Een asiento was een kortlopende lening of schuldcontract van ongeveer één tot vier jaar, ondertekend tussen de Spaanse kroon met een bankier of een kleine groep bankiers (“asentistas”) met als onderpand toekomstige krooninkomsten. [The strategy of Philip II against the Cortes in the 1575 crisis and the domestic credit market freeze Carlos Álvarez-Nogal and Christophe Chamley ][The Army of Flanders and the Spanish Road, 1567–1659: The Logistics of …by Geoffrey Parker, p. 125 ]Tussen het begin van de 16e en het midden van de 18e eeuw werden asientos door de Spaanse thesaurier (schatbewaarder) gebruikt om de onevenwichtigheden op korte termijn tussen inkomsten en uitgaven aan te passen. De soeverein beloofde de hoofdsom van de lening plus rente terug te betalen. De deelnemende bankiers in Sevilla, Lissabon, Genua en Amsterdam maakten op hun beurt gebruik van de winsten en directe investeringen van een groot aantal Atlantische kooplieden.[A Nation upon the Ocean Sea: Portugal’s Atlantic Diaspora and the Crisis of … by Daviken Studnicki-Gizbert, pp. 112–113] In ruil voor een reeks geplande betalingen kregen handelaren en financiers het recht om relevante belastingen te innen of toezicht te houden op de handel in goederen die onder het voorrecht van de vorst vielen. Ze werden opgenomen nadat vredesverdragen waren ondertekend. Op deze manier kreeg een groep kooplieden het monopolie op tabak, zout, suiker en cacao op een handelsroute vanuit West-Indië; soms vergezeld van vergunningen om zilver uit Spanje uit te voeren.[The Cambridge Economic History of Europe: From the Decline of the Roman empire by Sir John Harold Clapham, Eileen Edna Power, p. 372] Een nieuw asiento was de veiligste manier voor de asientistas om hun geld terug te krijgen en hun achterstand te verzilveren.[Carlos Álvarez Nogal (2002) THE ABILITY OF AN ABSOLUTE KING TO BORROW DURING THE SIXTEENTH AND SEVENTEENTH CENTURY. SPAIN DURING THE HABSBURG DINASTY [”sic”], p. 7, 30]
Het woord asiento komt van het Spaanse werkwoord asentar en betekent onder andere het verzekeren van of het in- of uitboeken van goederen. Asiento is een verouderde term uit het Spaanse publiek recht en betrof in de 16e, 17e, 18e en 19e eeuw, vele aspecten uit het economische leven van dat land. In ruil voor een lening besteedde de Spaanse kroon de handel in bepaalde koloniale goederen uit om de vaak lege schatkist aan te vullen. Het Asiento is dus te beschouwen als een kortlopende lening, dat om de paar jaar werd vernieuwd.[Spaanse staatsbankroeten Financiële beleid van de Habsburgers in de zestiende en zeventiende eeuw door: Willem Peeters]
Met asiento het asiento de negros wordt een specifiek en berucht geval bedoeld. In de praktijk was het asiento de negros de berekening van het aantal personen, dat in een schriftelijk vastgestelde termijn aan de Spaanse koloniën als slaaf mocht worden geleverd. Het asiento de negros is niet altijd van kracht geweest tussen 1518–1834. Van 1540 tot 1586, van 1640 tot 1662 en van 1739 tot 1743 werd het opgeschort.
Asiento de negros
De contracten voor de levering van een vooraf vastgesteld aantal slaven (meestal 3.000 tot 5.000), afgesloten door de Spaanse kroon, werden tegen betaling van een vastgesteld bedrag verstrekt aan een privé persoon (een edelman, bankier of koopman) of handelsmaatschappij. Deze juridische persoon had dan voor een korte of lange termijn, het recht, een licentie om slaven naar Zuid-Amerika te vervoeren, of vergunningen aan derden te verkopen tegen contractueel vastgelegde voorwaarden. De handelswaar, uitgedrukt in “koppen”, (piezas of peças de india) waren bestemd voor de havens van Cartagena de Indias (Colombia), Veracruz (Mexico), Portobelo (Panama), Caracas en Cumanà (Venezuela), waarna doorverkoop plaatsvond naar Peru en Nuevo Granada.[1] Jonge kinderen tot veertien jaar werden niet per stuk, maar drie voor de prijs van twee verkocht; heel jonge kinderen tot acht jaar werden per twee voor de prijs van een “kop” verkocht.
Geschiedenis
In 1662 stelde Spanje opnieuw de asiento in. Dit asiento werd verleend aan twee bankiers uit Genua, wonende in Madrid [6] met een filiaal in Panama. Grillo & Lomelín, hebben het asiento op haar beurt uitbesteed aan de West-Indische Compagnie[7] met pakhuizen op Curaçao en de Engelse Royal Adventurers. (Op Curaçao bestaat nog steeds een nederzetting die Asiento heet). Ook de Toscaanse koopman Francesco Feroni, actief vanuit Amsterdam, werd betrokken in de slavenhandel tussen Angola, de Slavenkust (Benin) en Curaçao. De Engelsen opereerden vanuit Jamaica, Antigua en Barbados.[8] Later verschenen ook de Fransen op Martinique en Saint-Domingue, de Denen op Saint Thomas. In 1682 is de Brandenburgse Afrikaanse Compagnie opgericht met een monopolie op de kust van Guinee en met de hulp van Balthasar Coymans en Pedro van Belle.1 Zelfs Jacob Kettler, de hertog van Koerland, verscheen op het toneel (Tobago) om een deel van de handel op te eisen.
