3 Zijn ouders waren in augustus 1781 getrouwd en lieten in juni 1783 een dochter dopen. Evert, de oudste zoon, werd geboren in februari 1786, maar werd samen met Hans gedoopt op 30 november 1788, zoals blijkt uit de doopregisters (DTB); mogelijk werd gewacht tot na het herstel van de rust na het roerige jaar 1787. De familie, die van het boerenbedrijf leefde, raakte vanaf 1795 — het jaar van de stichting van de Bataafse Republiek — geleidelijk in armoede. Afhankelijk geworden van kerkelijke ondersteuning verhuisden zij in de loop van tien jaar driemaal binnen het dorp.
Toen Nederland in juli 1810 werd ingelijfd bij het Franse keizerrijk, is op 18 oktober 1810 per decreet de dienstplicht of conscriptie ingevoerd. In eerste instantie zijn in de Hollandse départementen van het Franse keizerrijk 3.000 conscrits opgeroepen en 600 in Brabant en Zeeland. Eenderde deel was bestemd voor de marine.4 Eind december werd een landdrost aangesteld. Hans Tigchelaar werd in januari 1811 door de gemeente Arum op een alfabetische lijst geplaatst.
Hans viel onder de eerste van zes lichtingen volgens het decreet van 3 februari 1811, waarin niet de 20-jarigen, maar juist de 23-jarigen als eersten werden opgeroepen — “hetgeen grote verslagenheid onder de bevolking veroorzaakte”. Degenen met een strafblad, maar ook stommen, doven en lijders aan vallende ziekte, met huidziekten of liesbreuken werden niet opgeroepen.5 Zijn oudere broer werd vrijgesteld als kostwinner.
Wie een nummer van 50 of lager trok uit de trommel, werd verplicht om toe te treden tot de Grande Armée en vijf jaar dienst te doen.6 Hans, toen arbeider in Pingjum, was met zijn 1,73 m bovengemiddeld lang. Hij had blauwe ogen, kastanjebruin haar, en kenmerken van de pokken. Hans had pech en werd ingelijfd. Op 25 februari werden de lijsten opgemaakt. “Spoedig daarop werden de lotelingen opgeroepen om voor de Raad van Rekrutering te verschijnen. De raad keurde de jongemannen, accordeerde remplaçanten en verleende in bijzondere gevallen uitstel of vrijstelling.”7
Voorgeschiedenis
Op 15 maart 1811 kreeg maarschalk Davout — een neef van Napoleon, die in Hamburg de sluikhandel moest tegengaan — opdracht zich in het geheim voor te bereiden op een veldtocht naar Rusland. Vanaf 1 april moest hij zijn troepen naar Maagdenburg laten oprukken. Zijn korps zou bestaan uit vijf infanteriedivisies, drie lichte cavaleriebrigades, een reserve-cavaleriedivisie en 180 kanonnen. Alles bij elkaar zou het gaan om een strijdmacht van 70 à 80.000 man, die Napoleon voortdurend beschikbaar wilde hebben om de voorhoede te vormen.“8 “Geef elk bataljon twee kapiteins, twee luitenants en twee tweede-luitenants. Verdeel ze zodanig dat elke compagnie een Franse officier heeft. Zij zullen dus de hele maand mei de tijd hebben om te trainen en blijven daarna voorlopig in Maagdenburg.” Davout stelde nog diverse wijzigingen voor, maar Napoleon ging daar niet op in.9 Drie van de vier veldbataljons marcheerden vanaf 1 april 1811 via Bremen naar Maagdenburg waar zij de zomer doorbrachten en flink exerceerden.[99, Evert, p. 255] Op 19 april schreef Napoleon aan Davout: “Geef dit regiment veel aandacht, en geef een brigadegeneraal de opdracht het goed in de gaten te houden. Geef dit regiment zonder uitstel alles wat het nodig heeft.”10
Op 11 april 1811 moesten de Friese lotelingen zich melden bij de Raad van Rekrutering op het Toernooiveld te Leeuwarden, niet ver van de Prinsentuin. Volgens de Courier van Amsterdam van 8 februari 1811 ging het om 291 man. De conscrits kwamen uit 19 Friese kantons — gemiddeld zo’n 15 man per kanton, of hooguit negen per grietenij. Op 14 april is Hans Tigchelaar ingedeeld bij de 2e compagnie van het 5e (hulp)bataljon, ook wel opleidings- of depotbataljon genoemd, van het 33e RLI.
Op 1 mei 1811 schreef de keizer vanuit Saint-Cloud aan generaal Clarke, minister van Oorlog: “Monsieur le duc de Feltre, gelast dat het 4de bataljon van het 33ste RLI wordt aangevuld met wat beschikbaar is in het 5de bataljon. Het 5e bataljon zou honderd man opsturen uit Groningen, waaruit de eerste drie bataljons zou kunnen recruteren. De 200 conscrits zouden opgenomen worden in het 4e bataljon.11 Dat zou kunnen verklaren waarom Hans Tigchelaar al vrij snel werd overgeplaatst van het 5e naar het 4e bataljon, dat onder bevel stond van kol. Louis Patin.
Op of rond 10 mei bevonden de meeste conscrits zich in Groningen, waar alle lotelingen uit de noordelijke departementen bijeenkwamen. 12 Daar ontvingen zij hun soldatenuitrusting: een stropdas (mogelijk alleen voor het kader?), een hemd, schoenen, sokken, slobkousen, een musket met bajonet en zestig patronen. Hans werd ingedeeld bij het Ie legerkorps onder maarschalk Nicolas Davout, in de vierde divisie onder generaal Dessaix, brigade-generaal Barbanègre, en het 33e RLI onder kolonel Henry Jean-Baptiste Marguerye, die nauwelijks nederlands sprak. Daar leerde hij Franse bevelen en werd hij opgeleid tot jager (chasseur ).
Dat 5e bataljon fungeerde als opleidings- of reservebataljon, bestemd voor jonge recruten die nog niet voldoende waren getraind of nog niet klaar waren voor inzet aan het front.13” target=”_blank” rel=”noopener”>E.J. Rieksen (2020) Voetstappen zonder echo. Het oud-Hollandse 2e/3e/1e Regiment Jagers-33e RLI aan het werk in de Franse Tijd 1806-1814. De bedoeling was dat deze manschappen na hun vorming zouden worden overgeplaatst naar een van de vier veldbataljons van het 33e Regiment Lichte Infanterie. Het regiment werd op oorlogssterkte gebracht met vier gevechtsbataljons: de eerste drie bestonden uit twee elitecompagnieën (bewapende cavaleriesoldaten en scherpschutters) en vier compagnieën jagers; het vierde uit vijf compagnieën jagers (niet zes). Daarnaast was er een vijfde (hulp)bataljon.14

Op 11 mei 1811 werd de Franse generaal Pierre Devaux benoemd tot commandant van het Département Frise. Ruim twee weken later, op 28 mei, verscheen in de Leeuwarder Courant een artikel van zijn hand over de houding van de Friese bevolking bij de opkomst van de lichting 1808. Volgens Devaux gedroegen de mannen zich gehoorzaam en gedwee.15
‘’Hoezeer hebben wij ons niet geluk te wensen met onze werkzaamheden van de land- en zeemacht en met de goede orde, de openlijke rust, die niet gestoord is geweest daar wij niet anders dan goedwillende huisvaders, echtgenoten en jongelingen vonden, die hunne vrouwen, kinderen en ouders zonder enige klachten bij het smartelijk afscheid met een voorbeeldswaardige en heldenmoedige gerustheid en zelfverloochening verlieten. Deze brave ingeschrevenen zijn vrolijk op mars gegaan naar hunne bestemming en zullen eens hun departement eer aandoen. Zij zullen onder de dappere en zegevierende krijgslieden geteld worden van de grootste der monarchen, die dit gedrag zijner onderdanen erkennen en belonen zal’’xl
Onder hen bevond zich ook een plaatsvervanger: „Wybe Ytsens de Jong, schuitevoerder, geboren te Makkum wonende te Pingjum, is plaatsvervanger voor Sytse Martens Dijkstra (lichting 1808, mairie Burum); dient in het 33e regiment lichte infanterie (jagers), waaruit hij op 16.6.1811 deserteert; opmerkingen: wordt veroordeeld tot 14 jaar werkstraf met kogel aan het been.“17 18
Op 16 mei 1811 schreef de keizer vanuit Rambouillet aan maarschalk Davout, commandant in Hamburg: “Mijn neef, ik vrees dat u niet voldoende zorg draagt voor het 33e regiment lichte infanterie. Ik ben er zeker van dat een groot aantal vrouwen dit regiment volgen. Laat me weten wat dat is. Alleen het in de verordening voorgeschreven aantal vrouwen mag worden gehandhaafd en de rest moet worden ontslagen. Dit regiment heeft uw volledige aandacht nodig“.19 Het was formeel toegestaan dat zich zes vrouwen per bataljon bij het regiment aansloten. In de praktijk ging het om een veel groter aantal; vooral de wasvrouwen — elk bataljon had er twee — namen vaak ook hun kinderen mee. Intussen liet Davout weten dat elke soldaat dagelijks een brood van 850 gram kreeg, kon kiezen tussen 62 gram rijst of 125 gram groenten, en daarnaast recht had op 312,5 gram vlees, een fles wijn of bier en twee glazen brandewijn. Hij verzekerde dat er drie keer per week vers vlees op het menu stond; onderweg zou men zich daarvan voorzien. Ieder regiment beschikte daarvoor over een eigen kudde hoornvee, genoeg voor twintig dagen.
Op zondagmiddag 30 juni vond in Parijs, in stromende regen, een vaandeluitreiking plaats die werd bijgewoond door een deputatie van vijftien man van het 33e regiment, onder leiding van Abraham Schuurman. De Moniteur Universel meldde: “… Er waren meer dan 30.000 man bij deze parade; hij duurde ondanks de hevige regen van 2 tot 8 uur.” Op 3 juli schreef Napoleon: “Geef hun elk een gratificatie van een maand soldij.” Ze ontvingen een bronzen adelaar van bijna twee kilo op een staf, het symbool van de keizerlijke eer, die niet werd meegenomen op de veldtocht, maar achterbleef in het depot, dat inmiddels van Groningen naar Givet (in de Franse Ardennen) was verplaatst.20 21

Volgens een Duitse website zou het regiment zijn adelaar pas ontvangen hebben nadat het zich in de strijd had bewezen — dus pas op de terugtocht in Hamburg in 1813. Dat lijkt te stroken met een bevel van Napoleon van 24 maart 1812, waarin hij antwoordde op de vraag: “Moeten de regimenten lichte infanterie hun adelaars, die zich krachtens een speciale bepaling van de keizer in hun depot bevinden, teruggeven?” Zijn antwoord luidde: “Aangezien de adelaars van deze regimenten zich in het depot bevinden, moeten de regimenten ze daar achterlaten.”[99. A. Chuquet Ordres et apostilles de Napoléon, 1799-1815″, Parijs, 1911, t.3, brief 5028] Op 19 mei 1812 ontving Davout voor het regiment een nieuwe vlag van het model 1812, zonder strijdinscriptie. Deze werd eveneens naar het nieuwe depot in Givet gestuurd. De adelaar en de vlag stonden uiteindelijk pas aan het hoofd van het regiment toen het in juni 1813 naar Hamburg terugkeerde. De bataljons hadden tot die tijd waarschijnlijk alleen eenvoudige wimpels.22
Op de website AlleFriezen.nl worden verschillende dienstplichtigen genoemd uit het 33e regiment die tijdens hun opleiding of opmars zijn weggelopen. Willem de Vries deserteerde op 27 mei en werd op 1 juli ter dood veroordeeld. De 41-jarige Arend Epping liep op 22 juli weg en kreeg op 4 september eveneens de doodstraf opgelegd.
