Patriottentijd

Patriotten waren burgers die aan het einde van de 18e eeuw democratisering wilden stimuleren in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en aan het absolutisme van een falende stadhouder Willem V een halt wilden toeroepen. De patriotten – vaak uit christelijke, maar ook uit seculiere verlichte kringen – waren beïnvloed door de ideeën van Jean Jacques Rousseau over de volkssoevereiniteit en algemene wil, Adam Smith en Lord Shelburne over de vrije handel met de Amerikaanse kolonien, Joseph Priestley  over parlementaire hervormingen en actieve deelname en Richard Price die in 1776 “Observations on the Nature of Civil Liberty, the Principles of Government, and the Justice and Policy of the War with America” publiceerde; nog in hetzelfde jaar als Aanmerkingen over den aart der burgerlyke vrijheid, over de gronden der regeering, en over de regtveerdigheid en staatkunde van den oorlog met Amerika. Benevens een aanhangsel en naschrift; Naar den elfden door den schryver vermeerderden en verbeeterden druk uit het Engelsch vertaald door Johan Derk baron van der Capellen.1

Leden van het eerste exercitiegenootschap De Vrijheid, opgericht in Dordrecht in 1783
De “beweging” was enerzijds een reactie van regenten die hun macht ingeperkt zagen door de regeringsreglementen van 1748. Willem V had daarmee benoemingsrechten verkregen waarmee een patronagestelsel was ontstaan. Daarmee was een constructie ontstaan waarbij de regenten afhankelijk werden van de erfstadhouder, die een dienaar was van de staten en daarmee van hen. Naast deze oudpatriotten ontstond een democratische beweging die juist bezwaar maakte tegen het oligarchische karakter van het bestuur. Deze patriotten wilden dat vroedschappen niet langer zichzelf aanvulden vanuit de heersende oligarchie van regentenfamilies, maar dat grotere delen van de burgerij erin werden vertegenwoordigd. Dat katholieken en doopsgezinden in geen enkel bestuur zaten, was voor hen onverteerbaar.[1] Verder moesten niet de vroedschappen of de stadhouder, maar de burgers hun burgemeesters en bestuurders kiezen. Hoewel de motieven dus van verschillende aard waren, noemden de anti-orangisten zich allen patriotten, al steunden niet alle anti-orangistische regenten de toenemende politieke participatie van de burgers. Zij vreesden de mogelijke democratische beweging waardoor zij mogelijk meer zouden verliezen dan winnen en werden aristocraten genoemd. Patriotten waren voorvechters van een meer representatieve volksvertegenwoordiging, vrijheid van vergadering en vrijheid van meningsuiting. Vanaf 1781 verzetten ze zich tegen de aristocratie met haar lucratieve en erfelijke ambten, privileges en pro-Engelse houding. De ideeën over gelijkheid van protestanten, joden, dissenters en katholieken waren afkomstig van Franse en Schotse natuurfilosofen uit de Verlichting. Het programma van de patriotten kan in drie punten worden samengevat:
  • herstel van de macht van de Republiek met als voorbeeld de (staatsgezinde) leiders uit de 17e eeuw, zoals Johan de Witt en Johan van Oldenbarnevelt;
  • herstel van medezeggenschap uit de tijd van voor de Unie van Utrecht, toen de schutterij nog invloed kon uitoefenen op het stadsbestuur;
  • materiële en morele herbewapening, dat wil zeggen democratische of politieke scholing van de leden schutterij.

Daarbij werden alle mogelijke middelen met veel bevlogenheid ingezet, zodat de patriotten voor tijdgenoten het onderwerp werden van spot.

