De naam ACHENBACH komt zowel voor als achternaam als als plaatsnaam. In het jaar 1515 wordt de plaats Achenbach genoemd als behorend tot Siegen, Westfalen, Hessen (Duitsland).1 De omgeving van Siegen is uitzonderlijk bosrijk, ook voor Duitse begrippen. Er bevinden zich diverse groeven waar eeuwenlang ijzererts werd gedolven. Nabij Siegen ligt een klein dal; het riviertje dat door dit dal stroomt heet ACHENBACH, en de nabijgelegen boerderij draagt eveneens die naam. De eigenaars van deze boerderij in de middeleeuwen, Duitse edelen, droegen de naam “Von Achenbach”, en de bewoners van de boerderij – de pachters en boeren – werden Achenbach genoemd, ongeacht hun werkelijke achternaam. Toen sommigen van hen zich in nabijgelegen plaatsen vestigden, behielden ze de naam Achenbach. Ook al waren ze onderling niet verwant, worden zij toch beschouwd als grondleggers (of voortzetters) van de echte Achenbach-familielijn.1
Als Hendrik Christiaan familie was van de militair Bernard Philip Achenbach, dan was zijn vader een bekende dorpspredikant, afkomstig uit Nassau-Dillenburg. Omdat er in Amsterdam ook nog een Albert Philip Achenbach woonde, afkomstig uit Nassau-Dietz, die een testament liet opmaken waarin bovengenoemde personen niet voorkomen, lijkt dat niet het geval. Stadhouder Willem IV en zijn zoon Willem V waren vorst van Nassau-Siegen via Albertina Agnes. Het is aannemelijk dat Achenbach als huursoldaat in Nederland terecht kwam, maar een bewijs heb ik nog niet kunnen vinden. Op de website Alle Friezen is zijn naam ook gespeld als Aegenbach of Aggenbach.
Biografie
Hendrik Christiaan lijkt te zijn geboren in 1751 in Osthelden, nabij Siegen.3 Voor zijn komst naar Bolsward in 1782 woonde hij in het vestingstadje Sluis, Leeuwarden (1780) en Harlingen (1781) en lijkt deel te hebben uitgemaakt van een Nassaus regiment, mogelijk met een administratieve functie. In 1780 maakten ruim 800 Duitsers deel uit van het Staatse leger.4 Zijn naam komt echter niet voor bij in de militaire stamboeken en conduitelijsten. In 1783 is hij in Bolsward als schoolmeester aangesteld.
In februari 1782 werd door Van Beyma in de Friese Staten een poging gedaan het nooit uitgevoerde artikel VIII van de Unie van Utrecht, dat voorzag in een algemene volksbewapening, te effectueren.[2]Oostergo en Zevenwouden steunden hem, maar Westergo en de elf steden stemden tegen.”[3] Het was voor het eerst dat er zo’n voorstel werd gedaan, maar de stemmen in de Staten van Friesland staakten. Toen Van Beyma in 1783 een succesvol bondgenootschap tussen acht steden tot stand had gebracht, wonnen de patriotten in de Friese steden aan invloed en macht.[4]
Op 3 augustus 1783 verscheen in de Friese boekhandel: Exercitie- of Schutterszakboekje met 90 kopergravures. Op 24 september besloten de Staten de exercitiegenootschappen toe te staan, mits zij hun reglementen ter goedkeuring vooorlegden. De maanden daarop werden tientallen ‘gelegaliseerde’ vrijkorpsen opgericht.175 Op 24 januari 1784 verscheen: Exercitieboekje, gevende een nauwkeurige onderrigting van alle handgrepen, welke met het geweer alsook met de sponton en vaandel geschieden moeten, alsmede van de chargeeringe der gelederen, het links en regts en voorwaarts marcheren en zwenkingen, de contramarsch en op ’t centrum marcheeren. Spoedig verschenen er exercitiegenootschappen in Leeuwarden en op ‘t Bildt.6
In diezelfde tijd diende de advocaat Abraham van de Burg, patriots vroedsman in de raad van Bolsward en secretaris van het Fitsgerecht, een voorstel in om de stadsschutterij nieuw leven in te blazen.18 De manschappen die de wacht hielden, liepen met stokken rond en waren uitermate slecht getraind. Om de kwaliteit te verbeteren werden nog voor het einde van dat jaar drie patriotten in de stadschutterij benoemd: Cornelis van den Burg, de klerk op de secretarie van Wonseradeel, Willem Lycklema à Nijeholt, een apotheker en Hendrik Christiaan Achenbach, resp. als luitenant, vaandrig en exercitiemeester.19 Voorgesteld werd om drie keer per week te oefenen in de Broerekerk.