Op 25 juli kreeg het 4e bataljon het bevel zich bij het 33e regiment lichte infanterie aan te sluiten. De soldaten vertrokken diezelfde dag uit Emden en legden in zestien dagen een afstand van circa 455 kilometer af via Westerstede, Oldenburg, Bremen, Hannover en Braunschweig. Op 9 augustus bereikten zij Maagdenburg, waar ze met zes tot acht man tegelijk werden ingekwartierd bij particulieren. 23 In Maagdenburg voegden zij zich bij de andere drie veldbataljons, met als doel elk bataljon op sterkte te brengen tot 800 man. Op 28 augustus vond er een grote revue plaats. Van de 2.176 aanwezige manschappen van het 33e RLI lagen er op dat moment 358 in het ziekenhuis. 24 Vooral het 4e bataljon, onder bevel van Louis Patin, was zwaar getroffen: een derde van de mannen lag ziek. In plaats van de beoogde 800 man per bataljon, had kolonel Marguerye op dat moment nauwelijks 600 man per eenheid beschikbaar, al lijkt dit tekort kort daarna te zijn aangevuld.
Op 31 juli 1811 schreef de keizer aan generaal Clarke, zijn minister van Oorlog: “Monsieur le duc de Feltre, de 6e compagnie van het 6e bataljon van (...) het 33e (...) moest op 17 juli zijn vertrokken van het eiland Walcheren, en daarna de overige vijftien compagnieën die behoren tot het corps de l’Elbe, aangevuld met weerspannige conscrits. Zijn deze compagnieën inderdaad vertrokken op 17, 20 en 28 juli? Laat mij weten wat daarvan de stand van zaken is.”25
Ook op 11 augustus schreef Napoleon nogmaals aan Davout, vanuit Rambouille: “Mijn neef, het 33e regiment lichte infanterie mag niet worden meegeteld in het aantal regimenten dat u moet rekruteren met weerspannige dienstplichtigen. De dienstplicht die in Holland zal opkomen, zal genoeg opleveren om dit regiment te completeren“.26
Op 11 augustus 1811 kwam het bevel om 3.600 man van de lichting 1809 op te roepen; half oktober is een deel naar Stettin gezonden? In oktober verbleef Napoleon in Holland en bracht een bezoek aan o.a. Vlissingen, Amsterdam en Den Helder. Op 20 december 1811 kwam het bevel lichting 1810 op te roepen. De recrutering had in februari 1812 plaats. Zij vertrokken half maart via Berlijn richting Polen; 112 man afkomstig uit het departement Holland waren bestemd voor het 33e regiment.27
Hans Tigchelaar had een stiefbroer, Jan Ates de Jong (1793–1813?), die in januari 1812 werd goedgekeurd voor militaire dienst en werd ingedeeld bij het 6e Regiment Tirailleurs onder Jean-Nicolas-Louis Carré, onderdeel van de prestigieuze keizerlijke Jeune Garde. Dat betekent dat hij bovengemiddeld lang was (tussen 169 en 173 cm) en een krachtige indruk maakte. Hij overleefde de slag bij Krasnoi, waarbij de Jonge Garde grotendeels werd vernietigd. Na de slag bij Haynau, eind mei 1813, werd hij krijgsgevangen genomen, maar na vijf dagen vrijgelaten. Hij keerde te voet naar huis terug, maar is nooit aangekomen. Het jaar daarop werd hij als vermist opgegeven.
Volgens J.A. Paasman kwamen 225 man van het 33e regiment lichte infanterie uit het département Frise. 28 Zijn schatting ligt vrijwel zeker te laag. Per jaarklasse waren er 194 Friese conscrits bestemd voor de Grande Armée en 97 man voor de marine. Volgens het bestand van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie kwamen er ongeveer 300 man uit Friesland terecht in het 33e RLI — dus ongeveer 100 man per jaarklasse. Dat betekent dat de helft van de Friese dienstplichtigen steeds werd toegewezen aan dit regiment.
Het grootste aantal conscrits voor het 33e RLI kwam uit de steden Amsterdam (687), Den Haag (216), Leiden (206), Utrecht (192), Rotterdam (146), gevolgd door Den Bosch (82), Zwolle (81), Leeuwarden (74), Deventer (65) en het Gooi (23).29
Uit Friesland kwamen onder andere: Bolsward (11), Buitenpost (7), Dokkum (8), Drachten (6), Franeker (7), Harlingen (21), Makkum (6) en Wolvega (6). 30 Dat zijn in totaal 146 mannen; de andere helft was afkomstig uit de 95 Friese dorpen, die elk gemiddeld één tot vijf dienstplichtigen leverden, meestal niet meer dan twee. In totaal kwamen 158 man uit Friesland, 68 uit het departement Zuiderzee en 136 uit Bouches de l’Yssel.
Het totale aantal Nederlanders dat diende in de Grande Armée wordt geschat op 14.000 à 15.000 man, verdeeld over zes infanterie- en drie cavalerieregimenten. 31 Sommige schattingen reiken hoger: Mark Edward Hay, Oosterbeek en d’Auzon de Boisminart komen uit op ongeveer 20.000 man. 32 D’Alphonse noemde in zijn Aperçu het getal van 17.300: bestaande uit 9.000 conscrits (3 x 3.000), 4.500 extra-levées, 2.000 vrijwilligers en 1.700 wezen. Maar de extra-levées uit de jaarklassen 1808, 1809 en 1810 waren in feite bestemd voor de marine en niet voor het leger. 33
Zelf ga ik uit van circa 17.000 Nederlanders in Franse krijgsdienst, mede op basis van een manuscript van Johan Jacob Schenck (1770–1847), bewaard in het Stadsarchief van Amsterdam.34 Schenck stelde zijn verslag in het Frans samen, gebruikmakend van publicaties van Eugène Labaume (1815, 1816) en Philippe-Paul de Ségur (1824), die zelf deelnamen aan de veldtocht van 1812. Schenck verbleef jarenlang in Engeland als secretaris van stadhouder Willem V, maar overleed in Warmond, op buitenplaats Middendorp. Zijn jongere broer, Frederik Philips Schenck (1779–1812), trad in dienst van Joachim Murat, groothertog van Berg, en sneuvelde in 1812 aan de Berezina. Dat verlies zal voor Johan Jacob de aanleiding zijn geweest om te achterhalen wat er precies met zijn broer en duizenden anderen was gebeurd.
Grande Armée
De Grande Armée bestond uit elf legerkorpsen. Het 1e legerkorps, onder leiding van Davout, telde vijf divisies, elk voorzien van genie, artillerie en administratie. Elke divisie omvatte vijf regimenten, elk regiment vijf bataljons, en elk bataljon zes compagnieën: vier met fusiliers (de stoottroepen in het centrum), één met voltigeurs en één met karabiniers — de twee elite-eenheden. Een compagnie bestond uit circa 140 man, verdeeld over twee pelotons.
Het 1e legerkorps telde in theorie 82.000 man (verdeeld over 82 bataljons van elk 1.000 man), maar het werkelijke aantal lag lager: zo’n 73.000 manschappen (bij gemiddeld 840 per bataljon). Ongeveer tweederde daarvan was infanterie; de rest uit artillerie, genie en ondersteunend personeel.35 Op 15 juni 1812 waren er nog 66.345 man actief. Toen het corps Moskou verliet, telde het 28.000 man. Half november na de slag bij Krasnoi waren het nog maar 4 of 5.000 man.[Dessaix, p. 269-271]
Het 33e regiment lichte infanterie maakte deel uit van de vierde divisie, die uit twintig bataljons bestond en onder bevel stond van generaal Joseph-Marie Dessaix. Zijn drie brigadegeneraals waren Joseph Barbanègre, J.-P. Friederich(s) en F.J. Le Guay.36 Het 33e RLI stond onder leiding van de Normandische markies Henry de Marguerye (ook wel gespeld als Marguerit),37 en werd geassisteerd door H.P. Everts als adjudant-majoor. Het regiment bestond uit vier veldbataljons en een reservebataljon, onder leiding van majoor P.A. van Beresteijn,38 dat was bedoeld voor opleiding en aanvulling van verliezen.
Elk bataljon beschikte over één of twee Oostenrijkse veldkanonnen. In totaal had het regiment zes stukken geschut, een ziekenwagen, zes munitiekarren (caissons), vier wagens voor patroonmagazijnen, vier voor levensmiddelen, één als smidse en één voor administratieve doeleinden. Verder waren er een chirurgijn met negen assistenten, circa acht muzikanten en vier meesterwerklieden. Het regiment beschikte over 36 rij- en 104 trekpaarden, die vermoedelijk in Maagdenburg waren aangeschaft.
Elke infanterist droeg ongeveer 28 kilo aan bewapening en bepakking met zich mee, waaronder een noodvoorraad meel (2,5 kg), brood en beschuit (1,5 kg), en in de ransel twee hemden, twee paar schoenen met reservezolen en spijkers, een broek, een paar halve slobkousen, borstels en poetsgerei, wondpluksel en een zwachtel.

Het is nog onduidelijk hoeveel Nederlandse officieren er waren: 91, 108, 112 of 132. Op 15 juni 1812 had het 33e RLI had moeten bestaan uit 4.252 mannen, verdeeld over vijf bataljons. In werkelijkheid waren het slechts vier veldbataljons.39 Vier bataljons van het 33e RLI telden officieel 91 officieren, en 3310 soldaten. De database van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie telt 4624 manschappen van Nederlandse afkomst bij het 33e RLI, waaronder 112 officieren en onderofficieren. Rieksen vermeldt 132 officieren en onderofficieren in september 1811.40 Het is mij onduidelijk waarin de verschillen zitten, misschien hebben ze ook andere jaren meegerekend?