Inhoud

  • 1 Aanleiding
  • 2 Exercitiegenootschappen
  • 3 Scheuring
  • 4 Treffen rondom Utrecht
    • 4.1 Aanhouding bij Goejanverwellesluis
  • 5 Pruisische interventie
  • 6 Franse bezetting
  • 8 Externe links

Aanleiding

De patriotten werden actief toen handelsbetrekkingen en nieuwe afzetmogelijkheden met de Verenigde Staten, zowel in de Republiek en als in West-Europa een grote rol speelden. Van groot belang waren de heersende ideeën om uitgesloten burgers bij bestuur en de politiek te betrekken. Op die manier zou niet alleen de invloed van de bevolking toenemen, maar ook een andere koers kunnen worden gevaren tegenover Engeland, dat zich op veel terreinen oppermachtig manifesteerde.Met het verschijnen van het patriottisch tijdschrift “de Post van de Neder-Rhijn” in januari 1781[2] werd in de Nederlanden de periodieke politieke opiniepers geboren.[3] Volgens dominee François Adriaan van der Kemp is de Vierde Engelse Zeeoorlog aangegrepen om tot een theoretische en praktische bevatting van ‘s Volks Rechten te komen.[4]

Joan Derk van der Capellen tot den Pol
De patriotten raakten geïnspireerd door de Amerikaanse onafhankelijkheid in 1776 en waren derhalve anti-Engels en pro-Frans. Hun voorman was Joan Derk van der Capellen tot den Pol, die in 1778 uit de Overijsselse Staten werd gezet vanwege zijn pro-Amerikaanse houding. Ook had hij een boek vertaald over burgerbewapening, met nieuwe ideeën uit Schotland. In het volgens justitie zeer oproerig en lasterlijk libel of geschrift Aan het Volk van Nederland, verspreid in september 1781, met scherpe kritiek op de stadhouder, riep hij op tot het indienen van petities en naar Zwitsers voorbeeld tot burgerbewapening om die vrijheid te verdedigen. Ten eerste om misstanden aan de kaak te kunnen stellen zoals regenten, die onderling baantjes verdeelden, ruilden of verkochten. Ten tweede om de incapabele en weifelachtige stadhouder Willem V, beschuldigd van willekeur, te controleren en in zijn naar absolutisme neigende macht in betrekking tot de vroedschappen te beperken. Vooral in de gewesten Utrecht (sinds de Hollandse Oorlog (1674), Overijssel (sinds de Tweede Münsterse Oorlog) en Gelderland had de erfstadhouder in 1747 veel rechten verkregen. Niet alleen op de stadhouder, zijn “eerste minister”, de hertog van Brunswijk en het leger was kritiek, ook op de verstarde structuur van de schutterij, de gilden en het polderbestuur en het dijkwezen. Veel patriotten waren actief in de Oeconomische Tak, die onderzoek, opleiding en nieuwe werkgelegenheidsprojecten stimuleerde. In plaatsen, waar de vroedschap veel patriotten telde, lukte het de invloed van de stadhouder op de benoemingen in de stadsregering te beperken, bijvoorbeeld in Utrecht, Heusden, Alkmaar, Wijk bij Duurstede en Bolsward, waar respectievelijk Cornelis van Foreest, François Adriaan van der Kemp en Cornelis van den Burg veel invloed hadden. Tot diep in de 19e eeuw waren er geen politieke partijen in Nederland en werd het plaatselijke en landelijke beleid beheerst door de verschillende facties, die de handen ineen sloegen. Er ontstond meer overleg tussen de steden en hun provinciale afgevaardigden om tot hervormingen te komen. De patriotten verzamelden zich ieder jaar rond 5 augustus om de Slag bij de Doggersbank (1781) te herdenken en om het belang van een goede vloot te propageren.[5] Het volgende doel was een zo goedkoop mogelijk en vrijwillig provinciaal leger te organiseren, en om het grote aantal buitenlanders in het Staatse leger te beperken.

