Jan Bernd Bicker (Amsterdam, 27 augustus 1746 – Wassenaar, 16 december 1812) was een Nederlands politicus en patriot. Hij is ‘de vinnigste van alle zogenaamde patriotten’ en ‘een eigenwijs mens’ genoemd.1 Hij was schepen, bewindhebber van WIC, kapitein van de schutterij, kerkmeester van de Zuiderkerk. Hij woonde op de Herengracht 438 en 546 en had een buitenplaats, genaamd Velserhooft in Santpoort-Noord. In oktober 1787 verloor hij al zijn functies en vluchtte hij samen met de bankier Balthasar Elias Abbema het land uit. Hij hield van zijn belevenissen een dagboek bij.[1] In mei 1795 keerde hij terug na een verblijf van 7,5 jaar in het buitenland en stelde zich ten tijde van de Bataafse Republiek opnieuw beschikbaar.[2]
Biografie
Jan Bernd Bicker was de enige zoon van Henrick Bicker (1722-1783) en Clara Magdalena Dedel (1727-1778), getrouwd in 1745. Jan Bernd is waarschijnlijk geboren op Singel 512 aan de Bloemmarkt. Dat pand was eigendom van zijn vader. Hij stamde uit het geslacht Bicker, een oude Amsterdams patriciërsfamilie. Zijn grootouders, het echtpaar Bicker-Pels kreeg tien kinderen; zijn vader Hendrick en oom Jan Bernd Bicker (II) (1733-1774) kregen in 1750 de leiding over de firma Pels & Soonen die ten tijde van de Zevenjarige Oorlog overal in Europa leningen uitzette. In 1757 werd Velserhooft aangekocht.
Jan Bernd Bicker ging op zijn tiende het huis uit.[De geschiedenis volgens Bicker door Mariëlle Hageman] Hij speelde viool en forte piano. In 1764 en 1766 studeerde hij filosofie en rechten in Utrecht. Op 22 april 1767 werd Jan Bernd Bicker opgenomen in het bedrijf Andries Pels en Soonen en Bicker en Co. Daarnaast was hij advocaat bij het Hof van Holland en de Hoge Raad te Amsterdam. Jan Bernd Bicker trouwde op 23 mei 1769 Catharina Six, een telg uit het beroemde Amsterdamse regentenfamilie Six. Hij woonde toen op de Herengracht (546), zij kwam van de Kloveniersburgwal.
Op 5 december 1770 gingen de drie bankiers een nieuw contract aan op naam van Andries Pels & Zonen dat van 1 mei 1770 tot 30 april 1774 zou duren. Op 12 juli 1771 is een compagnieschap aangegaan dat tot 30 april 1773 zou duren.[SAA Bicker 195, inventarisnummer 798] Eind april 1773 is de firma Pels geliquideerd, en zou een gevolg van speculatie in EIC-aandelen zijn geweest.[Gedenkzuil der noodlottige koopjaaren, p. 88-] Daar is niet veel over bekend; volgens het Not. Archief hielden ze daar in 1769 mee op. Gezondheidsproblemen bij Jan B. Bicker (II) lijken een meer voor de hand te liggen verklaring. Op 5 mei 1773 gingen de drie heren een nieuw (voorlopig) contract aan voor de periode van een jaar. Dat Jan B. Bicker (II) eind maart 1774 begraven werd lijkt beslissend te zijn geweest om eind april niet verder door te gaan.
In 1772 was hij schepen geworden en in 1774 werd hij bewindhebber van de Amsterdamse Kamer van de West-Indische Compagnie (WIC). Van 1781 tot 1787 was hij lid van de vroedschap en wilde – beinvloed door Rousseau – naar eigen inzicht en geweten zijn stem uitbrengen. Van 1782 tot 1785 was hij directeur van de Sociëteit van Suriname, een selectief gezelschap dat de kolonie Suriname beheerde. In 1786 werd afgevaardigde bij de Staten-Generaal in Den Haag.
De puissant rijke Jan Bernd Bicker was, net als zijn voorouders, een fel tegenstander van het Huis van Oranje in de traditie van de staatsgezinden. Bicker was een aristocraat en republikein en had daarom weinig gemeen met de democratische patriotten als Coert Lambertus van Beyma en Joan Derk van der Capellen tot den Pol, die naar een meer radicale hervorming van het staatsbestel streefden. Volgens Bicker en de “aristocratische patriotten” was de afschaffing van het stadhouderlijk gezag voldoende.