Volgens d’Auzon de Boisminart had de helft van de officieren van het RLI de Franse nationaliteit (Marguerye, en de vijf chefs van de bataljons: De Jongh, Van Ommeren, Serré, Schuurman, Patin en Van Beresteijn).41 Volgens Everts hadden alle onderofficieren de Franse nationaliteit.42
„33e régiment d'infanterie légère colonel Henry-Jean-Baptiste Marguerye (blessé à Krasnoï) --- 1er bataillon chef de bataillon de Jongh (blessé à Krasnoï) (ex-1er bataillon du 1er légère hollandais) [volgens Jordens was dat Van Ommeren] --- 2e bataillon chef de bataillon Serré (tué à Krasnoï) (ex-2e bataillon du 1er légère hollandais) --- 3e bataillon chef de bataillon Schuurman (blessé à Krasnoï) (ex-3e bataillon du 1er légère hollandais) --- 4e bataillon chef de bataillon Patin (ex-1er bataillon du 6e de ligne hollandais) --- artillerie régimentaire lieutenant Bartels (blessé à Krasnoï), 4 canons autrichiens de 3-livres major Van Berestein, à Givet dans le 2e division militaire --- dépot du régiment, quartier-maître trésorier Langlois --- 5e bataillon (4 compagnies de fusiliers, conscrits)[onder Van Beresteijn].43
Infanterie
Het 33e Regiment Lichte Infanterie (RLI) is niet hetzelfde als het Poolse 33e régiment d’infanterie de ligne, waarvan ik overigens wel meerdere foto’s heb gebruikt. Tussen beide regimenten wordt onderscheid gemaakt. De lichte infanterie vormde een zelfstandig opererende eenheid binnen de strijdmacht. Hoewel zij zich te voet verplaatsten, moest een lichte infanterist — vaak aangeduid als jager of chasseur — in staat zijn zich snel en flexibel te bewegen. De jagers zwierven uit vóór of naast de reguliere linieregimenten.44 Ze waren getraind om zich met een tempo van 85 passen per minuut voort te bewegen.45
De jagers werden ingezet op de gevaarlijkste posities — vooraan of op de flanken van het leger — en opereerden meestal in losse formaties.46 Hun uitrusting was daarom lichter dan die van een gewone infanterist. Het merendeel van de infanterie bestond uit linieregimenten. Deze troepen stelden zich op in meerdere, achter elkaar gelegen linies, waarbij elke linie om beurten salvo’s afvuurde.47
De opleiding van Franse infanteristen was in de praktijk uiterst beperkt. Nieuwe rekruten kregen hoogstens twee of drie weken instructie in het depot. Volgens Chandler vuurde een soldaat gemiddeld slechts twee keer per jaar met scherp; de nadruk lag op de aanval met de bajonet.48 49
Begin van de veldtocht en problemen met desertie
Op 20 oktober, om vijf uur ‘s ochtends, vertrok het 33e regiment uit Maagdenburg. Er werd na elk uur een rookpauze van vijf minuten ingelast. Tussen Bremen en Braunschweig waren circa tachtig jagers gedeserteerd, die volgens bronnen verantwoordelijk worden geacht voor plunderingen en dronkenschap in de omgeving van Burg bij Maagdenburg.50 Mogelijk zijn zij gedwongen achter aan te sluiten en hun bajonet omgekeerd te dragen en dat veroorzaakte niet alleen nek- en rugpijn, maar ook bij de liezen of dijen.
Een aantal deserteurs is met naam en straf bekend: Henry Felius deserteerde op 25 oktober; Jean Wagenaar werd op 27 oktober veroordeeld tot twaalf jaar dwangarbeid met een blok aan het been. Tussen augustus en november 1811 deserteerden in totaal 231 man, zowel Duitsers als Hollanders.51 Het lijkt erop dat er in 1811 80.000 man gedesteerd zijn.52 Het regiment werd in Maagdenburg opgevuld met dienstweigeraars en deserteurs uit de vesting Wesel, die gratie hadden verkregen onder de voorwaarde dat zij alsnog tot het leger toetraden. Daarnaast kwamen er conscrits uit onder meer Straatsburg.
Napoleon verbleef op paleis Het Loo en bracht een bezoek aan Hattem. Op 28 en 29 oktober was hij met maarschalk Oudinot in Zwolle om troepen te inspecteren.53
Eenmaal terug besloot Napoleon een krijgsraad bijeen te roepen om de aanstichters van de plunderingen te laten veroordelen.54
Op 23 november 1811, "Men legt men aan Zijne Majesteit rekenschap af van de excessen begaan door het 33e Regiment Lichte Infanterie, dat zich tijdens zijn doortocht door Burg schuldig heeft gemaakt aan diefstal en plundering, en vraagt men Zijne Majesteit de door de Prins van Eckmühl genomen maatregel goed te keuren om de schuldigen die het meest schuldig zullen zijn voor een militaire commissie te brengen"; "Goedgekeurd", antwoordt de Keizer.55
Na tien dagen marcheren bereikte het regiment Stettin. Ook daar werden de soldaten ondergebracht bij burgers. Daar kwam het 33e RLI onder het bevel van Dessaix en Barbanègre te staan. Er werd geoefend en er zijn kaderscholen in het leven geroepen voor het opleiden van onder-officieren. Er was nog steeds een tekort aan (Franse) officieren en manschappen. Vanuit deze Poolse stad schreef Hans Tigchelaar naar verluidt zijn laatste brief, gedateerd 6 december 1811. Op 15 december werden de soldaten in hun winterkwartier ondergebracht, een deel in het tien km verderop gelegen Damm. Napoleon vroeg zich af of alle conscrits waren aangekomen. Inmiddels waren ca 70 soldaten overleden waarvan sommige aan dysenterie.56 Op 24 december begon het te vriezen.

Eind 1811 was het 33e Regiment Lichte Infanterie nog gekleed in een mengvorm van Franse en Nederlandse tenues. Kort voor het vertrek naar Rusland kreeg het regiment een volledige Franse uitrusting. Een officier uit Mecklenburg merkte in april 1812 op dat bij de doortocht door de stad Poznań de oudere soldaten van het 33e nog hun groene uniformen met gele accenten droegen, terwijl de nieuwe rekruten waren gekleed in het blauw-rood-witte tenue van de Franse chasseurs. In het voorjaar werden in het depot te Givet grijze lakense broeken verstrekt. De compagnies die vanuit dit depot naar Polen marcheerden, voegden zich bij het regiment, uniform gekleed in de tenue van de Lichte Infanterie: blauw met puntige revers en witte biezen.
Begin januari 1812 telde het 33e RLI vier bataljons. Twee bataljons zouden voor de voorhoede zijn bedoeld en twee voor de achterhoede van het 1e legerkorps. Eind januari werd Zweeds-Pommeren bezet. Op 15 februari was het hele leger in staat van paraatheid gebracht. De dag daarop schreef Napoleon vanuit Parijs aan Mathieu Dumas: “Zeshonderd man zijn niet genoeg voor het 33e, omdat de bataljons zwak en niet compleet zijn; maar 1.200 man zijn te veel. Wijs in totaal 800 man toe aan dit regiment”.57
Op 24 februari besloot Pruisen zich aan te sluiten bij de Franse coalitie; daarmee stond Napoleon niets meer in de weg. Op 29 februari gaf hij bevel om nog eens 300 à 400 man uit het depot in Givet op te zenden. Eén bataljon werd achtergelaten in Stettin om de bevoorrading te verzorgen. Ook in Dantzig werd een depot ingericht; het is aannemelijk dat ook daar manschappen zijn achtergebleven.
De mars door Polen/West-Pruisen
Op 7 maart 1812 vertrokken de vier veldbataljons van het 33e Regiment Lichte Infanterie uit Stettin, nadat nog enkele dienstweigeraars uit de vesting Wesel waren opgezonden. De mars voerde door een landschap van polders en terpen, in cultuur gebracht door Friese en Vlaamse doopsgezinden. De eenheid zette koers naar Marienburg (nu Malbork), ten zuidenoosten van Dantzig, waar drie weken werd gewerkt aan de versterking van de stadsmuren. De manschappen vonden onderdak in landelijke dorpen als Königsdorf (Królewo) en Katzenase. Hier voegde majoor H.P. Everts zich bij het regiment met twee compagnieën uit het depot.
Rond 12 mei stond het regiment voor Elbing (Elbląg). Op 17 mei ontving het een nieuwe vlag, model 1812, nog zonder inscriptie. Mogelijk werden op dat moment ook nieuwe broeken verstrekt. Volgens Berjaud telde het regiment op dat moment 64 officieren en 2.232 manschappen — aanzienlijk minder dan de beoogde 3.200 man (vier bataljons van 800). Sinds hun vertrek uit Groningen waren al 280 manschappen overleden.58 Volgens George Nafziger wist Napoleon vaak niet hoe sterk sommige regimenten werkelijk waren; hij zou over de sterkte van bepaalde legerkorpsen zelfs zijn misleid.59
Eind mei zette het regiment de mars zuidwaarts voort, stak de Weichsel over bij Pasłęk en kwamen in het Hertogdom Warschau terecht. In Młynary werd twee weken halt gehouden. Op 5 juni sliepen de soldaten volgens majoor Everts voor het eerst onder de blote hemel. Kort daarop bereikten de veldbataljons Königsberg (Kaliningrad), en op 19 en 20 juni verbleven ze in Insterburg (Černjachovsk), waar Napoleon hen tijdens een parade persoonlijk aanschouwde. Op 23 juni bereikten ze de rivier de Niemen, die de grens vormde met het Russische keizerrijk.
Aankomst Napoleon
Op 9 mei 1812 had Napoleon zijn paleis in Saint-Cloud verlaten en begaf zich via Frankfurt naar de troepen in het oosten.60 Op 29 mei verliet hij Dresden, waar hij onderhandelde met de bondgenoten en afscheid nam van vrouw en kind. Tussen 3 en 5 juni was hij in Torùn, een vestingstad aan de Pools-Oostpruisische grens aan de Weichsel en heeft een parade van vijf regimenten van de Keizerlijke Garde afgenomen.61
Op 19 juni nam Napoleon in Insterburg (Tsjernjachovsk), 120km oostelijk van Königsberg, een parade af van een deel van het 1e legerkorps, want veel tijd had hij niet.
Ieder legerkorps was verplicht in zijn eigen onderhoud te voorzien en er werd een verordening uitgeroepen om alle runderen van de plaatselijke bevolking in beslag te nemen. Op 8 juni verklaarde een luitenant dat hij beslag had weten te leggen op 3.000 runderen en daarmee vele families in het ongeluk had gestort. Oost-Pruisen werd gestroopt door de soldaten om zich van levensmiddelen, boerewagens en paarden te voorzien.62 Of ze goed te eten hadden gehad valt te betwijfelen. De soldaten kregen geen soldij om om aankopen te kunnen doen; ze werden geacht eerst hun uniform af te betalen? De lokale bevolking kreeg nauwelijks of geen schadevergoeding. De inval is enkele dagen uitgesteld om het vee en de paarden op krachten te laten komen en er voldoende hooi was geoogst voor de 170 of 180.000 paarden. Sommige soldaten kregen een sikkel of zeis om te maaien.
Op 22 juni verklaarde Napoleon de oorlog aan Rusland. Op 23 juni was het drukkend heet. Napoleon stak zich in een Pools uniform om niet op te vallen bij het inspecteren van de rivier om plekken te zoeken voor de pontonbruggen. Hij was de hele dag onderweg en kwam uit bij een heuvel, nu Napoleon’s Hill, en deelde bevelen uit. Napoleon is die dag van zijn paard zijn gevallen, maar kwam op de natte grond terecht. ‘s Avonds regende het pijpestelen, maar het is onduidelijk of het ook onweerde zoals soms wordt beweerd.
„When Napoleon appeared at Kovno he wore the cap and uniform of a Polish officer, while "On 23 June 1812 a closed carriage drawn by 6 horses suddenly appeared in the middle of the bivouac of the 6th (Polish) Uhlan Regiment. The troopers were even more startled when it stopped and Napoleon, himself, climbed out. Spotting a major, Napoleon approached him, asking to see the regiment's commander. ... Napoleon asked the route to the Niemen River and the location of the most advanced Polish outposts. The next request was the most surprising. Napoleon requested Polish uniforms for himself and his staff. ... Napoleon did not wish to warn the Russians of the pending invasion. Napoleon and his staff quickly exchanged their uniforms with some very surprised Polish officers and headed for the border. ... Napoleon carefully examined the terrain.63
Toen de drie pontonbruggen waren gebouwd viel de Grande Armée in de nacht van 24 juni 1812 Rusland binnen. Een leger van naar schatting 420.000 man trok op drie verschillende plekken zonder officiële oorlogsverklaring de grens over. Volgens Dessaix waren het voor de helft Fransen.64 Volgens Thiers trokken slechts ca 256.000 man over de Dwina; de rest (160.000 man) was achtergebleven, omgekomen of diende voor de toevoer, bewaking van de havens, of als reserve.65 Het optrekken naar Vilnius zou vijf dagen in beslag nemen. Ze ontmoeten geen enkele tegenstand, behalve het weer, dat zat echt tegen.