Exercitiegenootschappen

Het Exercitiegenootschap van Sneek (1786), verzameld op de Marktstraat, door Hermanus van de Velde. Fries Scheepvaart Museum, Sneek
Het eerste exercitiegenootschap de Vrijheid werd in 1783 in Dordrecht opgericht. Het genootschap in Rotterdam werd in 1784 verboden, nadat op 3 april rellen waren uitgebroken en vier doden en drie gewonden waren gevallen. Kaat Mossel en Ruige Keet speelden een prominente rol en de “stadhouderes van ‘t graauw” werd gearresteerd. Het dragen van kleurige symbolen werd verboden. Veel patriotten droegen vervolgens een zwart lint aan hun hoed in de vorm van een V(rijheid). Een tamelijk onbelicht incident in oktober 1784, de Keteloorlog, met de Oostenrijkse keizer Jozef II omtrent de aanvallen op de hertog van Brunswijk, de vrije vaart op Indië en de Schelde[6] – al tweehonderd jaar door de Hollanders en Zeeuwen afgesloten – werd in januari 1785 aangegrepen om opnieuw provinciale legers in het leven te roepen en een soort dienstplicht in te voeren. Een soortgelijke beslissing om plaatselijke legertjes te formeren, had Johan van Oldenbarneveldt, tegenstander van prins Maurits en een van de voorbeelden voor de patriotten in 1619 de kop gekost. Niet iedereen stond te juichen en sommigen haakten snel af. In maart 1785 deed Willem Gerrit Dedel (1734-1801), raad bij de Admiraliteit van Amsterdam een voorstel het recommendatierecht van de stadhouder af te schaffen.[7] In april 1785 vroegen de Gelderse patriotten om herziening van het Regeringsreglement.Het Leids Ontwerp is opgesteld, nadat het exercitiegenootschap op 23 juli verboden was om te oefenen op het drilveld in Leiden. De exercitiemeester werd beboet met 25 gulden. In het “Ontwerp om de Republiek door eene heilzaame Vereeniging van Belangen van Regent en Burger van Binnen Gelukkig en van Buiten Gedugt te maaken”, Leiden, aangenomen bij besluit van de Provinciale Vergadering van de Gewapende Corpsen in Holland, op 4 oktober 1785 te Leiden is voor aantrekkelijke stedelijke en provinciale ambten een nieuwe regeling geformuleerd.[8] Aanwezig waren Pieter Vreede, voorzitter, François Adriaan van der Kemp, afgevaardigd door het genootschap uit Heusden, Jacobus Blaauw uit Gouda, Wybo Fijnje uit Delft, Cornelis van Foreest uit Alkmaar en Rutger Jan Schimmelpenninck in oktober 1785. De afgevaardigden van de exercitiegenootschappen uit Holland, waaronder ook dat uit Westzaan, genaamd “Het doel waar voor onze ijver brandt, is Vrijheid in het Vaderland” vertegenwoordigden 3.180 manschappen, waarvan 800 uit Alkmaar. Er werd geen melding gemaakt van de vier sessies aan de “nieuwspapieren”.[LA WO > 1 Alt 22 > Abt. III: 2. Liste der Papiere des Hzg. Ludwig Ernst betr. hauptsächlich die gegen ihn in Holland unternommenen Umtriebe seit 1781]
De burgerbewapening dient zeker niet alleen eng-militair te worden beoordeeld, maar vooral ook als een demonstratie van burgerzin, democratische ambitie (zoals blijkt uit het kiezen van officieren) en politiek activisme.[9] De burgerbewapening speelde niet alleen in Nederland, maar in half Europa en de Nieuwe Wereld een belangrijke rol bij de verspreiding van nieuwe ideeën.