In 1786 werd hij benoemd in het Defensiewezen. Vanuit de Doelen aan het Singel organiseerde Bicker de verdediging van Amsterdam. De Pruisische inval in 1787 herstelde de afnemende macht van stadhouder Willem V en beperkte die van de patriotten en de exercitiegenootschappen. Bicker vluchtte op 15 oktober via Leiden, Delft en Rotterdam het land uit, maar onderweg kreeg de boeier in de Dordtse Kil een aanvaring met het Admiraliteitsjacht en hij vreesde voor zijn leven. Bicker verbleef aanvankelijk in Brussel en bewoonde met Joan Geelvinck een groot gehuurd pand, dat door Willem Anne Lestevenon verlaten was. In 1788 verhuisde hij naar de rand van de stad.
In Versailles woonden diverse vooraanstaande patriotten, waaronder Nicolaas van Staphorst, Cornelis van der Hoop. Ook Johan Valckenaer, Abbema, de Witt en Bicker woonden de opening van de Staten-Generaal bij; Bicker keerde in juni terug.[3] Hij verhuisde in april 1791 naar Sèvres en stapte in een appartementen- en winkelproject in de Rue St. Denis in Parijs. Op 21 oktober 1791 reisde Bicker terug naar Brussel met een deel van zijn gezin. De indruk wordt gewekt dat hij onderweg zijn vrienden in Sint-Omaars bezocht en in Béthune Robespierre ging beluisteren, die daar een speech hield. (Helaas kan de schrijver zich het jaar niet goed herinneren. Als er 1791 had gestaan was het duidelijker geweest.) Robespierre verzette zich tegen oorlog en verdedigde de Franse Grondwet van 1791.[Soboul, p. 190, ]
Bataafse Republiek
De staatsgreep van 22 januari 1798, uitgevoerd door radicale Unitariërs, brak de macht van de Moderaten en Federalisten. Tegenstanders van radicalen, waaronder Bicker, werden opgepakt en zonder beschuldiging gevangengehouden door Wybo Fijnje en zijn medestanders in het Uitvoerend Bewind. Bicker kwam niet in het Huis ten Bosch terecht, maar in Wijk bij Duurstede. Hij ontsnapte uit zijn gevangenschap en is door een afvoerkanaal ontkomen, maar blijkbaar toch gegrepen. Op 21 maart is hij overgebracht naar Leeuwarden met zijn knecht en elf weken opgesloten in drie riante bovenkamers van de Princessehof. Hij kreeg zelfs bezoek van Daendels. Na zijn vrijlating op 14 juli 1798 en opheffing van het huisarrest op Velserhoofd in augustus was hij ambteloos burger. In 1800 werd hij directeur van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen. Hij nam bijles van Martinus van Marum en organiseerde een lezing over Luigi Galvani.
In 1802, tijdens het Bataafs Gemenebest, was hij een half jaar lid van het Nationaal Syndicaat, en van 8 juni 1803 tot 29 april 1805 lid van het Staatsbewind. In die functie had hij in Brussel een ontmoeting met Napoleon Bonaparte, toen nog consul, en minister Talleyrand. Rutger Jan Schimmelpenninck kreeg opdracht een nieuwe Nederlandse grondwet te schrijven en een nieuwe regering samen te stellen. In 1805 vroeg hij Bicker om daarin plaats te nemen, maar die bedankte. In 1806 werd het Bataafs Gemenebest vervangen door het Koninkrijk Holland met als koning, Lodewijk Napoleon Bonaparte. Tijdens het Koninkrijk Holland en de daaropvolgende inlijving van Nederland door Frankrijk (1811) speelde Bicker geen politieke rol meer.
Jan Bernd Bicker hield siervogels en kweekte ananassen bij zijn huis Oosterbeek in Wassenaar. Hij was gefascineerd door meteorieten en luchtballonnen en overleed op 66- jarige leeftijd aan een zware verkoudheid en waterzucht.
Familie
Verwijzingen
- “Jan Bernd Bicker: een patriot in ballingschap 1787-1795” : de autobiografische reisverslagen van een gevlucht Amsterdams regent en patriot van “progressieve” signatuur / [van comment. voorz. door] M.N. Bisselink, A. Doedens.
- De geschiedenis volgens Bicker door Mariëlle Hageman
- Dr.Mr. J.B. Bicker www.parlement.com
- Rosendaal, J. (2003) Bataven! p. 182, 266.
- Gou, L. de (1986) Biografische Bijdragen over achttiende eeuwers, p. 81-124.
- Jan Bernd Bicker: ‘De vinnigste aller patriotten’ ↩
- https://noord-hollandsarchief.nl/beelden/beeldbank/detail/417B37E0 ↩