Omdat Spanje officieel geen handel wilde drijven met een niet-katholiek land werden zoutwaternegers steeds vaker verkocht via Curaçao.[9] Spaanse schepen haalden de slaven van het eiland om ze naar het vasteland te vervoeren. In ondercontracten werd het de buitenlanders soms toch toegestaan slaven direct aan te leveren. Daarnaast vond er ook clandestiene handel plaats, waarover uiteraard minder veel bekend is. Geschat is dat er tussen 1650 en 1675 60.000 slaven door de Nederlanders naar Zuid-Amerika zijn vervoerd.[The Slave Trade: The Story of the Atlantic Slave Trade: 1440-1870 By Hugh Thomas, p. 214]
De Coijmanshuizen op de Keizersgracht tegenover de Westerkerk
De in 1674 financieel uiterst zwakke WIC kon deze verplichtingen niet nakomen en moest de hulp inroepen van Amsterdamse kooplieden-bankiers om te herstarten. De firma van Balthasar en Joseph Coymans stond hierbij op de voorgrond; hun neef Balthasar Coymans was in 1673 naar Cádiz verhuisd (item 139), en werd de aangewezen man om tussen de asiëntistas, de firma Coymans en de WIC te bemiddelen. Hij nam Jan Carcao aan als kassier. In 1673 deden zij zaken met Francesco Ferroni. Het jaar daarop werden slaven afgeleverd op Curaçao. In 1675 deed Balthasar zaken met Don Anthoni Garcia, houder van het Asiento. Vijf jaar lang zouden ieder jaar 4000 slaven worden geleverd op Curacao. Pedro van Belle, sinds 1664 woonachtig in Spanje, die in 1678 eigenlijk wilde ophouden met de slaventransporten is overgehaald om een compagnie te beginnen met Coymans (item 167, 170, 1156). Van Belle stapt toch uit de compagnie (item 192) en begon voor zichzelf. De transporten zijn toen georganiseerd door Juan Barroso del Pozo met zijn Italiaanse schoonzoon de niet zo kredietwaardige Nicolas Porcio.[Pertinent en waarachtig verhaal van alle de handelingen en directie van Pedro van Belle omtrent den slavenhandel, ofwel het Assiento de Negros … item 210] Balthasar adviseerde zijn famile in Amsterdam om over het contract in overleg te treden met de WIC en een lening te verstrekken aan Barroso (item 215, 302). De firma financierde met 50.000 carolus gulden( of 70.000 gulden) in mei 1679 slaventransporten naar Caracas, Carthagena en Curaçao van 1.800 en 9.800 “negros” binnen een periode van twee jaar (item 218). In 1680 zijn Coenraad van Heemskerck, een neefje van Coenraad van Beuningen, en Francisco Belmonte als buitengewoon gezant naar Madrid gestuurd.[https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/1.02.04/invnr/%40II.~F.~121] In 1682 is Balthasar Coymans door de Spaanse koning als administrateur van Porcio benoemd, maar dwong af hem te mogen opvolgen bij overlijden (item 218). In 1683 kreeg Barosso toestemming samen te werken met wie hij wilde; dat kan betekenen dat hij niet werd gedwongen met Coymans samen te werken. Op 3 mei 1683 sloot Joan Coymans een akkoord met de WIC om 18.000 slaven te leveren op Curaçao.[3]
In juli 1684 begon de Spaanse regering, die dringend verlegen zat om cash onderhandelingen over een nieuw asiento met Francisco Schonenberg, een oom van Manuel de Belmonte, en Balthasar Coymans. Coymans begon een campagne tegen Porcio, die hij beschuldigde van incompabiliteit en insolvabiliteit. Hij zegde toe dat er geld overgemaakt zou worden voor de regering in de Spaanse Nederlanden; dat er voor de Spaanse marine vier schepen in Amsterdam zouden worden gebouwd door de firma Coymans gefinancierd en dat er (meer) katholieke geestelijken naar Curaçao zouden worden gestuurd. Op 12 februari 1685 werd opnieuw onderhandeld en Coymans droeg zorg voor de administratie van transacties, saldeert deze, houdt margeverplichtingen bij en garandeert de uiteindelijke betaling en levering van stukken zoals overeengekomen in de transactie.[I. Wright (1924) The Coymans Asiento, p. 23. In: Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, ISSN 0920-5284, vol. 1 (1924), Rks6, pag. 23-62]
Op 27 februari 1685 verkreeg hij zelf het Asiento de Negros tot september 1689 en betaalde daarvoor 200.000 (Engelse) kronen (= £50,000). Hij zegde toe 12.000 slaven te willen leveren in samenwerking met Henrico Staats en Manuel de Belmonte. Coymans verplichtte zich daarbij tot het zenden van tien katholieke geestelijken naar het eiland om de slaven te bekeren voordat zij aan de Spanjaarden werden geleverd;[4] [5] bovendien tot levering van vier oorlogsschepen, in Amsterdam gebouwd en tegen contante betaling bij de regering in de Spaanse Nederlanden. Omdat Spanje officieel geen handel wilde drijven met een niet-katholiek land werden zoutwaternegers steeds vaker verkocht via Curaçao.
In maart leek het asiento geregeld; het contract met Porcio werd opgezegd (item 1057). Op 10 april 1685 is een contract getekend met de WIC (Paulus Godin was voorzitter) (item 1136). De slavenhalers kregen een konvooi mee om zich te beschermen tegen piraterij in de Caraïben. In mei van dat jaar kwam er echter een kink in de kabel; Coyman’s schepen werden opgehouden in Cadiz.[I. Wright, p. 47] In juli 1685 liet de Spaanse koning een commissie instellen dat het nut en de legitimiteit van het asiento zou moeten onderzoeker. Theologen en juristen bogen zich over de kwestie. Het voordeel van de slavenhandel zou bij de katholieken moeten komen te liggen en niet bij de ketterse kooplieden uit het noorden. Bovendien verstoorden de Nederlanders met hun goedkope textiel en kleding (contrabande) de Spaanse handel in Zuid-Amerika. Spanje was bang dat de Nederlanders hun verzwakte kolonies zouden overnemen. De Nederlanders gebruikten het Asiento als dekmantel om waren Zuid-Amerika binnen te smokkelen.[I. Wright, p. 43]2 (De levering aan Buenos Aires was al jaren aan strenge condities onderhevig omdat Spanje bang was voor de smokkel van zilver uit Peru.) In juli 1686 werd het contract met Coymans door de Spaanse kroon geannuleerd; was dat omdat ze om aan het streefcijfer te kunnen voldoen slaven uit het BritseJamaica hadden aangevoerd?[I. Wright, p. 61] De zaak werd doorverwezen naar de Junta de Asiento de negros, een instelling die door de Republiek niet werd erkend. Balthasar stierf op 8 november 1686; hij had Jan Carcao, zijn kassier als zijn opvolger voorgesteld. Francesco Belmonte moest proberen om het Asiento te redden voor de firma Coymans en de WIC. Pedro van Belle en Balthasar Beck waren onbetrouwbare figuren volgens hem. Het hof beschouwde het contract met Balthasar Coymans als een individueel contract met hem en de WIC en de Staten-Generaal hadden daar niets mee te maken.[I. Wright, p. 53] Jan Carcao, de assistent van Pedro van Belle, is in november 1686 aangesteld. Op de boedel van Balthasar Coymans werd beslag gelegd; zijn crediteuren hadden nog een tijd lang ruzie over de betaling van aangegane verplichtingen. De kosten ten tijde van Coymans en Van Belle bedroegen 3,8 miljoen gulden?[Pertinent en waarachtig verhaal van alle de handelingen en directie van Pedro van Belle omtrent den slavenhandel, ofwel het Assiento de Negros … (item 3220)]
Nicolás Porcio, die via Trinidad naar La Coruña in Spanje was teruggekeerd, voerde een propagandacampagne tegen de calvinistische Coymans, en dat vond in het door de Inquisitie beheerste Spanje gehoor. Belastende documenten in handen van Porcio zijn overgebracht naar Engeland. De overeenkomst met de firma Coymans werd geannuleerd op 5 maart 1687. Het asiento was in handen van Jan Carcao, die echter de leveranties ten dele aan de West-Indische Compagnie en ten dele aan de Engelse Royal African Company overliet.[10] Jan Carçau, werd in maart 1688 gearresteerd in Cadiz, beschuldigd van fraude. [I. Wright, p. 51][10] Het Asiento werd door Spanje na veel aarzeling opnieuw verleend aan Porcio.