Scheuring

Ook binnenhuis moest orde op zaken worden gesteld. Steeds duidelijker kwam aan het licht dat de patriotten verdeeld waren in twee stromingen, die verenigd werden door hun afkeer van de stadhouder en het stadhouderlijk stelsel, maar ook inzake een verbond ofwel een handelsverdrag met Frankrijk. Johannes Conradus de Kock verdedigde in april 1785 J.C. Hespe, de plaatselijke drukker, die door Joachim Rendorp was aangeklaagd en veroordeeld tot water en brood. De veroordeling leidde volgens Bilderdijk tot een breuk tussen de aristocraten en democraten. Sommige aristocraten begonnen over te hellen naar de stadhouderlijke partij. De Kock zag dat als een bedreiging voor de democratisch patriotten, die bij benoemingen meer invloed van het volk en juist minder invloed van de stadhouder voorstond. In diverse steden was een probleem omtrent vacante vroedschapszetels, die alleen opgevuld mochten worden met gereformeerden, die over genoeg kapitaal beschikten: Alkmaar was de eerste stad in de Republiek die Joden toeliet tot de vroedschap. In Deventer werd voorgesteld om de leeftijdsgrens te verlagen. De Republiek is in 1785 een verbinding aangegaan met Frankrijk, mogelijk om meer met meer daad en kracht verlichte, democratische en humanitaire ideeën aan de man te brengen, maar vooral met haar steun oppositie te kunnen voeren. Frankrijk zou het evenwel in september 1787 pijnlijk laten afweten.[10]

Patriotten op de Neude in 1786
Tijdens een landelijke bijeenkomst van exercitiegenootschappen in 1786 in Utrecht werd een radicale beslissing genomen. Een jaar eerder was al besloten dat niet de stadhouder, maar de exercitiegenootschappen de leden voor de vroedschap zouden moeten kiezen. De vroedschap van Utrecht werd op zeven leden na afgezet. In die stad was de uit Ceylon afkomstige Quint Ondaatje actief. In de provinciale Staten van Utrecht ontstond grote verdeeldheid, waarop de prinsgezinde statenleden besloten in Amersfoort te vergaderen. Op 7 augustus kwam de Acte van Verbintenis tot stand. H.W. Daendels, kapitein van het exercitiegenootschap in Hattem, liet zich inspireren door de veranderingen in Utrecht, toen hij in mei het stadsregeringsreglement buiten werking zette en op 8 augustus verkondigde het stadje militair te verdedigen, waar de prinsgezinde kandidaten voor de vroedschap niet langer werden geaccepteerd en de verkiezing als een interne zaak worden beschouwd. Ook de predikanten van Elburg hielpen de bolwerken en wallen te herstellen. De Gelderse stadhouderlijke troepen werden verplaatst en bezetten op 5 september Hattem en Elburg zonder veel moeite. Op 22 september schorsten de Staten van Holland de stadhouder als kapitein-generaal van hun gewest. Eind september 1786 werd het de exercitiegenootschappen in Gelderland en Friesland verboden onderling te overleggen en hulp te sturen. De stad Utrecht veranderde in een legerkamp om een eventuele stadhouderlijke aanval af te slaan. De patriottische pers sprak inmiddels van een burgeroorlog. Naar het schijnt waren alleen voorzichtige en individualistische acties nog mogelijk. De patriotten gebruikten vanaf die tijd een keeshondje als symbool, omdat Cornelis de Gijselaar de stadhouderlijke poort naar het Binnenhof was opgereden.

Treffen rondom Utrecht

Vuurgevecht aan de Vaartse Rijn bij Jutphaas op 9 mei 1787, ‘s avonds om tien uur. Rechts de Utrechtse patriotten, links de troepen van de stadhouder, door Jonas Zeuner.
De stadhouder bleef ondanks diplomatieke pogingen van Pieter Paulus, de Duitse diplomaten Friedrich Wilhelm von Thulemeyer en Johann Eustach von Görtz alsmede de Engelse gezant James Harris passief. Hij wilde of kon geen veranderingen accepteren, maar ook de pensionarissen van de steden Dordrecht, Haarlem en Amsterdam hielden voet bij stuk. Die stonden erop dat de burgemeesters op een andere manier gekozen zouden worden. De zaak laaide opnieuw op toen in Amsterdam en Rotterdam eind april/begin mei een aantal prinsgezinde vroedschapsleden en burgemeesters werden vervangen. Burgemeester Hendrik Hooft speelde een leidende rol en 16.000 mensen tekenden een petitie.
 