Begin januari 1785 verscheen: Request van eenige honderden ingezetenen van Leeuwarden aan de Staten van Friesland op 6 januari 1785 aangeboden om de algemeene wapening in dit gewest aan te moedigen. Op 12 januari hielden de vrijcorpsen van Friesland een generale vergadering in het Zwarte Kruis, tegenover de waag op de Nieuwestad te Leeuwarden. De Keteloorlog omtrent de vrije vaart op de Schelde[10] – al tweehonderd jaar door de Hollanders en Zeeuwen afgesloten – werd in januari 1785 aangegrepen om opnieuw provinciale legers in het leven te roepen die niet onder het bevel van de stadhouder stonden en zouden samenwerken. De Keteloorlog was aanleiding voor de patriotten tot het oprichten van nog meer exercitiegenootschappen “huis en have, vrouw en kinderen te beschermen”. Op 16 maart was er een Algemene vergadering van alle Friese exercitiegenootschappen ten huize van Balthazar Rol, kastelein in de Hollandsche Maagd.[99. G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek] (Yn 1769 oan ‘e Stêdssingel tusken Hoekster- en Frouwenpoarte te Leeuwarden.) Van Beyma van zijn kant was vastbesloten niet alleen de macht van de stadhouder, maar ook die van de grietmannen aan banden te leggen en de rechten van de gewone burger te vergroten. Hij stelde zich daadwerkelijk ‘aan het hoofd der gewapende natie’.
J. Boltjes was sinds 16 juni 1783 hopman in de stadsschutterij. Bolward was in vier wijken verdeeld. Elke wijk had zijn eigen hopman, bij brand de verantwoordelijke man. Achenbach is op 6 september 1784 in de (prinsgezinde) stadsschutterij benoemd.7Nicolaus Elgersma liet eind november 1784 2.600 gulden uit de kas vrijmaken om wapens aan te schaffen voor een nog op te richten vrijwillige schutterij van Bolsward. Hij is daarbij beinvloed door de uitkomst van een landelijke prijsvraag. In december 1784 en in februari en juni 1785 waren de Friezen nog niet van plan om samen te werken met de overige genootschappen, die zich hadden verzameld in Utrecht en de Akte van Verbintenis sloten tot onderlinge steun.
In de (lange) winter van 1784 was door het Genootschap van Vrije Friezen uit Harlingen een prijsverhandeling uitgeschreven, waarin men opriep om praktische adviezen te leveren ten aanzien van een optimaal georganiseerde, provinciale burgermilitie.8 De winnaars werden op 1 november 1784 bekend gemaakt. De eerste prijs ging naar J.G. Herbig, vaandrig in het regiment van de prins van Hessen-Darmstad. Herbig keerde zich om politieke en militaire redenen tegen het bestaan van exercitiegenootschappen en vrijcorpsen.9 Militair gezien was er volgens hem geen enkele behoefte aan vrijcorpsen aangezien ze dezelfde wapens voerden als de schutterij, terwijl hij ze politiek gezien verwerpelijk vond, omdat ze haat en nijd opriepen.10 H. Oneides uit Exmorra was als winnaar uitgeroepen van de tweede prijs; J. van Manen uit Utrecht kreeg de derde prijs.
Op 25 januari 1785 is een vrijwillige schutterij opgericht. Vijf van de zes burgemeesters bleken echter die dag afwezig of verhinderd te zijn; G. Rondaan kreeg m.i. in september 1787 spijt van zijn ondertekening. Maar ook burgemeester Frans Tichelaar was afwezig. Het zou kunnen zijn dat hij van mening was dat de burger onnodig van zijn beroep zou worden afgehouden.25 In ieder geval was hij een van de eerste patriotten in Bolsward die afhaakte. De vier oranjegezinde burgemeesters waren mogelijk van mening dat de vrijwillige schutterij werd opgericht om de prins en zijn vrienden te plagen.24
Tijdens een landelijke bijeenkomst van exercitiegenootschappen in februari 1785 in Utrecht werd een radicale beslissing genomen. Een jaar eerder was al besloten dat niet de stadhouder, maar de exercitiegenootschappen de leden van de vroedschap zouden moeten kiezen. De vroedschap van Utrecht werd op zeven leden na afgezet.