Van Belle kwam in juli 1687 in Cadiz aan met zijn familie, maar vluchtte na vier maanden naar Holland, nadat eind oktober een arrestatiebevel was afgekondigd. In 1688 ontving Joseph Coymans samen met zijn broer Joan Pedro van Belle.(item 2577, 2617). Een zoon?
Francisco de Ribas stuurde in 1690 slaven naar Curaçao met een schip van de firma Coymans:
- 1690 Joan Coymans, oud-schepen alhier en ook voor Manuel de Belmonte, paltsgraaf van het Heilige Roomse Rijk en minister van de koning van Spanje, ook voor Samuel Timmerman [getrouwd met Leonora Coymans] en de erfgenamen van Henrico Staats, allen geïnteresseerden in de geanticisseerde (?) en betaalde mesades (maandlonen) aan de koning van Spanje ter eenre en Philippo van Hulten met procuratie van Balthasar Beck ook voor Coenraad Determeijer ter andere zijde. (Over 70319 (?) 3/4 stukken van achten (slaven!) uit Porto Belo door don Francisco de Ribas gezonden op Curaçao met het schip de Koning Balthasar. Zijn door directeur Willem Kerckrinck der WIC zich aangematigd enz, enz.[Pertinent en waarachtig verhaal van alle de handelingen, p. 138].[11][12]
De WIC wist hierna nog wel toeleveringscontracten te verkrijgen,[11] ook toen Jean du Casse in 1701 het asiento verwierf voor Frankrijk, een bondgenoot van Spanje in de Spaanse Successieoorlog. In 1713 kwam hier echter een einde aan toen Groot-Brittannië het asiento overnam. De Vrede van Utrecht was het einde van de Spaanse Successieoorlog en gaf de Britten een dertigjarig asiento om slaven te leveren aan de Spanjaarden, waarmee Britse handelaren en smokkelaars toegang kregen tot de traditioneel gesloten Spaanse markten in Amerika. Groot-Brittannië werd de grootste speler op deze routes, terwijl in de 18e eeuw het aantal vervoerde slaven een veelvoud was van dat van de 17e eeuw. De slavenhalers verscheepten hun koopwaar naar Spaanse en Britse koloniën in de Nieuwe Wereld.
Bepalingen
Allereerst wordt bepaald de duur van het contract en de som, door de assentista, d.i. de leverancier die het contract aangaat, jaarlijks aan de regeering te betalen ; doorgaans vermeldt het contract ook, waarvoor de regeering dat geld gebruiken wil, b.v. in 1576 para la fortificacion de la isla de Gran Canaria, in de tweede helft der 17e eeuw herhaaldelijk om middelen ter verdediging der Spaansche Nederlanden te vinden. Het aantal slaven, jaarlijks door den assentista te vervoeren, wordt vastgesteld, waarbij altijd een aanzienlijk getal boven het eigenlijk benoodigde wordt genoemd wegens de aanzienlijke sterfte op reis. In 1723 (?) werd het aantal jaarlijks te leveren slaven bepaald op 3500 maar de assentista zou er 1500 buitendien vervoeren met het oog op de sterfte („que se Ie dan para muertos”). De plaatsen, vanwaar de slaven bij voorkeur gehaald moeten worden, zijn gewoonlijk genoemd, ook altijd de havens in Amerika waarheen ze gevoerd moeten worden. De schepen moeten doorgaans uitgaan van Sevilla, Cadiz of Lissabon, doch de vereischte papieren moeten zij hebben van de Casa de Contratacion te Sevilla. Voor iederen slaaf, dien de assentista te weinig levert, moet hij een boetegeld betalen, dat in de verschillende contracten wordt bepaald. Voert hij, wanneer de sterfte onder de slaven geringer is geweest dan verwacht werd, dientengevolge meerdere slaven in dan het gecontracteerde getal, dan moet hij hiervoor betalen naar rato van den door hem aan de regeering betaalden prijs. Zoodra hij de slaven in de aangewezen havens heeft aangebracht, mag hij ze overal te koop aanbieden. Het asiento is verder rijk aan bepalingen, die ten doel hebben de vervulling der financiëele verplichtingen door den assentista te waarborgen; anderzijds wordt ook vastgesteld het aantal licenties, dat de Koning tijdens den duur van het contract aan anderen mag geven. Eveneens bevat het verschillende artikels die het smokkelen moeten voorkomen, zoowel van den assentista ten nadeele van den Koning als van derden ten nadeele van den assentista. Eindelijk is eene gewone bepaling, dat de assentista met derden, die geen vijanden des Konings zijn, contracten sluiten mag om hem zijne aangegane verplichtingen te helpen volbrengen, m.a.w. hij mag de leverantie aan derden uitbesteden, die echter aan hem leveren moeten. Gewoonlijk ontstond twist over de uitvoering van het contract en vrij talrijk zijn de stukken, die hierop en ook op de afrekening door de assentistas of hunne gemachtigden betrekking hebben.[12] |
Bezitters van het Asiento
- 1595-1615 – Pedro Gómez Reynel introduced 25,000 slaves to Brazil in the following six years. This agreement introduced well-defined characteristics in this type of contract. According to its clauses, Reynel was obliged to introduce 4,250 African slaves annually into the Indies; he could grant “licenses” to anyone who wanted them and he would be in charge of completing the required total if necessary.