File:Noach van der Meer, Afb 010097013579.jpg
 

Op 9 mei 1787 kwam het tot een treffen rondom Utrecht, dat hulp kreeg vanuit Holland. De aanval was georganiseerd vanuit Amersfoort, waar de verbannen Staten van Utrecht zich hadden gevestigd. Er viel een klein aantal slachtoffers, onder andere bij Vreeswijk. Aan het eind van die maand werd een totaalverbod op de aanschaf van wapens uitgevaardigd, waardoor de patriotten nog meer in woede ontstaken. Dit alles was aanleiding om de Commissie van Defensie op te richten die de verdediging moest organiseren van Holland en Utrecht.

Aanhouding bij Goejanverwellesluis

Enkele weken later vertrok prinses Wilhelmina vanuit Nijmegen naar Den Haag in een poging om een verdere escalatie te vermijden, maar mogelijk ook om steun te verwerven. (Er waren enkele jaren eerder besprekingen gehouden dat zij meer taken van haar man zou overnemen, die het aan overzicht ontbrak). Toen zij op 28 juni werd aangehouden langs de Vlist en opgebracht naar Goejanverwellesluis door het exercitiegenootschap uit Gouda, riep zij haar broer, de koning van Pruisen, te hulp.[11] Op 10 juli eiste Frederik Willem genoegdoening van Holland, dat echter weigerde excuses aan te bieden. Op 26 juli mislukte een aanval op de stadhouderlijke troepen bij Paleis Soestdijk, waarbij minstens één Pruisische soldaat werd omgebracht. Op 2 augustus ontplofte de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk in Amersfoort, waar stadhouderlijke troepen munitie hadden opgeslagen.Pruisische interventie

In september 1787 kwamen een paar Franse politici naar Utrecht om een lening af te sluiten of de democratische revolutie in de Nederlandse Republiek te bestuderen. Een van hen was Brissot. De anderen waren Charles-Louis, markies Ducrest, Clavière en Sièyes.2

De Pruisische bevelhebber, de hertog Karel Willem Ferdinand van Brunswijk

De Staten-Generaal kondigde half augustus een verbod af Holland steun te bieden. In verschillende steden waren inmiddels commissies voor het defensiewezen actief, die de verdediging organiseerden. De commissie verzameld in Woerden speelde daarbij een sleutelrol. In een aantal Hollandse steden, zoals Delft kon onder leiding van Adam Gerard Mappa op de valreep alsnog een omwenteling worden gerealiseerd. Het werd echt spannend toen op 10 september een Pruisisch ultimatum van kracht werd. Drie dagen later trok een Pruisisch leger via Nijmegen en Westervoort de Republiek binnen. De stad Utrecht, verdedigd door Rijngraaf van Salm werd zonder slag of stoot ingenomen. Krijgsgevangenen, onder wie Van der Capellen tot de Marsch werden afgevoerd naar Wesel. In Friesland hielden de patriotten, die zich onder leiding van Court Lambertus van Beyma hadden verschanst in Franeker, het nog een week langer uit. Op 19 september werd Gouda ingenomen, en na een aanwezigheid van 10 dagen weer verlaten met achterlating van 60 man. Toen de Oranjerestauratie een feit was, werden honderden patriotten gevangengenomen en er volgden wraakacties door prinsgezinden, onder andere in ‘s-Hertogenbosch in de nacht van 9 op 10 november. Bij meer dan 850 huizen werden de ramen ingeslagen, 250 huizen werden ook geplunderd. De volgende dag kwam het tot plunderingen in Tiel. Veel patriotten verzamelden zich uiteindelijk in Amsterdam. Toen die stad zich op 10 oktober had overgegeven, vluchtten de kopstukken naar Parijs en duizenden anderen via Antwerpen en Brussel naar Frans-Vlaanderen. Daar kregen de patriotten geldelijke steun van Lodewijk XVI, die hoopte zodoende de werkgelegenheid ter plekke te stimuleren. Onder de patriotten Johan Valckenaer en Court Lambertus van Beyma ontstond grote onenigheid over de administratie en de hoogte van de uitkering en oude vriendschappen sloegen om in vijandschappen.