Begin maart dienden drie hoplieden uit de stadsschutterij een “wijdlopige” klacht in bij de vroedschap. De aanstelling in het afgelopen jaar van de drie patriotse officieren kon nog steeds niet hun goedkeuring wegdragen. De opstelling naar functie in plaats van natuurlijke grootte was ongebruikelijk bij het exerceren! De hoplieden vroegen bovendien om een verhoging van de wachtgelden, in het kader van hun assistentie bij het brandspuitgilde.26 Op 15 maart 1785 werd de verhoging van de wachtgelden op last van de Staten van Friesland uitgesteld. De Staten van Friesland besloten dat er – net als in Utrecht – eerst een concept-reglement moest worden voorgelegd.
Burgemeester Van Heemstra, in zijn functie als voorzitter van de krijgsraad van de burgerschutterij, stelde in maart 1785 voor twee (toen uiterst moderne) koperen pauken en twee fluiten aan de vrijwillige schutterij te schenken. De vroedschap accepteerde zijn voorstel, mits op de aan te schaffen muziekinstrumenten het stadswapen en een inscriptie kon worden gemonteerd. Van Heemstra had wat anders in z’n hoofd, want de “gecommitteerden ter in standbrenging van de vrijwillige schutterij” hebben het geschenk afgewezen. Aan Van Heemstra werd te kennen gegeven dat op de muziekinstrumenten geen ander wapen dan dat van de stad kon worden geaccepteerd.28
Eind juni was het reglement gedrukt. Wopko Cnoop en Achenbach, die de voorlopige organisatie op zich genomen hadden, deelden na een half jaar van voorbereidingen, op 9 juli 1785 aan alle leden wapens uit. Op 15 juli 1785 zijn in Bolsward twee compagnieën vrijwilligers geformeerd; Achenbach is gekozen als exercitiemeester van het Genootschap in de Wapenhandel. Dat was geen vrijcorps en ook geen exercitiegenootschap om zich in te dekken tegen eventuele maatregelen.
Op die dag zijn op democratische wijze de officieren van de vrijwillige schutterij gekozen. Mr H.J. Alberda, een jurist, afkomstig uit Ferwerd, werd kolonel.31 De boelgoedontvanger, d.w.z. veilingmeester bij publieke verkopen, Jan Boltjes werd gekozen als luitenant-kolonel. Ze kregen H.C. Achenbach als hun adjudant toegewezen. W. Lycklema à Nijeholt en C. van den Burg werden elk kapitein van een compagnie. In de statuten van het “genootschap in den wapenhandel” was uitdrukkelijk opgenomen dat op straffe van een boete niet mocht worden gefeest!
Boltjes diende op 1 augustus 1785 een ontslagaanvraag als hopman in de stadsschutterij in, dat hem niet werd verleend. In mei 1786 vroegen drie vooraanstaande patriotten om ontslag uit de stadsschutterij. De vroedschap verleende J. Boltjes dit keer toestemming, maar burgemeester Van Heemstra eiste dat hij niet kon worden aangesteld bij de vrijwillige schutterij.45 Ook Cornelis van den Burg kreeg, vanwege zijn verhuizing binnen Bolsward naar een andere wijk, toestemming uit te treden. W. Lycklema à Nijeholt gaf te kennen weinig zin te hebben om Van den Burg op te volgen. Hij werd enige weken later opgenomen in de vroedschap. Dat betekende dat hij zijn functie in de stadsschutterij kon opgeven.
Cornelis van den Burg en de vrijwillige schutterij van Bolsward zijn vrijwel zeker geïnspireerd door de gebeurtenissen in Utrecht. Als secretaris van de krijgsraad vroeg luitenant Wopko Cnoop op 23 augustus 1786 aan stadsregering om de oude handvesten en privileges ter hand te stellen. De officieren vroegen uitleg bij de af te leggen eed, waarin ze trouw moesten zweren aan de stadhouder, de Staten en de stadsregering. De afloop moet gunstig voor de patriotten zijn geweest, want op 30 augustus 1786 zijn alle officieren van de vrijwillige schutterij, inclusief kolonel J. Boltjes, zonder noemenswaardige ophef beëdigd.