- 1602-1610 – Juan Rodríguez Coutiño, opgevolgd door Gonzalo Báez Coutiño.
- 5 november 1611 – Juan Alfonso de Molina Cano voor Antonio Fernández de Elvas.
- 24 januari 1615 – Melchor Maldonado.
- 1615-1621 – Antonio Fernández de Elvas.
- 2 februari 1622 – Gaspar de Monteser voor Antonio Fernández de Elvas.
- In 1623 kreeg een commissie binnen de WIC, waarin naast de vier Amsterdamse afgevaardigden Albert Coenraetsz Burgh, Guilliemo Bartolotti, Joris Adriaensz. en Samuel Blommaert ook Jochem Althingh, burgemeester van Groningen, Florisz. van Teylingen burgemeester van Alkmaar, Samuel Godijn, Adriaen van der Goes van Delft, Pieter Meunix van Middelburg , Gommer Spranger van Amsterdam, en Kiliaen van Rensselaer en een gedeputeerde van de Staten Generaal werden benoemd, met opdracht de slavenhandel in Angola te onderzoeken. De WIC vervoerde vervolgens veel soldaten naar Brazilië.
- 1623-1625 – Miguel Rodríguez Lamego.
- 1631-1640? – Melchor Gómez Angel en Cristobal Méndez de Sousa.
- 1640-1651 was er geen Asiento. (De indruk wordt gewekt dat de slaven aanvankelijk werden gekaapt van Portugese schepen. Er zijn wel schepen die Angola en Guinea hebben aangedaan, maar de lading is niet bekend. Misschien ging het om de fouragering en versterking van de forten.) Nederlandse handelaren begonnen eind 1644 met het vervoeren van slaven in eigen schepen. Ze lijken te zijn betaald met goederen, zoals ijzeren staven, kralen of kaurischelpen. De meeste slaven werden illegaal ingevoerd op de kust van Midden-Amerika.[THE COST OF THE ASIENTO. PRIVATE MERCHANTS, ROYAL MONOPOLIES, AND THE MAKING OF TRANS-ATLANTIC SLAVE TRADE IN THE SPANISH EMPIRE by Alejandro García-Montón, p. 20] Er lijken geen akten betreffende slaventransporten bewaard gebleven te zijn uit deze periode. Het was klaarblijkelijk smokkelwaar.
- 5 en 31 juli 1662 sloten (1663-1670) de Genuezen Don Domenico Grillo en Ambrosio Lomelino een contract via het Junta de Negros met de Spaanse koning.[THE COST OF THE ASIENTO. PRIVATE MERCHANTS, ROYAL MONOPOLIES, AND THE MAKING OF TRANS-ATLANTIC SLAVE TRADE IN THE SPANISH EMPIRE by Alejandro García-Montón, p. 23] Ze verkregen als eerste een monopolie en werden zo tot de belangrijkste financiers in het Spaanse rijk. Ze verplichten zich tot het leveren van 24.000 slaven in zeven jaar in Carthagena, Veracruz en Portobello. Ze zijn het eens geworden met de Raad van Indië over de introductie van 24.500 zwarten, in een periode van zeven jaar, te beginnen in maart 1663 tegen het tarief van 3.500; 3000 om er zelf voordeel uit te halen, en risico; de resterende 500 man om dienst te doen op de scheepswerven voor het vervaardigen van schepen. [Ze zullen] de rechten van zijne majesteit in Indië betalen: 100 peso’s voor elke zwarte, met verschillende kwaliteiten en voorwaarden. De beide heren mochten het “vuile werk” uitbesteden aan ieder land dat niet in oorlog was met Spanje. In feite leverden ze 21.222 slaven; 90% werd via Curaçao aangevoerd naar het Spaanse rijk.[THE COST OF THE ASIENTO. PRIVATE MERCHANTS, ROYAL MONOPOLIES, AND THE MAKING OF TRANS-ATLANTIC SLAVE TRADE IN THE SPANISH EMPIRE by Alejandro García-Montón, p. 17-18] Daarvoor hadden ze de WIC aan de hand genomen, die sinds ca 1657 via Curaçao leverde en waar Matthias Beck directeur was.[Brakel, S. van (1918) Bescheiden over den slavenhandel der Westindische Compagnie, p. 50, 67. In: Economisch-Historisch Jaarboek IV.] In 1664 zijn zes schepen besteld in de Nederlanden via Francesco Feroni; slechts vier zijn afgeleverd.[THE COST OF THE ASIENTO. PRIVATE MERCHANTS, ROYAL MONOPOLIES, AND THE MAKING OF TRANS-ATLANTIC SLAVE TRADE IN THE SPANISH EMPIRE by Alejandro García-Montón, p. 26]
Een voorloper van de Royal African Company leverde sinds 1663 via Jamaica.[12] - Am 23. Januar 1664 eroberte Robert Holmes Gorée. Von dort aus operierte er weiter gegen die niederländischen Handelslinien. Dabei kaperte er am 28. März das große niederländische Schiff Walcheren und eroberte am 20. April das Fort Taccorary an der Goldküste (heute Teil der Republik Ghana).[
- Second Dutch war (1665 – 31 July 1667) had been largely an outcome of rivalry on the African coast. Holmes captured the Dutch trading post of Cabo Verde in June 1664 and confiscated several ships of the Dutch West India company in West Africa. In late 1665, an English force from Jamaica and Barbados captured the Dutch possession of Tobago
- Lomilino vertrekt naar Midden-Amerika maar komt daar om.