Si on compte en outre 18 ou 20 mille Saxons et Polonais à droite vers le Dniéper (non compris les Autrichiens), 60 mille Français et alliés à gauche sur la Dwina, ce qui fait 80 mille, on retrouve les 250 ou 255 mille hommes restant des 420 mille qui avaient passé le Niémen.
Meer dan de helft van het leger was niet-Frans, er werden twintig talen en dialecten gesproken en 10% was jonger dan 20 jaar, sommige slechts 15 jaar oud. Het grootste contingent was Pools, ca 80.000 man. Ca 150.000 man, werden door Napoleon zelf aangevoerd.66 67 De Grande Armée is gevolgd door 50.000 vrijwilligers. (Volgens de wet van de grote getallen is het niet overdreven om te veronderstellen dat ook bijna 10% van het totaal aantal Nederlandse deelnemers geen militaire functie uitoefende, maar volger was.) Ca 100.000 soldaten zijn achter de hand gehouden om later te kunnen worden ingezet; 30.000 waren nog onderweg. De totale sterkte is geschat op ca 610.000 man.66
Intermezzo
Tsaar Alexander I was 26 april in Vilnius aangekomen en had een deel van zijn ministers meegenomen om ter plaatse de besturing van het land voort te zetten.69 Tijdens een bal in een grote tent bij het landhuis Zakret, eigendom van de gepensioneerde generaal Bennigsen, zou hij van de inval bij Kaunas hebben vernomen. Sophie de Choiseul-Gouffier, die aanwezig was, Leo Tolstoy en Alexander Dumas hebben het bal beschreven. Op 27 juni vroeg in de ochtend verliet de tsaar Vilnius, vergezeld of gevolgd door Barclay de Tolly en zijn legerkorps. Ze trokken zich terug op Drissa (250 km landinwaarts, nu Wit-Rusland), waar ze twaalf dagen later aankwamen. Al die tijd hield hij zich stil. Het landhuis van Bennigsen in Vingis park, dat door de tsaar was aangekocht, is door de Fransen als militair hospitaal ingericht.70
De tsaar had Michael Schultz, een Litouwse architect, opdracht gegeven een galerij met pilaren voor het landhuis aan te leggen, die evenwel instortte, vlak voor het feest. Dat gebeurde toen de bouwvakkers aan het lunchen waren en dus niet tijdens het bal zoals is beweerd. Er vielen meerdere slachtoffers. Schultz rende naar de rivier en heeft zichzelf verdronken. Dat zou op 20 juni zijn geweest.
De tocht in Rusland
In de vroege ochtend van 24 juni zijn Napoleon en de Keizerlijke Garde bij “Napoleon’s Hill” de 150m brede Memel overgestoken, nadat er drie bruggen waren gebouwd door Eblé en de (Hollandse) pontoniers. Het 1e en 2e legerkorps onder Davout en Oudinot, voorafgegaan door muzikanten, waaronder vijf negers volgens Boisminart, volgden. (Een vierde brug dichter bij Kaunas diende voor een eventuele snelle aftocht.) De oversteek van de Grande Armée is doorgaan tot de volgende dag. Het was een van de kortste nachten en op 25 juni was het prachig weer.

De Grande Armée opgedeeld in vijf kolonnes: het 1e, 2e en 3e onder Napoleon, het 4e en het 6e onder de Beauharnais en Saint Cyr. Het 5e, 7e en 8e onder Jérôme de Bonaparte.71 Napoleon kwam op de 28e aan in Vilnius; de Russische tsaar was een dag eerder vertrokken. Het was bloedheet, temperateruren van ca 36 graden Celsius. Op 29 juni begon het ‘s avonds het te stormen, te donderen en hard te regenen.72 De regen viel met bakken uit de hemel. Daardoor veranderden de meeste wegen rond Troki in modderpoelen. Ca 15 of 18.000 paarden gingen verloren; die zakten tot hun knieën weg op de primitief aangelegde wegen door veelal moerassige gebieden. De Grande Armée verloor in twee dagen tijd 50.000 manschappen door vermoeidheid, gebrek en de extreme temperaturen.
De temperatuur, zo meldt Adam Zamoyski in zijn monografie: 1812 Napoleons fatale veldtocht naar Moskou (2004), kon na de oversteek van de Njemen oplopen tot 36 graden Celsius, waarbij het op brede zandpaden, moerasachtig gebieden, en in de eindeloze dennenbossen als een oven zo heet werd zonder een zuchtje wind, dat alles onder aanvallen van insecten, wespen, steekvliegen en muggen.
De bedoeling van Napoleon was tussen de twee hoofdlegers van de Russen in te schuiven en elk daarvan afzonderlijk te dwingen slag te leveren. Jérôme en Eugène volgden (op 30 juni en 1 juli) met de opdracht elkaar en de hoofdmacht te beschermen.73 Zij staken meer naar het zuiden over bij Grodno en Piliuoni, op een afstand van 180 km en 30 km van Kaunas.74 Het 7e onder Reynier beschermde het hertogdom Warschau en bleef in de omgeving van Grodno samen met de Oostenrijkers. Het 8e legerkorps stond onder bevel van VanDamme, toen Jérome en Junot. Het 9e onder Victor werd tot september in reserve gehouden en is naar Vitebsk opgestuurd. Het 9e legerkorps onder Augerau is nooit ingezet; het bleef in Berlijn of Konigberg. Het 10e legerkorps onder MacDonald trok bij Tilsit de Nemen over en bezette Koerland. Het trok richting Riga, dat ten zuiden werd beschermd door de brede rivier Daugava. Het bleek onmogelijk die stad in te nemen.75

Op 25 juni verplaatste het 33e RLI zich 22 km, op 26 juni 23 km, op 27 juni 45 km tot Troki (Trakai) en op die snikhete zondag 28 juni 25 km. De afstand tussen Kaunas en Vilnius is 100 km. Het regiment kwam volgens Schuurman vanwege de stortbuien in de avond en de daarop volgende koude nachten in “allerjammerlijkste toestand” in Vilnius aan. Het had een paar honderd man en tientallen paarden verloren.76 Het regiment kreeg vervolgens twee dagen rust.
Eind juni 1812 kreeg het 33e régiment d’infanterie légère te maken met extreme weersomstandigheden: eerst hitte, gevolgd door of afgewisseld met heftige stortbuien, waardoor wegen onbegaanbaar werden en kanonnen en paarden wegzakten in de modder. In totaal gingen 15.000 tot 18.000 paarden verloren. De Grande Armée verloor in twee dagen 50.000 manschappen door vermoeidheid en voedselgebrek. Soldaten zwierven op zoek naar eten, maar verdwaalden in bossen en uitgestrekte moerassen, want ze hadden niet de beschikking over topografische kaarten. Ondervoeding en ziekten als luizenplagen, diarree, buiktyfus en dysenterie namen toe. Volgens Thiers aten ze enkel vlees, zonder zout, brood of wijn. De wegen lagen nog vol met dode paarden en manschappen, die niet gelijk werden begraven. Dat verpestte de lucht. De Russische tactiek van de verbrande aarde maakte voedsel en onderdak schaars: dorpen waren verwoest, graanmolens verbrand, waterputten vergiftigd, en hooi en stro ontbraken. De aanvoer uit Polen en Oost-Pruisen stokte, er was geen zout of brood en de rogge voor de paarden was nog groen. Er werden ovens gebouwd, maar er waren nauwelijks stenen beschikbaar in de directe omgeving. In de kloosters omgebouwd tot ziekenhuizen van Vilnius lagen ondertussen 3.500 man.

„Several days after crossing the Nieman, a number of soldiers began to develop high fevers and a red rash on their bodies. Some of them developed a bluish tinge to their faces and then rapidly died. Typhus had made its appearance. Only a month into the campaign, Napoleon lost 80,000 soldiers who were either incapacitated or had died from typhus.“77
Op zondag 30 juni werd Napoleon feestelijk binnengehaald door de bevolking van Vilnius.
Twee dagen eerder was de Confédération générale du Royaume de Pologne uitgeroepen, met als doel een Poolse administratie in te voeren in Litouwen, Wit-Rusland en Oekraïne.
Op 8 juli benoemde Napoleon Dirk van Hogendorp tot gouverneur-generaal en hoofd van het voorlopige, door hemzelf ingestelde marionettenbestuur 78.
Dit bestuur moest samenwerken met de regering in Warschau.
Van Hogendorp kreeg de opdracht de aanvoer van levensmiddelen te waarborgen en de ziekenzorg te organiseren.
Daarnaast werd een bereden politiecorps van circa 1.500 man gevormd, dat in de omgeving moest patrouilleren en achtergebleven soldaten opsporen 79.
Napoleon had gehoopt bij Vilnius een beslissende slag te kunnen leveren — een soort Blitzkrieg — om de Russen tot vrede te dwingen.
Het Russische leger, ongeveer 180.000 à 200.000 man sterk, trok zich echter op de snikhete 28 juni terug uit Litouwen. (Napoleon kreeg geen gelegenheid meer de tsaar te ontmoeten.)
Tsaar Alexander I trok naar Polotsk en droeg het opperbevel over aan zijn minister van Oorlog, Barclay de Tolly.
Deze achtte het verstandiger de Fransen steeds dieper Rusland in te lokken en pas aan te vallen zodra de winter zijn werk zou doen.
Aan Russische zijde was men zich goed bewust dat dit de Grande Armée, juist door haar omvang, zou uitputten en ontregelen, en Napoleon zou dwingen tot een lange, winterse veldtocht waarvoor hij slecht voorbereid was 80.
Het 1e legerkorps kreeg opdracht zoveel mogelijk bijeen te blijven en te verhinderen dat de twee Russische hoofdlegers zich konden verenigen. Elk korps beschikte over slechts zeven kaarten — niet alleen van Rusland, maar ook van India, bedoeld voor Napoleons grootse plannen tegen de Engelsen — terwijl de regimenten er geen enkele hadden. In open terrein reed de cavalerie voorop; in beboste gebieden ging de infanterie voor 81.
Op 30 juni / 1 juli trok Davout met zijn korps naar Oshmyany.
Een drietal bataljons van het 33e régiment léger kreeg de opdracht de cavalerie van generaal Bordesoulles te volgen naar Volozhyn, halverwege Minsk, om uit te zoeken waar Bagration of Platov zich hadden verschanst.
Zij moesten zich haastig verplaatsen om als eersten Minsk te bereiken.
Op 5 juli vertrokken de eerste drie bataljons — ongeveer 2.400 man — om elf uur ’s avonds uit Volozhyn. Tijdens de nachtelijke mars ging het volledig mis. Het begon opnieuw hevig te regenen.
De Franse generaal Friant (waarschijnlijk) die de Nederlanders de volgende ochtend om tien uur zag aankomen, rapporteerde aan Davout dat er slechts vierhonderd man in goede orde waren gearriveerd.