Uit de processtukken werd duidelijk dat Cornelis van den Burg begin augustus 1786 naar Utrecht is geweest. Daar was de vierde nationale vergadering van de vrijcorpsen georganiseerd. De verzamelde vrijcorpsen in Friesland, inmiddels ongeveer 2.500 man, hadden C.L. van Beyma, J. Roorda, A.C.J. de Beere en J.L. Huber als afgevaardigden gestuurd. Het was voor het eerst dat er afgevaardigden van de Friese exercitiegenootschappen en vrijcorpsen naar Utrecht afreisden, niettemin zonder opdracht, alleen om te horen en te zien.46
Op 2 september 1786 vroeg Achenbach zijn ontslag als schoolmeester. Hij wilde na vier jaar privé-onderwijs gaan geven. De Friese Staten hebben eind september 1786, in navolging van het prinsgezinde Gelderland, een decreet uitgeroepen om de invloed van de patriotten en hun publicaties in te perken. Het werd de exercitiegenootschappen onmogelijk gemaakt rekesten in te dienen en onderling te overleggen.
Achenbach solliciteerde bovendien naar de functie als koster en voorzanger in de Martinikerk. De combinatie van de functies schoolmeester/koster kwam veel voor. Zo’n combinatie gaf de mogelijkheid niet afgebrande kaarsen uit de kerk te gebruiken voor school. Ook privé-onderwijs werd steeds vaker toegestaan om het karige traktement te verbeteren.11
Het zou mij echter niet verbazen als ooit zou blijken dat de ex-militair het liefst zo snel mogelijk naar Hattem of Elburg was afgereisd. In die twee steden hadden de patriotten enkele maanden eerder het stadsregeringsreglement buiten werking gesteld.51 De Gelderse Staten stuurden op 31 augustus stadhouderlijke troepen om de orde te herstellen. De patriotten in Friesland reageerden zeer opgewonden. Op 4 september wisten de vrijwillige schutterij en de bevolking, samengekomen in de Broerekerk, de stadsregering te bewegen tot een schriftelijke verklaring op verzoek en ten gunste van Elburg.52
De aanval op Hattem kwam op 5 september. De bevolking en de uit Overijssel te hulp gesnelde vrijkorpsen sloegen op de vlucht. Daendels opperde zelfs de beide steden terug te veroveren. Op 8 september 1786 werden in Gelderland drastische maatregelen van kracht: patriotse publicaties werden streng verboden, verkoop streng gestraft.
Tot vreugde van de patriotten werd Cornelis van den Burg op 11 september 1786 met meerderheid van stemmen tot burgemeester van Bolsward gekozen. De vrijwillige schutterij van Bolsward diende nog die zelfde dag een verzoek in bij de magistraat om versterking van de wallen en aanvulling van ammunitie! Zij verwees naar de resolutie van 21 januari 1785, waarin tot oprichting van de vrijwillige schutterij en beveiliging van de stad was besloten. Zelfs de oranjegezinde burgemeester P.A. Koopmans moest dat toegeven. Hij verklaarde zijn steun als het daarbij bleef.
De vrijwillige schutterij in Bolsward ging haar eigen gang en diende op 11 september 1786 een voorstel in tot aankoop van kruit en munitie. De aanleiding was de bezetting van Hattem door het Staatse leger. Op 25 september 1786 stemde Van Beyma tegen inperking van de vrijcorpsen, exercitiegenootschappen en vrijwillige schutterijen nadat Daendels tevergeefs had geprobeerd het stadje Hattem tegen de stadhouderlijke troepen te verdedigen.[11] Er dreigde een burgeroorlog en de bevolking raakte steeds meer verdeeld.
Op 18 oktober behandelde de raad van Bolsward opnieuw het verzoek van de vrijwillige schutterij om ammunitie aan te schaffen: 500 pond kruit en 20.000 kogels voor geweren, 1.000 pond kruit voor de kanonnen en 120 kogels à 12 pond, 60 à 6 pond en 120 à 3 pond. De vrijwillige schutterij had de versterking van de wallen als eis laten vervallen. Van de burgemeesters stemde uiteindelijk alleen burgemeester Eerdmans voor. Oud-burgemeester Elgersma had in september voor maatregelen tegen de Friese vrijcorpsen en exercitiegenootschappen gestemd. De volmacht voor Bolsward en financieel specialist in de Staten wijzigde nu ook in Bolsward zijn stemgedrag.