- In 1667 en 1668 zijn er nieuwe contacten met de WIC. “Balthasar Coijmans en Joseph Coijmans, beiden wonend te Haarlem, geven procuratie aan Jeremias van Collen de jonge, afkomstig van Curaçao, residerende aan het Hof van Madrid, om in hun naam te compareren voor zijne katholieke majesteit. Om te sluiten zodanig contract ten aanzien van de overmaking die in deze provintien of in de Nederlanden staande onder de heerschappij van zijne majesteit zoude kunnen geschieden ter somme van 500.000 guldens. Te Cadix overgeleverd binnen boord staatsoorlogsschepen in reales de ocho of zilveren barras uit het rijk des konings.” Excelentie don Estevan de Gamarra y Contreras, ambassadeur in Den Haag.[14]
- Op 22 oktober 1668. De afhandeling van een contract met Spanje over de levering van slaven op Curaçao voor not. S. Pelgrom., Coymans, Van Belle, Meschman, Carcao, Beck, Kerckringh, etc.[https://archief.amsterdam/archief/5075/4772]
- In 1668 is Balthasar Beck op Curaçao agent van het Asiento.[Levenstekens: Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672 By Judith Brouwer, p. 133] Was hij aangesteld door de WIC? In 1669 werd de helft van het aantal slaven illegaal uitgevoerd vanuit Curaçao. Het Asiento is beëindigd vanwege de haat die Grillo opriep bij de Dominicaan Fray Juan de Castro, een hooggeplaatste medewerker aan het hof, die ook het idee lanceerde hem in dienst te nemen.[13]
- 4 november 1669 Eerste subcontract met de gebroeders Coymans uit Haarlem.[Not Tixerandet, 4/11/1669, f. 172-193] Ze leveren aan de Spaanse kroon 500.000 gulden in of buiten banco, niet met wisselbrieven maar met realen of baren zilver dat vanuit het rijk des konings met oorlogschepen wordt aangeleverd uitsluitend bij Jeremias van Collen in Cadiz. Was dat een zilver afkomstig Nieuw-Spanje? Was de situatie in Spanje zo droevig dat het land niet meer in staat was zelf zilver of munten (uit Mexico?) aan te voeren? Lorenzo Magalotti beschreef Spanje in 1669 als bankroet.[15]
- 1670-1671? Koning Karel II van Engeland doet een poging het asiento te verkrijgen;[The Spanish Seaborne Empire By J. H. Parry, p. 269 ]
- Karel II van Engeland richt in 1672 de Royal Africa Company op.[The Royal African Company Trades for Commodities Along the West African Coast] Sinds maart/april zijn Engeland en Frankrijk in oorlog met de Republiek.
- De Glückstädter Compagnie werd in 1671 opgenomen in de Deense West-Indische Compagnie; Deense kolonisten vestigden zich in 1672 op St. Thomas
- 1673 Curaçao wordt aangevallen door de Fransen.[Levenstekens: Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672 By Judith Brouwer, p. 133]
- 1674 De Franse Westindische Compagnie failliet; op 20 september is de WIC heropgericht. Manuel Belmonte is benoemd als gezant van de koning van Spanje.
- april 1675 Isaack van de Heuvel, Paulus Godin, Marcus Broen of Brown,[18] Caspar Pellicorne,[19] en Jeremias Noiret als bewindhebbers WIC kamer A’dam hebben contract met Balthasar, en Josephus Coymans, woonachtig te Haarlem, als gemachtigden van Don Antonio Garcia. Vijf jaar lang ieder jaar 4.000 slaven leveren op eiland Curaçao, enz. (zoals eerdere contracten). Over een borg van 100.000 gulden enz.[Pertinent en waarachtig verhaal van alle de handelingen en directie van Pedro van Belle omtrent den slavenhandel, ofwel het Assiento de Negros … (item 103 t/m 106)][20]
- december 1674-1676 Antonio García, een Portugees en de erfgenamen van Lomelino verkrijgen het asiento.[Coleccion de los tratados de paz, alianza, neutralidad,: garantia …, Part 2, p. 136] (en Sebastian de Síliceo is zijn borg) die de slaven inkocht op Curaçao, hetgeen niet geoorloofd was, waarna het contract is beëindigd.[16][17]
- 1675 Balthasar en Josephus Coymans hebben contracten met de asientista, de houder van het asiento, over te leveren slaven op Curaçao via Hispaniola.
- 1675 Insinuatie van Balthasar en Joseph Coijmans aan Isaack van de Heuvel voor de WIC over hun slavencontract dd 27 april.
- Het asiento onder Antonio Garcia is opgeheven?[22]
- 1665-1675 : Filips IV stierf in 1665, toen zijn zoon Karel nog maar een klein jongetje was. Maria Anna nam de rol van regentes op zich voor haar gehandicapte zoon en bleef dit tot aan haar dood in 1696. Er was slechts een korte periode dat ze niet de macht in handen had: toen ze in 1678 na een paleisrevolutie uit Madrid verdreven was door Juan II van Oostenrijk, de buitenechtelijke zoon van haar overleden echtgenoot. Na diens dood in 1679 keerde ze weer terug naar Madrid en nam de macht weer over.
- In 1667 heeft de Spaanse regering de Hollandse handel bevorderd ten kosten van de Fransen.
- In 1676 sluit de consul van Genua voor Don Domenico Grillo, die in een proces is verwikkeld met de koninklijke raad, twee contracten in Amsterdam voor de levering van slaven op Curaçao en Porto Velo. Grillo zal kostgeld voor het onderhoud van de slaven aan de WIC betalen.[https://archief.amsterdam/archief/5075/4765]
Alhoewel Carlo Voet al in 1667 betrokken was bij een transactie van de Franse WIC naar Guinée, wordt de indruk gewekt dat na al de rampspoed van het jaar 1672, de oprichting van Royal Africa Company in datzelfde jaar en de doorstart van de WIC in 1674 de slavenhandel vanaf 1677 door de firma serieuzer wordt aangepakt; na het overlijden van Sophia Trip in augustus en van Carlo Voet in september van 1679 door haar kinderen, Balthasar, Aletta, Joan, Jean of Jan en hun zwager Samuel Timmermans, getrouwd met Leonora Coymans.
1676-1679 Manuel Hierro de Castro, en Manuel José Cortizos, aangesloten bij het Consulado de Sevilla (Koopmansgilde). Het wordt uitdrukkelijk verboden slaven via Curaçao te betrekken.