Er werden in de navolgende jaren vijf doodvonnissen uitgesproken tegen patriotten die de vestiging van een garnizoen hadden verijdeld. Het betrof Robert Jasper van der Cappelen van de Marsch, de leider van de patriotten in Gelderland, burgemeester Rauwenhoff en de twee predikanten uit Elburg, en Cornelis van den Burg, een burgemeester van Bolsward. De vonnissen zijn nooit uitgevoerd en omgezet in verbanning. H.W. Daendels, die naar St Omaars was gevlucht, werd voor eeuwig uit het gewest Gelderland verbannen.

Franse bezetting

In 1794 kwamen de Fransen onder generaal Pichegru de Republiek bezetten, daarbij geholpen door het Bataafs Legioen van Daendels, dat uit uitgeweken patriotten bestond. In januari 1795 werden overal in de Republiek de prinsgezinde vroedschapsleden verzocht het kussen te verlaten. De Bataafse republiek werd ingesteld, met een uitgebreid hervormingsprogramma en veel vergaderingen. De patriotten raakten opnieuw verdeeld over de eenheidsstaat of instandhouding van de macht van de gewesten. De federalisten waren vooral bang dat Holland en Amsterdam te veel invloed zouden uitoefenen. Daendels reageerde in januari en juni 1798 met een tweetal staatsgrepen. Bij de laatste staatsgreep werden de radicalen onder de patriotten in hun invloed beperkt en tijdelijk opgesloten.De betekenis van de Patriottenbeweging moet niet worden onderschat. Van orangistische zijde werden de patriotten als exercerende winkeliers of landverraders afgeschilderd, vanwege hun heulen met Frankrijk. Veel van de ideeën uit de Franse Revolutie, zoals de eenheidsstaat, scheiding van kerk en staat, gelijkberechtiging en kritiek op slavernij werden tijdens de Bataafse Republiek verwezenlijkt. De hervormingen zijn tijdens het Koninkrijk Holland verder uitgewerkt en na 1813 door het Koninkrijk der Nederlanden overgenomen.

Externe links

Bronnen, noten en/of referentiesBronnen:

  • Klein, S.R.E., Patriots Republikanisme. Politieke cultuur in Nederland (1766-1787) (Amsterdam 1995).
  • Rosendaal, J.G.M.M., De Nederlandse Revolutie. Vrijheid, volk en vaderland 1783-1799 (Nijmegen 2005).
  • Schama, S., Patriotten en bevrijders. Revolutie in de Noordelijke Nederlanden, 1780-1813 4e druk (Amsterdam 2005).
  • Wertheim-Gijsse Weenink, A.H. (1975) Gelderland van 1672-1795. In: P.J. Meij et al. Boek II. Geschiedenis van Gelderland 1492-1795, p. 290-330.
  • Zee, Th.S.M van der, J.G.M.M. Rosendaal en P.G.B. Thissen, 1787: De Nederlandse Revolutie? (Amsterdam 1988).

Noten:

  1. http://historiek.net/nieuws/algemeen/7087-moderne-nederlandse-democratie-begon-in-heusden
  2. Theeuwen, P.J.H.M. (2002) Pieter ‘t Hoen en de Post van den Neder-Rhijn, p. 131.
  3. Grijzenhout, F. & N.C.F. van Sas (1987) Voor Vaderland en Vrijheid. Revolutie in Nederland 1780-1787. Cat. Centraal Museum Utrecht, p. 21.
  4. Staatkundige aanmerkingen dienende tot nadere verklaring van de waare bedoeling der befaamde leerrede, genaamd Het Gedrag van Israël en Rehabeam ten Spiegel van Volk en Vorst. Over I Kon: XII 3b – 20a. Uitgegeven door den wijdvermaarden Fr. Adr. Van der Kemp, ‘s Gravenhage 1783, p. 21. Niedersächs. Staatsarchiv Wolfenbüttel 1 Alt 22 Nr. 1740-141. (NLA WO 1 Alt 22 > Herzog Ludwig Ernst  Arcinsys Detailseite (niedersachsen.de))
  5. Grijzenhout, F. & N.C.F. van Sas (1987) Voor Vaderland en Vrijheid. Revolutie in Nederland 1780-1787. Cat. Centraal Museum Utrecht, p. 18.
  6. Treurbazuin uitgalmende op eenen Vaderlandschen, en beredeneerden toon, den rampzaligen toestand waar in de Republiek door den willekeurigen vreedebreuk van den Roomschen Keizer Joseph den Tweeden …, 10 november 1784, p. 33, 34, 37. Niedersächs. Staatsarchiv Wolfenbüttel 1 Alt 22 Nr. 1740-188, p. 33-34, 37.(NLA WO 1 Alt 22 > Herzog Ludwig Ernst  Arcinsys Detailseite (niedersachsen.de))
  7. Habermehl, N.D.B. (2000) Joan Cornelis van der Hoop (1742—1825). Marinebestuurder voor stadhouder Willem V en koning Willem I, p. 249
  8. DBNL . Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Aan het volk van Nederland
  9. Grijzenhout, F. & N.C.F. van Sas (1987) Voor Vaderland en Vrijheid. Revolutie in Nederland 1780-1787. Cat. Centraal Museum Utrecht, p. 32.
  10. Grijzenhout, F. & N.C.F. van Sas (1987) Voor Vaderland en Vrijheid. Revolutie in Nederland 1780-1787. Cat. Centraal Museum Utrecht, p. 16.
  11. Knoops, W.A. & F.Ch. Meijer (1987) Goejanverwellesluis. De aanhouding van de prinses van Oranje op 28 juni 1787 door het vrijkorps van Gouda.

Bronnen, noten en/of referentiesBronnen:

  • Klein, S.R.E., Patriots Republikanisme. Politieke cultuur in Nederland (1766-1787) (Amsterdam 1995).
  • Rosendaal, J.G.M.M., De Nederlandse Revolutie. Vrijheid, volk en vaderland 1783-1799 (Nijmegen 2005).
  • Schama, S., Patriotten en bevrijders. Revolutie in de Noordelijke Nederlanden, 1780-1813 4e druk (Amsterdam 2005).
  • Wertheim-Gijsse Weenink, A.H. (1975) Gelderland van 1672-1795. In: P.J. Meij et al. Boek II. Geschiedenis van Gelderland 1492-1795, p. 290-330.
  • Zee, Th.S.M van der, J.G.M.M. Rosendaal en P.G.B. Thissen, 1787: De Nederlandse Revolutie? (Amsterdam 1988).
  1. In 1777 verscheen “Nadere aanmerkingen over den aart en de waarde der burgerlyke vryheid en eener vrye regeering, benevens een kort berigt van de schulden en middelen van Frankryk; en nader verslag van Grootbrittanjes toestand met betrekking tot deszelfs schulden, inkomsten en koophandel; alsmede eenige byzonderheeden aangaande den oorlog van dit ryk met zyne volkplantingen; uit het Engelsch vertaald, en met eenige ter zaake dienende uittreksels uit vermaarde schryvers voorzien door Johan Derk van der Capellen. In 1783 verscheen Proeve over de algemeene gronden van regeering en over den aart van politieke en burgerlijke vrijheid een vertaling van een nieuw werk van Priestley. In 1785 Aanmerkingen over de gewigtigheid der staatsomwenteling in Noord-Amerika, en over de middelen om die voor de geheele waereld nuttig te maken door Price.
  2. Jourdan, A. (2007). The “alien origins” of the French Revolution: American, Scottish, Genevan, and Dutch influences. Proceedings of the Annual Meeting of the Western Society for French History, 35, 185-205. http://quod.lib.umich.edu/cgi/p/pod/dodidx?c=wsfh;idno=0642292.0035.012

Loading