Op 3 januari 1787 opperde Cnoop om op eigen kosten een brugwachter aan te stellen bij de Turfkade. Een groot aantal leden van de vrijwillige schutterij steunde hem in zijn petitie. Op 26 februari herhaalde hij zijn verzoek, omdat gunstige bedrijfsontwikkelingen werden belemmerd. Cnoop & Compagnie verkreeg toestemming een wal af te steken, zodat turfschepen gemakkelijker konden keren en aanleggen.56
Misschien dat de “achterlijke staat van de stadslasten” Achenbach heeft doen besluiten de vroedschap op 6 maart te verzoeken om op eigen kosten oud lood tot kogels te mogen omsmelten. De stadsregering verleende haar toestemming, maar bleef beducht voor onlusten.
De verbittering onder de Friese patriotten steeg ten top, omdat het de hoogleraren en studenten in Franeker in mei werd verboden nog langer aan de exercitiegenootschappen deel te nemen. Toen eind mei in Friesland ook de aanschaf van wapens en munitie werd verboden, leek voor de patriotten de “ware vrijheid“ vermoord. In verschillende steden waren inmiddels commissies voor het defensiewezen actief, die de verdediging organiseerden.
Op 16 juni 1787 stond een advertentie in de Leeuwarder Courant dat het boek “De grondlegging van Neerlands Republiek” van de ultra-orthodoxe predikant J. Barueth bij Achenbach in Bolsward te koop was. Hij zou daarmee beoogd kunnen hebben zijn inkomsten te verbeteren. Bovendien zou hij zijn geschiktheid als koster en privé-onderwijzer kunnen bevorderen door in de krant kenbaar te maken dat hij op de hoogte was van rechtzinnig godsdienstonderwijs.
Begin juli 1787 werd in Bolsward een commissie samengesteld om de opvolging van Mr H.J. Albarda te regelen. Na twee jaar gediend te hebben, bedankte hij als kolonel van de vrijwillige schutterij. Jan Boltjes werd benoemd tot zijn opvolger. De medicus/chirurgijn Tjaard Kingma, woonachtig in Tzummarum, werd zonder enige ophef als nieuwe luitenant-kolonel geïnstalleerd. Op 20 augustus 1787 kreeg de vrijwillige schutterij een wachtplaats toegewezen naast het stadhuis.
De Staten-Generaal kondigde half augustus een verbod af Holland steun te bieden. Een meerderheid in de Friese Staten weigerde eveneens steun aan het gewest Holland te verlenen. Het kwam tot een politieke rel in de Friese Staten. Het gewest Holland werd bedreigd met een bezetting door een Pruisisch leger, omdat het geen verontschuldigingen wilde aanbieden na de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen. Van Beyma beraamde een coup en met een tiental medestanders zetelde hij zich een week later in Franeker. Johan Valckenaer heeft tevergeefs getracht Van Beyma te weerhouden een alternatieve Provinciale Staten te Franeker te organiseren.
Kritieke omstandigheden, dat wil zeggen een ophanden zijnde Pruisische inval, hebben er toe geleid dat op 28 augustus 1787 een Defensiewezen werd opgericht. Het defensiewezen van Bolsward bestond uit de vroedschapsleden … en afgevaardigden uit de vrijwillige schutterij: Jan Boltjes, Tjaard Kingma, Hendrik Christiaan Achenbach en Wopko Cnoop.
Op 3 september werd Bolsward op last van het patriotse Defensiewezen in staat van verdediging gebracht. Op maandag 3 september, om drie uur ‘s nachts, werd de stadstimmerman Jan Minnes, wonend op Skilwijk, van zijn bed gelicht door L.R. Fockens om de Snekerbrug onklaar te maken. Ook aan de brug bij de St Janspoort trof men voorbereidingen. Achenbach kreeg opdracht nieuwe batterijen op de omwalling uit te meten. Burgemeester Braaksma, beïnvloed door de buitengewone ontwikkelingen, stelde zijn nieuwe functie niet langer op prijs. De gematigde burgemeester Folkertsma werd bereid gevonden zijn zetel in het Defensiewezen over te nemen.