- 13-09-1677 Godin en Manuel Belmonte sluiten contract met Antonio Garcia. 31 december 1677 Contract slavenhandel tussen de West Indische Compagnie en Spanje, vijf schepen met ca. 450 slaven.[https://archief.amsterdam/archief/5075/4766]
9 mei 1679 Coymans en Voet, de WIC en Barosso sluiten een overeenkomst met eigenschappen waaraan slaven moeten voldoen (Piecas d’Indias). De volgende dag een bijeenkomst in Zutphen. Het is onduidelijk bij wie.
- In oktober 1679 arriveerde een Hollandse vloot in Cadiz met 5 miljoen Ecu contant.[Van Dillen, Van Rijkdom en Regenten, p. 355][E.H.J. 24 (1950) p. 169-170]
- 1680-1682 Juan Barroso del Pozo (ook wel Barosso del Posso of Barosso y Posso), een medewerker van Coymans [24] en Nicolas Porcio (item 317), zijn Venetiaanse schoonzoon, zijn asentistas geworden, die bij onderaanbesteding de leverantie van slaven hadden gegeven aan Balthasar Coymans voor 50.000 Spaanse dollars? Op naam van Barosso zijn 35 en op Porcio zijn 12 akten in het stadsarchief Amsterdam, sommige uit het Spaans vertaald, opgemaakt tussen 1677-1686. In maart 1680 kregen zij in Cadiz de opdracht met de St. Joseph naar Curaçao te varen, hun lading in te nemen en daarmee naar Spaans West-Indië te varen. De slaven moesten worden betaald met goud, zilver (gemunt of ongemunt), parels of juwelen; vervolgens terug naar Cadiz. (Het lijkt er op dat het zilver voor Spanje bestemd was en niet in staat was of de capiciteit had dergelijke reizen zelf te organiseren.) Op 2 mei 1680 verscheen bij notaris Stephanus Pelgrom op Keizersgracht Joan Coymans.[https://archief.amsterdam/archief/5075/4769, p. 124-142] Hij vertegenwoordigde blijkbaar ook zijn zuster, de weduwe van Carel Voet. Er waren problemen aanvankelijk rond de verzekering van het schip, maar in de volgende akte tekenden 57 personen die voor 109.200 gulden krediet (bodemerij) verleenden, een gemiddelde van 1916 gulden.
- Vanaf 1680 werkten er katholieke geestelijken op Curaçao.[ Intolerante tolerantie De geschiedenis van de katholieke missionering op Curaçao 1499-1776 door C.W.M.F. Schunk (2019)]
- 6 juni 1681 Comparanten nemen genoegen met de uitspraak over rekening en bewijs van vijf schepen, geladen met zilver en negers; contract van 6 juni 1677?
- Er zijn negen schepen in de vaart; vier raken in oktober 1681 beschadigd bij een heftige storm op het eiland Curaçao.
- Pedro van Belle naar Curaçao, vanwege in beslag genomen schepen. Balthasar Beck, zijn zwager,[Levenstekens: Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672 By Judith Brouwer, p. 133] wordt zijn opvolger in Cádiz, en vertrekt van Curaçao?[25]
- Joan Coymans is benaderd door Manuel Belmonte die aanbod om de belangen in Madrid te behartigen, maar Belmonte was voor de Spaanse kroon niet acceptabel als jood?[Pertinent en waarachtig verhaal van alle de handelingen en directie van Pedro van Belle omtrent den slavenhandel, ofwel het Assiento de Negros … ] Of gaat het hier om Francisco Belmonte zijn oom, en buitengewoond gezant in Madrid.
- In 1682 kreeg Joan een schrijven Pedro van Belle over het dreigende faillissement, de reparatie van schepen, kosten van onderhoud en honger onder de slaven, waarvan er 1800 waren gestorven; verder over de bouw van een broodoven, het eten van mais, gort en bonen, en het verstrekken van limoenen en bananen aan de slaven om te herstellen.[Remonstrantie in den naame van Don Juan Barozzo y Pozzo]
- De asentistas (Porcio en Van Belle) hadden problemen om aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Ze leden mogelijk een schade van 5,2 miljoen,[26] en in 1684 verzocht Coymans uit eigen naam en uit naam van andere schuldeisers — de W.I.C. was er ook bij geïnteresseerd — dat hun de administratie van het asiento zou worden overgedragen. Het wordt eerst toegestaan (februari 1685), dan geweigerd (juni 1686) maar al sinds januari waren er moeilijkheden tussen de firma Coymans en de Spaanse regering gerezen; de stukken over de afwikkeling van dit asiento lopen tot 1697. Balthasar Coymans en diens erfgenamen worden bij de uitvoering van het Asiento allerlei moeilijkheden in de weg gelegd, ten einde tot vernietiging van het contract te kunnen komen. Dit geschiedt op instigatie van de pauselijke nuntius, en het is er ook om te doen, de ketterse Hollanders van de slavenhandel uit te sluiten in ‘t belang van de roomse godsdienst. Namens de Staten-Generaal der Nederlanden komt Francisco Schonenberg in Madrid op voor de belangen van de firma Coymans, de W.I.C. en andere geïnteresseerden.[27]
- januari 1682-1688 Juan Barroso del Pozo (-1683) en Nicolás Porcio (-ca 1685) verkrijgen een asiento voor 6 jaar en acht maanden.[Coleccion de los tratados de paz, alianza, neutralidad,: garantia …, Part 2, p. 478, 681] [https://archief.amsterdam/archief/5075/4770A]
- Nicolaes van Hoorn, een Vlissingse regent ook betrokken bij de piraterij of kaapvaart, Isaack van de Heuvel, Paulus Godin en Isaack Jan Nijs, François de Vicq en Philippe d’Orville bewindhebbers WIC sluiten een contract met Joan Coymans en Carel Voet in compagnie met Henrico Staats, gemachtigde van kapitein Juan Barosso del Poso. Over opheffing arresten op eigendom Del Poso in Spaans West-Indië. Nieuwe contracten voor levering slaven uit Curaçao.[29] Op 3 mei 1683 is met de WIC afgesproken om 18.000 slaven af te leveren op Curaçao,[https://archief.amsterdam/archief/5075/4770B] afkomstig uit Kameroen of het Fort Elmina (Ghana) en bestemd voor Cartagena en Porto Velo.