“De rest is achtergebleven; degenen die hier zijn, zijn zo moe dat ze niet verder kunnen marcheren voordat ze soep hebben gemaakt.” 82
De volgende dag, op 7 juli, werd het uitgeputte 33e régiment léger teruggestuurd naar Volozhyn, met de opdracht contact te leggen met de cavaleriedivisie onder Jérôme Bonaparte. De Grande Armée bestreek op dat moment een gebied van ongeveer honderd kilometer breed. Op 8 juli begon het opnieuw te stortregenen.
Op 9 en 10 juli vond bij Mir een schermutseling plaats tussen het Poolse legerkorps en de Russen. Het was de eerste Russische overwinning, en Napoleon was woedend omdat Jérôme te langzaam was opgerukt, het korps van Poniatowski slechts gedeeltelijk had ingezet, en Bagration had laten ontsnappen.83 Jérôme werd onder Davout geplaatst, hetgeen hij niet accepteerde. Vijf dagen later verloor de strijd tegen Platov, waarna hij ontslag nam en terugkeerde. Volgens Thiers was hij gewond geraakt?]
In de eerste twee weken had het leger al 130.000 man verloren, door ziekte en desertie, maar ook duizenden paarden. Er had nog geen enkele grote slag plaatsgevonden, en de tegenpartij liet zich niet zien. Napoleon begreep niet wat de tsaar van plan was en bleef, niet wetend wat te doen, achttien dagen in Vilnius. Op 11 juli ontving hij een Poolse delegatie, die hoopte op herstel van de Poolse monarchie, maar het land werd in plaats daarvan ingelijfd in een confederatie met Litouwen en Wit-Rusland.
Uit de website allefriezen.nl blijkt dat verscheidene soldaten van het 33e régiment léger zich eind juli, augustus en september 1812 nog steeds in Königsberg bevonden; zij zijn nooit verder gekomen dan het plaatselijke ziekenhuis. Zij hadden slechts recht op een derde van hun soldij 84.
Een nieuw 5e bataljon van rekruten uit Givet zou ongeveer een maand in Königsberg hebben gebivakkeerd, voordat de manschappen werden overgeplaatst naar het 4e bataljon.85 In de zomer van 1812 werden minstens 7.200 man begraven buiten Vilnius. De doodsoorzaak: buiktyphus, of ondervoeding.
Op 8 of 9 juli arriveerde Davout met zijn avant-garde in Minsk en bezette de stad nog vóór Bagration. Het 33e régiment léger kwam daar op zaterdagavond 11 juli aan onder leiding van luitenant-kolonel La Serré, die het 2e bataljon commandeerde. Na vier zware dagmarsen, waarin het regiment ongeveer 120 kilometer had afgelegd, bereikten de troepen Minsk. Zij hadden dag en nacht gemarcheerd en waren volkomen uitgeput.
In plaats van de verwachte 3.280 man arriveerden er slechts 2.530 86 87 88 89.
“De eenheid verkeerde in een dramatische toestand, en daar was geen Rus aan te pas gekomen.” 90
Het 33e régiment léger had vlak over de grens, in de moerassen rond Lyda, ongeveer 900 man verloren — door uitputting, ziekte, voedselgebrek, zelfmoord of doordat mannen onderweg hun eigen wagens of dorpen plunderden. De meeste dorpelingen in dit gebied waren joods en verkochten tegen hoge prijzen voedsel of drank aan de soldaten.
Volgens Thiers was het moreel van de Grande Armée al in een vroeg stadium ernstig aangetast. Er zwierven naar schatting 25 à 30.000 losgeslagen soldaten rond, wier aantal zelfs toenam door de haastige marsen van verschillende korpsen. Zelfs in het 1e legerkorps van Davout, dat bekendstond om zijn discipline, waren er eenheden die zich volledig hadden ontbonden en het land plunderden 91.
Er zijn bovendien aanwijzingen dat Napoleon onvolledig of onjuist werd geïnformeerd over de werkelijke sterkte van zijn troepen en hun voedselvoorraden. Sommige regimenten waarvan hij dacht dat ze nog tien dagen rantsoen hadden, bleken geheel zonder voedsel te zitten. Generaal Dumas herinnerde zich dat Friant, bevelhebber onder Murat, hem had gevraagd een rapport op te stellen waarin het 33e régiment de ligne werd vermeld met 3.200 man, terwijl er in werkelijkheid hoogstens 2.500 over waren.
“Friant zei dat Napoleon boos zou worden op zijn chef. Hij gaf de voorkeur aan een fout in het rapport, en kolonel Pouchelon leverde de gewenste vervalste opgave.” 92
Volgens H.P. Everts, sinds mei 1812 hun adjudant-majoor, hadden ze 480 km gelopen vanaf Vilnius, een maand lang nauwelijks brood gezien en enkel soep gegeten.93 Toen Davout constateerde dat de compagnien niet voltallig waren, barstte hij uit als de Vesuvius volgens Everts. Er waren nog maar vijftig man aangekomen.94 Hij stelde hij voor het hele regiment op te heffen. “Met zijn gezicht op onweer” dreigde hij op zondagnamiddag 12 juli na de mis en tijdens het defilé op het plein voor de kathedraal iedere tiende man van het 33e RLI neer te schieten.95 96 Davout ging erg ver met de vernedering van het regiment, crosse en l’air, d.w.z. met de kolf naar boven en de loop naar beneden, een zichtbare vernedering. Het regiment vormde geen uitzondering; sommige regimenten had al 40% van hun sterkte verloren, voordat zij enig schot gelost hadden; er ontbraken in totaal 2604 man. Het restant van het 33e RLI werd niet in de stad toegelaten, maar moest buiten de stad bivakkeren, d.w.z. zonder beschutting of vertier. Ook Dessaix en Joseph Barbanègre kregen er van langs. Barbanègre, die de logistiek moest behartigen en de Pool Mikołaj Oppeln-Bronikowski, die benoemd werd als gouverneur van het district, zijn achtergebleven, alsmede het 1e en 4e bataljon van het 33e RLI, waaronder Hans Tigchelaar.97
Er kwam een postkantoor en werd een commissie ingesteld met drie secties: The first section was responsible for fulfilling all the requirements of the military commanders, procuring supplies from the food stores, and delivering them to where they were needed. The second section was responsible for police management, the formation of gendarmes and other troops, and following the instructions received by the Commission. The third section was responsible for financial management.
Het 1e legerkorps vertrok op maandag 13 juli uit Minsk om Pjotr Bagration, de beste Russische generaal, in te halen en af te snijden van Barclay de Tolly die ten noorden van de Dnieper opereerde. Op 15 juli trok het korps over de Berezina bij Borisov. De cavallerie van Jerôme werd op die dag in de omgeving van Slutsk verslagen door Platov.https://russkiymir.ru/news/41677/
Davout bereikte na een geweldige mars als eerste Mogilev. De 4e divisie onder Dessaix bestond vanaf dat moment nog slechts uit twee brigades, met in totaal tien bataljons en ongeveer 9.000 man.98 Op 20 juli nam Dessaix in de slag bij Mogilev de stad in; zijn brigade verloor daarbij 942 man 99 Davout versloeg op 23 juli Bagration. Twee dagen later, op 25 juli, liet hij de plaatselijke bevolking de eed van trouw aan Napoleon afleggen.

Bronikowski gaf H.P. Everts de opdracht met zijn bataljons en de Poolse cavalerie de duizenden achtergebleven soldaten op te sporen.
Er waren nog 917 manschappen van het 33e régiment léger. 100 101 Tijdens de eerste dag werden ongeveer 500 soldaten teruggevoerd, ’s avonds voor de krijgsraad gebracht en een aantal van hen ter plekke geëxecuteerd. 102 103
Na acht dagen, op 21 juli, werd zijn taak overgenomen door luitenant-kolonel W.A. de Jongh en het 1e bataljon. Op 22 juli arriveerde het 3e bataljon in Minsk. 104
Op 31 juli overwoog Napoleon het regiment te reorganiseren. 105
Toch besloot hij kort daarna de troepen naar het front te verplaatsen.
Op 7 augustus 1812 schreef hij vanuit Vitebsk aan Berthier:
“Er zijn te veel troepen in Minsk. Geef de drie bataljons van het 33e régiment léger opdracht zich te voegen bij Dessaix nabij Orsha.” 106
Twee dagen later, op 9 augustus, volgde een tweede bevel:
“Wat Minsk betreft, gelast generaal Bronikowski om twee of drie bataljons van het 33e, als het kan, naar Orsha te leiden om de prins van Eckmühl (Davout) te versterken.”
107
Op 15 augustus, de verjaardag van Napoleon, vertrok De Marguery met twee bataljons (ca. 1.200 man) in de richting van Borisov. 108
Het 3e bataljon bleef achter om de enige brug in de omgeving te bewaken, terwijl het 2e bataljon verder trok richting Mogilev. 109
De temperaturen liepen intussen hoog op en er was een groot tekort aan drinkwater nadat men het moerassige gebied rond de Berezina achter zich had gelaten.
De bronnen waren opgedroogd en het gras verdord; met hun bajonetten groeven de soldaten kleine putjes om aan water te komen. (In beslag genomen koeien vielen onderweg dood neer.) Het halve leger leed inmiddels aan diarree, en halve bataljons marcheerden op blote voeten, omdat er geen reserveschoenen waren.
Het korps van Davout, oorspronkelijk 72.000 man sterk, telde nog slechts 60.000 man.
Het leger hield enige tijd rust, wachtend op de achterblijvers.
Op 28 juli kwam Napoleon aan in Vitebsk. De volgende dag zou een slag plaatsvinden, maar in de nacht waren de 100.000 Russen stilletjes verdwenen. Op 2 augustus trok het 1e legerkorps door Dubrouna. De hitte was ondraaglijk, erger nog dan in Egypte; zelfs Napoleon gaf dat toe. Sommige generaals, onder wie Murat en Jomini, raadden hem aan de veldtocht op te geven en zich voor de winter terug te trekken op Vilnius.
Ook Berthier ontraadde hem verder Rusland in te trekken; dat zou, zo vreesde hij, op een ramp uitlopen.
Op 11 augustus dwong Barbanègre de bevolking van Borisov voedsel te leveren, op straffe van executie bij weigering. Alle voorraden waren inmiddels uitgeput.
Op 13 augustus stond Davout voor de Dnjepr, aan de voormalige Russische grens.
’s Nachts werden twee bruggen over de rivier geslagen.

De volgende dag trokken Ney en Murat Krasnoi binnen, maar niet zonder hevige Russische tegenstand.
Op 15 augustus, de verjaardag van Napoleon, kregen De Marguery, La Serré en Schuurman opdracht met het 2e en 3e bataljon vanuit Minsk en Borisov naar Smolensk op te rukken.
Everts en De Jongh bleven achter om achtergebleven manschappen op te sporen en de bevoorrading te verzorgen, maar kregen tevens opdracht informatie in te winnen over het 3e Russische leger, dat noordwaarts trok en hun terugweg kon afsnijden.
Het 1e en 4e bataljon kwamen onder bevel van Everts te staan.
Hij en zijn mannen verlieten op 18 augustus Minsk, verbleven enkele dagen in Smalyavichy en trokken daarna zuidwaarts.
Daar voegden zij zich bij het restant van het 1e bataljon, dat na een gevecht bij Slutsk aan omsingeling was ontsnapt. De 2e compagnie van het 1e bataljon, onder La Roche, werd op 23 augustus bij Slutsk in zijn geheel krijgsgevangen gemaakt. 110
Everts verbleef vervolgens enkele dagen in Slutsk, waar hij en zijn officieren door de abt van het klooster, die Latijn sprak, “gastvrij” werden ontvangen voor de maaltijd?
[https://sluck-eparchiya.by/2022/03/30/sluczk-czerkovnyj-v-vojnu-1812-goda/] https://nasledie-sluck.by/ru/sluchina/books/7810/
Daarna trok hij door naar Hlutsk. In de stad ontmoette hij de Poolse generaal Dąbrowski of Dombrowski met diens lanciers.
A more detailed description of the losses, including their monetary value, was found in the monastery documents. In general terms, the picture looked like this: the enemy took from the monastery: 800 kopecks of wheat, 1200 osmins of rye, 200 kopecks of barley, 2416 osmins of oats, 120 osmins of wheat, 16 barrels of rye grain, 6 barrels of barley, 10 barrels of buckwheat, 2 barrels of wheat flour, 5 barrels of buckwheat groats, 6 barrels of barley groats, 8 poods of lard, 8 chamfers of butter, 611 garnets of vodka, 10 poods of copper dishes, 6 poods of tsyn,9 horses with carts, carriages and carriages, 47 heads of cattle and all the hay.
De Russische generaal Friedrich Ertel nam op 14 september Hlusk in. (Er is weinig bekend over deze verovering. Wel in het Russisch https://www.glusk.by/общество/1812-j-boj-za-mestechko-glusk/)
De 2e compagnie van het 1e bataljon, die ter ondersteuning diende, werd vervolgens bij Hlusk aangevallen en zou op 14 september eveneens in haar geheel gevangen zijn genomen, resp. na een gevecht van een half uur gaven zij zich over.
Russische bronnen noemen uiteenlopende aantallen van 50, 35, 100 of 159 krijgsgevangenen.
Bogdanovich, die het voorval abusievelijk in het Oekraïense Lutsk situeert, en Sabron vormen in dat opzicht een uitzondering.111[Sabron, p. 73-74] Omdat Hans Tigchelaar nooit in Dorogoboezj aankwam, is het mogelijk dat hij tijdens deze gevechten bij Hlusk in Russische krijgsgevangenschap is geraakt.
Dat gebied was in augustus en september 1812 toneel van gevechten tussen Poolse troepen, het 1e bataljon van het 33e régiment léger en de troepen van generaal Ertel; een deel van het bataljon werd daar gevangen genomen.Op 18 september gaf Napoleon opdracht tot het samenvoegen van deze twee bataljons.

Samen met De Jongh trok Everts verder naar Bobruisk, waar zij kozakken aantroffen. 112 113
Op 13 augustus brak het leger op voor de mars naar Smolensk, waar zich intussen twee Russische legers hadden verzameld. Door ondervoeding, uitputting, ziekte en desertie verloor de Grande Armée in de eerste zes weken van de veldtocht – tot aan de opmars naar Smolensk – bijna 140.000 man. Volgens Antoine-Henri Jomini was het oorspronkelijk Napoleons bedoeling om niet verder dan Smolensk te gaan en van Vilnius zijn winterhoofdkwartier te maken. 114
De slag bij Smolensk
Napoleon trok op zijn verjaardag op tot vlak voor Smolensk. Hij hoopte de stad zonder gevecht en vóór de aankomst van het Russische leger in te nemen — een symbolische overwinning die indruk moest maken op Petersburg. Maar de stad werd het eerst bezet door een Russisch garnizoen, dat zich verbaasde over de snelle opmars van de Grande Armée. Na weken van terugtrekking vormde dit de eerste echte confrontatie tussen de legers van Bagration en Barclay de Tolly en Napoleon. De Franse hoofdmacht telde tot 185.000 man, maar slechts een deel daarvan — naar schatting 45.000 — werd direct ingezet bij Smolensk, verdeeld over drie korpsen onder Ney, Davout en Poniatowski.115 De stad werd verdedigd door circa 20-30.000 Russen met 180 kanonnen, wat de ongelijke krachtsverhouding onderstreepte.
De verdediging van Smolensk kwam in handen van Raevsky, die in korte tijd zou worden vervangen door Dokhturov. Neverovsky en Konovnitsyn kregen het bevel om de Russische aftocht te dekken.116

Napoleon stelde op 17 augustus de aanval enkele uren uit in de hoop dat de Russen uit de stad zouden komen om in het open veld te strijden. Toen bleek dat zij die fout niet zouden maken gaf hij rond tien uur ‘s ochtends het bevel tot de aanval.115
De aanval verliep gefaseerd. Murat moest aanvallen van Kozakken afslaan; Junot, Beauharnais en de 4e divisie onder Dessaix bleven in reserve. Dessaix protesteerde tegen de aanpak van Davout.118 De eerste aanval op de buitenwijken werd afgeslagen; de Fransen werden teruggedreven.119
In de middag besloot Napoleon tot een grootscheeps bombardement. Davout wilde de stad innemen via een slecht herstelde bres in de muur, bekend als de “brèche Sigismonde”. In de nacht besloten de Russen Smolensk te ontruimen. Ze staken de stad mogelijk zelf in brand om haar niet in Franse handen te laten vallen. Volgens Thiers leek het op een uitbarsting van de Vesuvius — een vurige gloed onder een heldere hemel.115
Op 17 augustus, begon om drie à vier uur ’s middags de aanval op de stad, die werd beschermd door sterke muren en bastions.
Davout bevond zich met zijn 1e legerkorps voor de stadspoorten.
De volgende dag trok Friant als eerste Smolensk binnen en stelde vast dat de Russische legers waren vertrokken, de stad achterlatend als een brandende fakkel.121
In de ochtend van 18 augustus naderden Franse voorhoedes een bres en ontdekten dat het niet meer werd verdedigd. Binnen de muren ontmoetten zij Poolse eenheden van Poniatowski, die eveneens waren doorgedrongen. De Fransen trokken Smolensk binnen en probeerden te redden wat er nog te redden viel.
Volgens Thiers telden de Fransen bij Smolensk 6.000 tot 7.000 doden en gewonden. De Russische verliezen zouden tussen de 12.000 en 13.000 man bedragen. Hij noemt deze schatting waarschijnlijk nog aan de lage kant.122 Smolensk was vrijwel volledig verwoest. Van de 2.250 gebouwen bleven er slechts 350 overeind; van de oorspronkelijke 12.000 inwoners waren er nog geen duizend in de stad achtergebleven.123 124
Meer detail in: De Slag bij Smolensk (16–18 augustus 1812)
Op 19 augustus was de brug hersteld door de Fransen en volgde de slag bij Valutina Gora tussen Ney en Tuchkov, een Russische generaal in de achterhoede. De slag vond plaats aan de voet van een heuvel (de kale bergen) en bij een beek, die beslissend had kunnen zijn, maar dat niet werd omdat Junot verdwaalde, te laat aankwam. Op 20 augustus werd besloten in het hoofdkwartier dat Barclay zou worden ontslagen. Het Russische leger trok zich als eerste terug over de zogeheten “Old Smolensk Road”.
In the Battle of Smolensk (1812) Junot was sent to bypass the left flank of the Russian army, but he got lost and was unable to carry out this operation.[98] Junot, a heavy drinker, was blamed for allowing the Russian army to retreat arriving too late at the Battle of Valutino.[99]
Op 24 augustus trok de Grande Armée verder. Op 28 augustus was het opnieuw ondraaglijk heet. Op 29 augustus werd Barclay vervangen door Kutuzov. Napoleon deed via de gevangengenomen generaal Tuchkov een eerste vredesvoorstel aan de Tsaar, maar die liet niets van zich horen.
Op 31 augustus zijn het 2e onder Serré en het 3e bataljon onder Schuurman in Smolensk aangekomen na twee weken lopen en een bruggenhoofd aan de overzijde van de Dnieper bezetten. Het diende, net als in Minsk, voor bevoorradings- en politietaken.125 Op 9 september verlieten het 2e en 3e bataljon Smolensk en trokken richting Moskou, nog 400 km.126 127 Op 9 september schreef de keizer vanuit Mojaisk aan Berthier: “…geef het bevel dat het 1e en 4e bataljon van het 33ste van Minsk naar Smolensk gaan …” Op 18 september gaf Napoleon opdracht tot het samenvoegen van deze twee bataljons. Het 1e bataljon kwam pas op 13 oktober aan in Smolensk.128, maar zonder Hans Tigchelaar. Hij bleek niet meer voor te komen in de lijsten en is naar het zich laat aanzien onderweg gesneuveld. Omdat de inkt inmiddels ook opgedroogd was, kon de administratie niet meer goedworden bijgehouden. Al op 14 oktober gaf Napoleon het bevel geen artillerie meer naar Moskou te sturen vanwege de op handen zijnde terugtocht.
De stadjes Dorogoboezj, Vjazma en Gzjatsk (het huidige Gagarin), die door de Russen waren gespaard, werden bij de Franse doortocht grotendeels verwoest, vooral door hun Spaanse en Portugese bondgenoten. Deze troepen waren verbitterd omdat zij zich, zonder soldij sinds mei en uitgeput door kou en ontberingen, als hulptroepen van Napoleon lieten afslachten.
Generaal Barclay de Tolly, van Schotse afkomst en in Russische dienst als Minister van Oorlog, werd op 29 augustus in de buurt van Gzjatsk, vervangen door de 65-jarige Kutuzov, een scherpzinnig en ervaren bevelhebber, maar van hoge leeftijd en zwakke gezondheid. Op 3 september verzamelden de Russische legers zich bij Borodino.
Begin september, op nauwelijks 12 km van Borodino, daalde de temperatuur merkbaar; ‘s nachts werd het koud. Het leger hielt twee dagen rust na drie maanden mars. Volgens Sabron nam geen enkel bataljon van het 33e RLI deel aan de slag bij Borodino.129 De veldslag duurde 12 uur, en behoort tot de meest bloedigste uit de Napoleontische oorlogen. Er vielen meer dan 51.000 doden en gewonden.130 Niet alleen Davout, ook brigadegeneraal Dessaix raakte gewond en is vervangen door Friederichs.
Toen het dorp Moschaisk op de 9 september was veroverd, hield de Grande Armée twee dagen rust om zich te herstellen. Het 1e legerkorps onder Davout telde nog minder dan 30.000 man, waarvan de 4e divisie niet meer dan 1500. Op de 12e trokken de troepen verder. Napoleon was zwaar verkouden en slecht geïnformeerd over de positie van Kutuzov. Opmerkelijk genoeg brachten beide bevelhebbers – Kutuzov en Napoleon – een nacht door op het landgoed Bolshiye Vyazyomy, 40km ten westen van van Moskou. Dit detail lijkt grotendeels aan de omvangrijke literatuur te zijn ontsnapt, wellicht omdat er geen correspondentie van Napoleon uit die dagen is bewaard gebleven. Het landhuis behoorde toe aan de familie Golitsyn, een adellijk geslacht van diplomaten en generaals.
De Russische generaals waren er inmiddels van overtuigd dat hun leger geen tweede slag als die bij Borodino zou kunnen doorstaan. Op zondag 13 september besloot Kutuzov op tijdens een krijgsraad in Fili, Moskou op te geven en zijn leger te sparen. De aftocht begon om twee uur ‘s nachts en duurde ongeveer een halve dag. De Russen trokken zich terug in zuidoostelijke richting, “met een leger dat zwaar had geleden, maar nog niet was vernietigd.”131
Moskou
Napoleon bracht vervolgens een avond en nacht door in Odintsovo, ongeveer twintig kilometer vóór Moskou, samen met Poniatowski en Murat.