- Na het overlijden van Barosso reist Porcio in 1683 naar Carthagena, maar wordt daar gevangen genomen door de gouverneur van Panama; hield zich niet aan het Asiento, smokkelen en illegale slavenhandel. Porcio kreeg problemen met Coymans over 2500 pond cochinelle. Op 27-12-1683 en 19-06-1684 volgen beschuldigingen. Balthasar krijgt gelijk bij de Raad van Indië in Sevilla. Porcio mag drie jaar lang niet in Spanje komen.[Slavery and Antislavery in Spain’s Atlantic Empire, p. 25. Edited by Josep M. Fradera, Christopher Schmidt-Nowara† ]
- Porcio zijnerzijds heeft geklaagd, dat de gouverneur van Cartagena hem met geweld wilde dwingen om een contract te sluiten met de factoren van Curaçao op zulke voorwaarden als nog nooit zijn aangegaan, en dat, toen hij dit niet wilde doen, men hem gedwongen heeft zijn volmachten te geven aan personen, die niet naar zijn zin waren en aan diezelfde Hollanders met wie hij geen contract had willen aangaan,[27] [namelijk Balthasar Beck en zwager Pedro van Belle].
- Balthasar neemt de administratie over van Porcio, en betaalt cash voor het Asiento in 1685.[I. Wright (1924), p. 26-27]
- februari/april 1685-1688 Balthasar Coymans (1652-1686) is de houder van het Asiento voor vier jaar.[16] Een aantal van 1200 slaven zal direct op de kust van Zuid-Amerika worden afgezet en niet meer op Curaçao.[https://archief.amsterdam/archief/5075/4771]
- Op 6 juli 1685 een obligatie t.b.v Philippo van Hulten, Cornelis van Hogenwoert, hem comparant, Gerardus Jacobus en Bernardus Henricus Staats.[38]
- Zonder slavenarbeid zijn de Spaanse kolonies nauwelijks profijtelijk. Mislukt slaventransport naar Porto Belo. Van de 1650 slaven worden er maar 459 verkocht, mede als gevolg van een kinderpokkenepidemie.[26]
- In maart 1686 werden in vijf maanden tijd 857 slaven verkocht aan Don Alexander Oliver, vertegenwoordiger van Balthasar Coymans.[30]
- juli 1686. Koning Karel II van Spanje die vanwege zijn gesteldheid meestal is bijgestaan door de regentes, laat een onderzoek instellen naar de legitimiteit van de slavenhandel.[31] Spaanse adviseurs aan de koning merken op dat ook vanuit Rome, het bolwerk van de katholieke kerk handel wordt gedreven met de Nederlanders. De gezant Francisco Schonenberg suggereert bij de Spaanse koning het Asiento aan Joan Coymans en de WIC te verlenen.
- oktober 1686 De Hollanders weigeren de “Junta de Asiento de Negros” te erkennen.
- Coymans overschatte de situatie vanwege het risico van oorlog tussen Frankrijk en Spanje; Jamaica dreigde bovendien een belangrijkere doorvoerhaven te worden dan Curaçao.[32]
- Op 13 december 1686 is een contract gesloten met Spanje voor de levering van 12.000 zoals reeds in het voorafgaande jaar was afgesproken.
- Het contract met Balthasar Coymans wordt in maart 1687 geannuleerd.
- 1687-1688 Jan Carçau, een voormalige administrateur van Balth. Coymans, neemt het asiento over.[33]
- 5 maart 1687 met de Koning Balthasar en schipper Jan Erasmus Reijning[21] de laatste door W. Klooster omschreven als boekanier.
- In juli 1687 Pedro van Belle komt aan in Cadiz, maar vlucht naar Holland.
- Het hoogste dividend van de WIC bedroeg 10% in 1687, terwijl in 1682 8% was uitgekeerd.[Van Dillen, Van Rijkdom en Regenten, p. 380
- januari 1688. Insinuaties namens Pedro van Bello aan Aletta Maria Coijmans, weduwe van wijlen Carel Voet, aan Adriana Coijmans en aan Joan Coymans. Over Joan Coijmans die zich niet moet bemoeien met zaken betreffende het Sociëteitscomptoir van Coijmans en Van Belle te Cádiz en van het Generaal Asiento de Negros enz.[34] Wijlen hun broer Balthasar Coijmans was administrateur.[35]
- In maart 1688 wordt Jan Carçao in hechtenis genomen in Cádiz. Hij weigert Junta de Asiento de negros te erkennen. De priester/dokter Francisco de Ribas is superintendant van het Asiento in Panama geworden.
- 22 april 1688 Insinuatie over de verhandeling van slaven op Curacao. Er zijn slechts 3000 slaven geleverd? Not. Stephanus Pelgrom ten huize van Manuel Belmonte op de Herengracht.
- oktober 1688, Jean Coymans, Paulus Godin (WIC), Stephanus Pelgrom ten huize van Belmonte; dominees naar Guinee?[NA 5075-4772, not S. Pelgrom]
- december 1688. Balthasar Coymans (?), François de Vicq, Coenraad Determeyer, Manuel Belmonte, Balthasar Beck, Willem Kerckring, asientista Juan Carcao in Cadiz (als administrateur), Joshua van Belle, raad en schepen in Rotterdam, sluiten een contract over de levering van slaven met het schip Koning Balthasar.[NA 5075-4772, not S. Pelgrom]
- april 1689?-oktober 1691 Asiento opnieuw bij Nicolás Porcio.
- Er bevonden zich 5.000 slaven op Curaçao, die vanwege de kosten van onderhoud zo spoedig mogelijk moesten worden verkocht. Joan Coymans wil geld terug en de administratie van wijlen zijn broer Balthasar.
- 1690 Joan Coymans, oud-schepen alhier en ook voor Manuel de Belmonte, en Samuel Timmermans (afkomstig uit Utrecht, getrouwd met Leonora Coymans) en de erfgenamen van Henrico Staats, allen geïnteresseerden in de geanticisseerde (?) en betaalde maandlonen (leningen?) aan de koning van Spanje ter eene en Philippo van Hulten met procuratie van Balthasar Beck ook voor Coenraad Determeijer ter andere zijde. (Over 70319 (?) 3/4 stukken van achten (Real de a ocho of Spaanse dollar) uit Porto Belo door don Francisco de Ribas, [de geestelijke], gezonden naar Curaçao voor [het speciaal voor slaventransporten in Middelburg gebouwde?] schip de Koning Balthasar (item 280) Zijn door directeur Willem Kerckrinck der WIC zich aangematigd enz, enz.[36][37]
- 1691 Akte van renvers gepasseerd door Christiaen Meschman (oorspronkelijk afkomstig uit Hamburg) ten behoeve van Josua van Belle. Manuel Belmonte, Joan Coijmans en Henrico Staats, als samen gemachtigden van Balthasar Coijmans, bewindhebber generaal van de invoering der slaven naar West-Indië en Nieuw-Spanje.