Toen Murat de volgende dag rond het middaguur de stad wilde binnentrekken, bleek Moskou nog niet volledig ontruimd. Ongeveer de helft van de inwoners, evenals vele gewonde Russische soldaten, bevond zich nog in de stad.
Na korte onderhandelingen stemde Murat ermee in enkele uren te wachten.
Op de Poklonnaja-heuvel keek Napoleon uit over Moskou. Hij daalde af tot aan de stadsmuren en wachtte tot men hem de sleutels van de stad kwam overhandigen. Nadat een kanon was afgevuurd, trok het Franse leger, begeleid door de muziekkapel, Moskou binnen. Het was drie à vier uur in de middag. Geen enkele Rus kwam luisteren of kijken: de stad was inmiddels door het merendeel van de bevolking verlaten.
Diezelfde middag, omstreeks vier uur, liet gouverneur Rostopchin zijn huis in brand steken. Op de 15e stak de wind op, en op de 16e sloeg het vuur verder om zich heen.132
“De gehele stad, het Kremlin uitgenomen, was nu met alle overige voorsteden een blakende vlammenzee”. “…halsoverkop, er weer uit, anders waren we levend verbrand.”
Napoleon trok zich terug in het leegstaande Petrovsky-paleis, gevolgd door de Oude Garde, en aanschouwde de brandende stad vanaf de hoogste toren. Ondertussen plunderden de manschappen de winkels en paleizen, op zoek naar voedsel en kostbaarheden.

“Driehonderd [vierhonderd?] brandstichters zijn gevat en doodgeschoten. Zij waren gewapend met een zwermer van zes duim, bevestigd tussen twee stukken hout. Zij hadden ook vuurpijlen, die zij op de daken wierpen. Die ellendige [prins] Rostopchin had deze vuurwerken laten maken.”
Het blusmateriaal in de stad was onklaar gemaakt. Op 18 september begon het te regenen. Napoleon keerde terug naar het Kremlin en gaf opdracht het 1e en 4e bataljon, die onderweg waren naar Smolensk, samen te voegen. Op 20 september richtte Napoleon zich opnieuw tot de tsaar met een vredesvoorstel, maar er kwam geen reactie. De branden doofden uit op de 21e, en de gevangengenomen brandstichters werden geëxecuteerd.

De tsaar ondernam niets met betrekking tot een vrede: op drie indirecte vredesvoorstellen kwam geen enkel bericht terug. Napoleon verloor kostbare dagen, speelde kaart, dronk Clos Vougeot en las romans. Op 24 september werden diners georganiseerd, met bevorderingen en onderscheidingen, en er werd zelfs een theater ingericht. Op de 27e volgde een bal in de Engelse Club. Iedereen stak zich in nieuw verworven kleren en dronk rum punch. Binnen een week sloeg de stemming om. Begin oktober werd het plan om een Frans legerkorps naar Sint-Petersburg te sturen definitief opgegeven.
Reeds op 17 september was Kutuzov van zijn zuidelijke route afgeweken en met zijn hoofdleger westwaarts getrokken richting Podolsk. Onderweg slotene vrijwilligers zich bij hem aan. Bruggen werden vernield en bomen langs de weg omgehakt.
Op 3 oktober bereikte Kutuzov Tarutino. Het was hem gelukt Napoleon te misleiden: hij had een schijnbeweging gemaakt om de driesprong bij Tarutino onder controle te krijgen en zo te voorkomen dat Napoleon een zuidelijker terugtocht zou kunnen kiezen.
Kutuzov vermeed zowel een directe confrontatie als een bevrijding van Moskou. Op deze voorzichtige tactiek werd scherpe kritiek geleverd door zijn opgedrongen stafchef Bennigsen, maar ook door tsaar Alexander zelf. Kutuzov stond vrijwel alleen: de generaals Dochturov, Konovnitsyn en Rajevski voerden slechts zijn bevelen uit en kunnen niet als steunpilaren gelden. Bennigsen en de Britse waarnemer Wilson keerden zich openlijk tegen hem, Jermolov en Platov heimelijk.133 Barclay de Tolly diende vooralsnog zijn ontslag in. Na veel interne discussie en ruzie stemde Kutuzov blijkbaar in met een andere tactiek.
Op 18 oktober werd Murat, die de Russische troepen op enige afstand had gevolgd, tijdens het ontbijt overvallen door het vijandelijke leger. Hij verloor daarbij 12 tot 36 kanonnen, 2.000 à 3.000 man en 20 tot 50 bagagewagens. De slag bij Tarutino was, ondanks de verwarring aan beide zijden, een morele overwinning voor de Russen — en zij betekende voor Napoleon het sein om Moskou te verlaten.

Op 23 september kwam een bevel voor het 2e en 3e bataljon om op te breken.
Op 25 september kreeg T.C.C. Veeren, met 40 manschappen van het 3e bataljon, opdracht het gebied te zuiveren,134 omdat kozakken de bevolking beschermden tegen plunderingen.
De 300 man van het 3e bataljon onder kapitein Schuurman, samen met 200 Duitse infanteristen en Franse dragonders, werd op 28 september bij Vyazyomy Manor — het landgoed van de familie Golitsyn — aangevallen door boeren en vrijwilligers gewapend met lansen. Schuurman kwam met ongeveer 500 man tegenover 300 kozakken te staan135 en verloor 100 man, doden en gewonden.136 137
Op 29 september werd het 2e bataljon opnieuw aangevallen, toen Veeren een Pools regiment verdedigde tegen ongeveer 800 kozakken.138
Desondanks wist men een grote voorraad levensmiddelen in beslag te nemen en op 26 wagens te laden. Tijdens de terugtocht werden zij echter achtervolgd door kozakken, die erin slaagden 15 wagens te veroveren.139 Iets noordelijker werden ze opnieuw aangevallen, ditmaal door 2.000 man Russische cavalerie. Daarbij verloor Schuurman nog eens 120 man en hield hij naar schatting 80 man over. Onder hevige regen trok hij zich terug op Moskou.
De brigadegeneraal Dessaix verliet Moskou op 10 oktober, na zijn benoeming tot gouverneur van Berlijn. In zijn gevolg bevonden zich zijn zoon en meerdere zieke en gewonde generaals. Op 26 oktober was hij in Smolensk, op 6 november in Minsk, en op 3 december arriveerde hij in Berlijn. De 4e divisie van het 1e legerkorps werd intussen hergroepeerd onder leiding van de generaals Morand, Gérard en Friedrich.[99 – Dessaix, p. 269–271]
Official reports from forty-eight Russian provinces reveal that 65,503 prisoners had died in Russia by February 1813. As it might be expected, the highest number of prisoners perished in provinces where military operations took place and little accommodation could be provided for the sick and wounded. Thus, over 6,500 POWs died in the Minsk province, 7,729 in the Smolensk province and 5,371 in the Vitebsk province. The same official reports reveal that 39,645 POWs – including 37 generals, 190 staff-officers, and 3,023 junior officers.[9] Besides male soldiers, these POW convoys often included… – were still alive and held in detention throughout the empire while another 3,500 prisoners agreed to join the newly established Russo-German and Orel Legions to fight against Napoleon.140
Mijn bevindingen zijn verder uitgewerkt onder de kopjes: de Battle of Krasnoi en French Invasion of Russia. Voor het vervolg, zie:
Literatuur
- Johan op de Beeck (2014) Napoleon. Deel 2: Van keizer tot mythe.
- Bart Funnekotter (2014) De Hel van 1812. Nederlanders met Napoleon op veldtocht naar Rusland
- Rusland tegen Napoleon Door Dominic Lieven
- Ulrike Moser (2012) Durch Feuer und Eis. S. 124-149. In: Napoleon und seine Zeit 1769-1821. Kaiser der Franzosen. Herrscher über Europa. Im: GEO EPOCHE, Nr 55. Verlag Gruner + Jahr. Hamburg.
- Willem Oosterbeek (2014) Naar Moskou! Naar Moskou! Memoires van een officier uit de lage landen in het leger van Napoleon.
- Allan Palmer (1967) Napoleon in Rusland
- E.J. Rieksen (2020) Voetstappen zonder echo. Het oud-Hollandse 2e/3e/1e Regiment Jagers-33e regiment lichte infanterie aan het werk in de Franse Tijd 1806-1814.
- F.H.A. Sabron, [Geschiedenis van het 33e regiment Lichte Infanterie (het Oud-Hollandsche 3e regiment Jagers) onder Keizer Napoleon I (Breda 1910).