- Spanje laat scheidsrechters benoemen om de zaak Coymans te beoordelen. In 1695 is Francesco Belmonte uit Madrid verbannen die met Jean Coymans over de afhandeling correspondeerde. Willem III betaalde de Spaanse vorst met gelijke munt terug, hij liet zijn Spaanse diplomaten Den Haag uitzetten en dreigde met een oorlog als Belmonte zijn functie aan het Spaanse hof niet zou mogen hervatten.[D. Roorda, Rond prins en patriciaat, p. 153-154]
- 1692-1695 Bernardo Francisco Marín de Guzmán (Cacheu and Cape Verde Company)
- 1695-1701 Manuel Ferreira de Carvallo als deelnemer en vertegenwoordiger van Real Compañía de Cacheu of Real Compañía de Guinea del Reino de Portugal
- 1698 De Royal African Company verliest haar monopolie. De slavenhandel wordt in Engeland vrijgegeven?
- [39]
1701-1713 Jean du Casse uit naam van de Compagnie de Guinée et de l’Assiente des Royaume de la France.[40]
- In 1701, the French King Louis XIV granted the Guinea Company the Spanish Asiento. Unlike any other chartered company before it, it included both the Spanish King and the French King as shareholders, for one quarter of the total capital each, which amounted to 100,000 livres. The King abolished the Asiento Company’s monopoly in 1713 and opened the trade south of the Sierra Leone River to French private traders from five specific port towns: Nantes, Bordeaux, La Rochelle, Le Havre and Saint Malo. They paid a tax to the king for each enslaved African transported to the French West Indies upon their
return to France. [Heijmans, E.A.R. (2018) The Agency of Empire, p. 47, 49]
- 1713-1750 Bij de Vrede van Utrecht eisten de diplomaten dat het Asiento in handen kwam van Groot-Brittannië. Het Asientoverdrag van 1713 bepaalde dat de Engelsen 144.000 slaven in een periode van dertig jaar mochten invoeren, 4.800 per jaar. Het werk is uitgevoerd door de South Sea Company. De Nederlanders hadden het nakijken, maar belegden massaal in de South Sea Company. Tussen 1739 en 1748 werd het Asiento opgeschort. Tussen Engeland en Spanje brak de zogenoemde Oorlog om Jenkins’ oor uit vanwege de sluikhandel op Zuid-Amerika. Na de Vrede van Aken (1748) begonnen nieuwe onderhandelingen over de resterende vier jaar. Het overleg stokte en het asiento is in 1750 toen ook het Verdrag van Madrid (1750) werd gesloten, terugverkocht aan de Spanjaarden.[41]
- 1750-1764 ???
- 1765-1772 Miguel de Uriarte in naam van Aguirre, Aristegui y Compañía, beter bekend als Compañía Gaditana.
- 1773-1779 Aguirre, Aristegui y Compañía, resp. Compañía Gaditana.
Bronnen, noten en/of referenties
Noten
|
- Andrea Weindl: Die Kurbrandenburger im „atlantischen System“ (1650–1720) zum brandenburgischen Überseehandel des 17. und 18. Jh. In: Christian Wentzlaff-Eggebert und Martin Traine (Hrsg.): Arbeitspapiere zur Lateinamerikaforschung, Universität zu Köln, Philosophische Fakultät, Zentrum Lateinamerika, 2001 ↩
- Een jaar later werd de samenwerking met de laatste twee opgezegd; Beck is uit zijn ambt gezet. De buurman Willem Kerckring werd naar Curaçao gestuurd als nieuwe directeur (25-10-1686), nadat Porcio naar Spanje was gevlucht.[4. Was dat omdat Porcio een propagandacampagne voerde tegen de calvinistische Nederlanders of omdat ze slaven uit het BritseJamaica hadden aangevoerd om aan het streefcijfer te kunnen voldoen?) Pedro van Belle en Francisco Schonenberg hebben in Madrid geprobeerd het Asiento te redden, maar de kroon stelde meer vertrouwen in Jan Carcao, administrateur van Pedro van Belle, die in 1686/7 is aangesteld.
In 1686 werd de samenwerking met Pedro van Belle en Balthasar Beck op Curaçao opgezegd; Beck is uit zijn ambt gezet. Willem Kerckring werd naar Curaçao gestuurd als nieuwe directeur. Balthasar Coymans kreeg toestemming (?) slaven aan de gouverneur van Buenos Aires te leveren.[6 ↩
Slavenhandel was in eerste instantie een Spaanse aangelegenheid, die het werk uitbesteden aan Portugezen, die over schepen en Genuezen, die over kapitaal beschikten. Nadat Spanje tussen 1557 en 1662 acht keer bankroet ging en Portugal niet langer vertrouwde, is de hulp van de Genuezen, de WIC en de English Royal Adventurers ingeroepen. (Inmiddels hadden zich ook de Denen en de Zweden op de slavenhandel gestort, maar de omvang van hun vloot was beperkt.) Rond 1670 veranderde Spanje haar politiek en stond toe dat slaven aangevoerd werden naar Curacao, Jamaica en Barbados. De slaven zouden daar worden afgehaald en naar het vasteland worden gebracht. Ook dat lukte blijkbaar niet. Zodoende kregen de Nederlanders, de Fransen en de Engelsen het recht de slaven op het vasteland af te zetten (het Asiento de Negros). De Nederlanders, Fransen en Engelsen zagen in het Asiento vooral een mogelijkheid illegaal goederen af te zetten op het vasteland, want de opbrengsten van de slavenhandel vielen vaak tegen; hetzij door ziekte, of door sterfte. Spanje probeerde de illegale handel tegen te gaan, maar gaf rond 1750 toe dat de handel in slaven beter aan particulieren kon worden overgelaten. Al twintig jaar eerder was ook de WIC en in 1740 de South Sea Company tot die conclusie gekomen.