Externe links
- French Infantry Regiments and the Colonels who Led Them: 1791 to 1815
- 1812: The March on Moscow Door Paul Britten Austen
- Henri Jean-Baptiste de Marguerye
- Uittrekzel ten behoeve van de conscrits uit de algemeene instructie …
- Napoleon – The terrible Russian campaign – Documentary
- Mission BEREZINA 2016
- The Tsar Liberates Europe? Russia against Napoleon, 1807-1814 Speaker: Professor Dominic Lieven
Referenties
- Le général Dessaix, sa vie politique & militaire, p. 235 ↩
- Leo Tolstoy (2006) War and Peace. Translated by Louise-Aylmer Maude. Wordsworth Classics of World Literature, Book XV, chapter 10, p. 864 ↩
- Het stamboeknummer van Hans Tigchelaar was 3083. Bronnen: Tresoar nr. 753 op de lijst vermisten toegang 11 inv. nr. 6510 nr. 22; OA Wonseradeel, mairie Arum nrs. 308 t/m 310 lijst mannen 17-45, opgemaakt 28 februari 1814; Raf Arum fol. 54. ↩
- Leydse Courant | 1811 | 4 september 1811 | pagina 2 ↩
- Uittrekzel ten behoeve van de conscrits uit de algemeene instructie ↩
- De conscrits kregen twee maanden de tijd om protest aan te tekenen, bijv. als zij kon aantonen dat zij inmiddels waren getrouwd of kostwinner waren. ↩
- P.D. Hoogenraad (2012) Bloedbelasting. De conscriptie in het departement Zuyderzee (1810-1813), p. 22, 16 ↩
- Correspondentie van Napoleon, deel 21, brief 17289; Algemene Correspondentie van Napoleon, deel 10, brief 25743 ↩
- Le 33e Régiment d’Infanterie légère, 1810-1814 ↩
- Funnekotter, p. 22 ↩
- Le 33e Régiment d’Infanterie légère, 1810-1814 door Fréderic Berjaud ↩
- Op 10 mei deserteerde Johannes Jansen. Thierry de Wilde uit Zutphen, ingedeeld als tamboer bij het 33e regiment, vluchtte op 11 mei. ↩
- http://frederic.berjaud.free.fr/Articles_de_Didier_Davin/33eLeger/33eme_leger.htm ↩
- E.J. Rieksen, p. 150 ↩
- ROELOF NIJSING RENTING IN DIENST VAN NAPOLEON ↩
- Bronnen: RAF toegang 8, inventarisnummer 4052, akte nummer 36; inventarisnummer 3393 nummer 12. ↩
- Militairen in Kollumerland in dienst van Napoleon door Jan Paasman en Reinder H. Postma ↩
- Correspondance de Napoléon, t.22, brief 17228; Correspondance générale de Napoléon, t.11, brief 27080 ↩
- P.D. Hoogenraad (2012) Bloedbelasting. De conscriptie in het departement Zuyderzee (1810-1813), p.64 ↩
- Le 33ème régiment d’infanterie de ligne ↩
- Le 33e Régiment d’Infanterie légère, 1810-1814 ↩
- Oud Schoonebeek ↩
- E.J. Rieksen, Bijlagen, p. 159, 173 ↩
- Picard et Tuetey : Correspondance inédite de Napoléon 1er, conservée aux Archives de la guerre. T. IV. 5884 ↩
- Correspondance générale de Napoléon, t.11, brief 28115 ↩
- P.D. Hoogenraad (2012) Bloedbelasting. De conscriptie in het departement Zuyderzee (1810-1813), p. 27, 30, 64; NL-HaNA, Prins Stedehouder, 2.01.01.08, inv.nr. 25? ↩
- Het bestand van Paasman bevat veel dubbeltellingen, zoals familieleden en geremplaçeerden. Bovendien was hij niet altijd zeker of de betreffende persoon wel daadwerkelijk in het 33e RLI diende. Zo rekende hij Hans Tigchelaar tot het 2e bataljon, 2e compagnie, terwijl uit originele Franse bronnen blijkt dat dat onjuist is. ↩
- https://www.infransediensttussenvechteneem.nl/lijst-van-geregistreerde-militairen-bij-het-33e-regiment-lichte-infanterie/ ↩
- Zoekacties: Nederlandse militairen in het leger van Napoleon ↩
- G.D. Homan (1978), Nederland in de Napoleontische Tijd 1795–1815, p. 140–143 ↩
- The Dutch Experience and Memory of the Campaign of 1812 door Mark Edward Hay ↩
- Johan Joor (2000), De Adelaar en het Lam, p. 329 ↩
- Manuscript door Johan Jacob Schenck (1770-1847), luitenant-kolonel titulair ↩
- La Grande Armée de 1812, organisation à l’entrée en campagne door François Houdecek ↩
- Dessaix, p. 222, 231 ↩
- Henry de MARGUERIE ↩
- Beresteyn, van ↩
- Funnekotter, p. 52 ↩
- E.J. Rieksen, p. 52-53. ↩
- D’Auzon de Boisminart W.P., Gedenkschriften, 1788-1840. The Hague, 1841-1843. ↩
- Henri-Pierre Everts, p. 117 In: Carnets et journal sur la campagne de Russie : extraits du Carnet de La Sabretache, années 1901-1902-1906-1912. Baron Jean Jacques Germain Pelet; M.E. Jordens; Guillaume Bonnet; Paris : Librairie Historique F. Teissèdre, 1997. ↩
- “A question about Legere units” Topic ↩
- Gedurende de Napoleontische oorlogen werden de stoottroepen aangeduid als voltigeurs, de scherpschutters als tirailleurs en de geniesoldaten met bijlen als sapeurs. ↩
- W. Oosterbeek, p. 68 ↩
- Bart Funnekotter (2015), De hel van 1812, p. 19 ↩
- In dienst van de keizer ↩
- Chandler – “Dictionary of the Napoleonic Wars” pp 207-208. ↩
- French Infantry During the Napoleonic Wars ↩
- E.J. Rieksen, p. 332 ↩
- Lijst 33e RLI ↩
- Nicolaï Promyslov (2012) La guerre et l’armée russe à travers la correspondance des participants français de la campagne de 1812 ↩
- D’Aupias, Mémoire historique, anecdotique et militaire de la campagne de 1812 ↩
- Rieksen, p. 333 ↩
- Picard E. en Tuetey L.: “Onuitgegeven correspondentie van Napoleon I bewaard in het oorlogsarchief”, Parijs, 1913, t. 4, brief 6410 – Ongesigneerd; ontleend aan het “Werk van de minister van Oorlog met Zijne Majesteit de keizer en de koning, gedateerd 20 november 1811” ↩
- E.J. Rieksen, p. 93 ↩
- A. Chuquet Ordres et apostilles de Napoléon, 1799-1815″, Parijs, 1911, t.2, brief 1865; Correspondance générale de Napoléon, t.12, brief 29986 ↩
- E.J. Rieksen, p. 93 ↩
- Napoleon’s Invasion of Russia Door George Nafziger ↩
- Napoleon liet 3.464 uit Parijs flessen wijn en likeur, 155 kilo gruyère, negen zakken koffie, 230 liter azijn, 36 kilo chocolade, 227 kilo spek en zelfs 50 kilo mosterd meenemen. Onder de paar duizend flessen bevonden zich 422 flessen Chambertin (Bourgogne) en 257 flessen Eau-de-vie. ↩
- NNWB ↩
- 24. Inval in Rusland (jun. 1812) ↩
- Napoleon und das Herzogtum Warschau ↩
- Dessaix, p. 322 ↩
- A. Thiers (1855) Histoire du Consulat et de l’Empire ↩
- La Grande Armée de 1812, organisation à l’entrée en campagne door François Houdecek ↩
- Order of battle of the French invasion of Russia ↩
- La Grande Armée de 1812, organisation à l’entrée en campagne door François Houdecek ↩
- Alexander I: Tsar of War and Peace by Alan Palmer ↩
- Het ziekenhuis schijnt bij de terugtrekking van het Grande Armée aan het einde van het jaar in brand te zijn gestoken. ↩
- La Grande Armée de 1812, organisation à l’entrée en campagne door François Houdecek (2012) ↩
- Funnekotter, p. 71. ↩
- Napoleons veldtocht in Rusland ↩
- De cavalerie onder Murat en het 1e legerkorps onder Davout trokken rechtstreeks naar Vilnius. Het 2e (Oudinot) en 6e legerkorps onder Saint-Cyr trokken naar Vilnius, Polotsk en Vitebsk om de linkerflank te beschermen en zouden nooit Moskou zien. Het 3e legerkorps onder Ney had de opdracht Barclay de Tolly te achtervolgen. Jerome Bonaparte had de opdracht met het Ve onder Poniatowsky en het IIIe onder De Beauharnais Bagration in het zuiden te achtervolgen, de moerassen van Pripjet in te jagen zodat het geen kontakt kon leggen met het 1e Russische leger. Het 4e moest de communicatie tussen de twee Russische hoofdlegers beperken. (Dat van Barclay de Tolly diende ter bescherming van St. Petersburg; dat van Bagration van Moskou.) Het 5e onder Poniatowski is samengevoegd met het 1e corps, nadat Jerome er de brui aan gaf. De cavallerie van Jérôme werd op 15 juli in de omgeving van Slutsk verslagen door Platov.[99. https://russkiymir.ru/news/41677/ ↩
- Napoleonic wars in Latvia 1812 ↩
- E.J. Rieksen, p. 306 ↩
- Napoleon Wasn’t Defeated by the Russians by Joe Knight ↩
- Belarus in wartime. Situation in the regions occupied by Napoleon’s troops ↩
- Thiers, Histoire du Consulat et de l’Empire, t. XIV ↩
- Dominic Lieven, Rusland tegen Napoleon, p. 1786 ↩
- W. Oosterbeek, p. 69 ↩
- Funnekotter, p. 72 ↩
- Door zijn nalatigheid kon Pjotr Bagration zich op 16 augustus met Michael Andreas Barclay de Tolly verenigen. ↩
- E.J. Rieksen, p. 309 ↩
- Oebele Andries van Dijk en de Russische veldtocht (1812) ↩
- Dessaix, p. 234 ↩
- Mémoires de Antoine de Dedem, p. 225–226 ↩
- Het kwam in Minsk aan met 66 officieren en 2.470 manschappen ↩
- Everts schatte 2.400 en een verlies van bijna 800 man. In: H.P. Everts, Carnet de la Sabretache, p. 121; 25 officieren en 840 overigen achtergebleven ↩
- Funnekotter, p. 70 ↩
- Thiers, Histoire du Consulat et de l’Empire, t. XIV ↩
- Andrew Roberts, Napoleon: A Life (2015) ↩
- Henri-Pierre Everts, p. 115, 123. In: Carnets et journal sur la campagne de Russie : extraits du Carnet de La Sabretache, années 1901-1902-1906-1912. Paris : Librairie Historique F. Teissèdre, 1997 ↩
- Everts, p. 333 ↩
- 1812 : Napoleon in Moscow door Paul Britten Austen ↩
- 1812: The March on Moscow Door Paul Britten Austen ↩
- Napoleon’s Russian campaign of 1812 door Edward A. Foord ↩
- Dessaix, p. 235 ↩
- Dessaix, p. 242 ↩
- Sabron, p. 54 ↩
- E.J. Rieksen, p. 333 ↩
- Edward A. Foord, Napoleon’s Russian Campaign of 1812 ↩
- H.P. Everts, p. 629 ↩
- Napoleon Chronicles, 21 juni 2022 ↩
- Au maréchal Davout, commandant le 1er corps de la Grande Armée ↩
- Chuquet, Ordres et apostilles de Napoléon, 1799–1815, Parijs, 1911, t. 2, brief 2312 ↩
- Chuquet, Ordres et apostilles de Napoléon, t. 2, brief 2320 ↩
- Everts, p. 633 ↩
- Sabron, p. 58 ↩
- E.J. Rieksen, p. 95 ↩
- Geschichte des Feldzuges im Jahre 1812, Band I von Modest Ivanovich Bogdanovich, p. 318 ↩
- Carnets et journal sur la campagne de Russie : extraits du Carnet de La Sabretache, années 1901-1906-1912 ↩
- Everts, p. 128-132 ↩
- A.-H. Jomini, Précis de l’art de la guerre ↩
- Thiers, t. XIV ↩
- The Battle of Smolensk began ↩
- Thiers, t. XIV ↩
- Dessaix, p. 245 ↩
- Zamoyski, p. 201–202 ↩
- Thiers, t. XIV ↩
- Reeks van levensschetsen der vermaardste veldheeren en legerhoofden van … Door J.H. Engelbregt ↩
- Thiers, t. XIV, noot 15 ↩
- Mikaberidze, Part VI ↩
- Part VI: The Battle of Smolensk By Alexander Mikaberidze ↩
- Saint-Hilaire Histoire de la campagne de Russie, deel II, p. 338 ↩
- AU MARÉCHAL DAVOUT, COMMANDANT LE 1ER CORPS DE LA GRANDE ARMÉE ↩
- Funnekotter, p. 142-143 ↩
- Sabron, p. 75 ↩
- Sabron, p. 62 ↩
- Voor een gedetailleerd verslag, maar vanuit Russisch oogpunt, zie 1812. Napoleonic Wars in Russia – Episode 3. Documentary Film. StarMedia. English Subtitles. ↩
- L. Madelin (1964) Napoleon Bonaparte, p. 121 ↩
- Minstens driekwart van de huizen bestond uit hout en is afgebrand. ↩
- E. Tarlé (1938) Napoleon in Rusland p. 267 ↩
- Napoleon Chronicles, 21 juni 2022; 74 – Funnekotter, p. 143 ↩
- E.J. Rieksen, p. 98 ↩
- Everts, p. 143 ↩
- W.A. de Jongh, De Lommelse kolonel als held van de slag bij Waterloo (1814) ↩
- Napoleon Chronicles, 21 juni 2022 ↩
- Sabron, p. 64 ↩
- Napoleon’s Lost Legions. The Grande Armée Prisoners of War in Russia by Alexander Mikaberidze ↩