Op 4 september werd het de vrijcorpsen en exercitiegenootschappen in Friesland verboden met wapens rond te lopen. Omdat de vrijwillige schutterij in Bolsward met toestemming van het stadsbestuur was opgericht, voelden de leden zich tot niets verplicht. De vrijwillige schutterij verzocht daarentegen bij de magistraat het intrekken van de legalisatie van exercitiegenootschappen niet te publiceren.
De bezetting van Franeker was op 4 september 1787 uitgegroeid tot 1.500 man.[12] Op dezelfde dag verscheen een publicatie van de Staten van Friesland over het verstrekken van wapenen aan ingezetenen met betrekking tot de oorlogsdreiging door Pruisen. Daarin werden alle vrijcorpsen, exercitiegenootschappen en vrijwillige schutterijen verplicht hun wapens neer te leggen.[13] Dat gebeurde niet in alle plaatsen, en zeker niet in Bolsward en Franeker; die stadjes werden juist in paraatheid gebracht. De bolwerken werden opgehoogd door een legertje vrijwilligers en de batterijen opnieuw uitgemeten.
Op 7 september liet Van Beyma een verklaring over het herstel van rechten van vrijheden, het Declaratoir, uitgaan naar zijn landgenoten, de Staten van Friesland, en de 30 grietenijen en de elf steden.[14] Ook in Franeker vroeg men zich ondertussen af of de Friese steden bij een aanval afdoende zouden kunnen worden verdedigd. Het had er alle schijn van dat er sinds augustus 1786 zeker 1.000 vrijwilligers minder beschikbaar waren voor het vrijwillige, provinciale leger.
Het werd echt spannend toen op 10 september een Pruisisch ultimatum van kracht werd.
Op 10 september trokken Jan Boltjes, Tjaard Kingma en Willem Lycklema à Nyeholt in vol ornaat, met hoed, sjerp, stok en degen, naar het huis van burgemeester Westerbaan op de Dijkstraat. Ze kwamen onderweg Achenbach tegen. Hij ging mee om de verklaring te schrijven die dan door Westerbaan zou moeten worden getekend. Die beloofde plechtig de belastingopbrengst aan niemand anders dan de Staten te Franeker of Court Lambertus van Beyma af te geven.
In de herberg ‘t Fortuin, schuin tegenover het stadhuis, hebben een aantal officieren van de vrijwillige schutterij die avond een verklaring getekend. In het “declaratoir”, een pleidooi voor herstel van rechten en vrijheden, gaven zij te kennen geen andere staten te erkennen dan die binnen Franeker vergaderd waren. Er ontstond echter grote onenigheid onder de officieren, niet alleen omdat de herberg bleek te zijn omsingeld door het detachement vrijwilligers. Het personeel van Johannes Jonkman, die in eigen persoon tapte, hoorde binnen gevloek en getier. De Bolswarder officieren werden uitgemaakt voor stijfkoppen. Ze moesten het stuk niet lezen, maar tekenen. Het declaratoir moest namelijk nog diezelfde avond naar Franeker worden gebracht!
Op maandagavond kreeg kolonel J. Boltjes, wonend op ‘t Hoog, bezoek van twee Franeker officieren. Klaas Riemers en Bernardus Jelgerhuis vertrokken aldus Boltjes’ vrouw uiterst ontevreden. Een detachement vrijwilligers van ongeveer vijftig man, dat buiten de poort had staan wachten, trok de stad binnen.
Een vliegend legertje vrijwilligers bezette op 10 september een aantal Friese steden, waaronder Bolsward en Workum, om de verdeelde vroedschappen onder druk te zetten de Pretense Staten te erkennen en geld binnen te krijgen. Bolsward werd door een detachement van 50 vrijwilligers vanuit Franeker bezet om zich van meer medewerking te verzekeren. De kolonel van de vrijwillige schutterij Jan Boltjes weigerde een hoogdravend declaratoir, afkomstig van de rebellerende Staten van Franeker te ondertekenen. Het lukte de overige officieren van de vrijwillige schutterij pas een week later, op 17 september, de onvolledige stadsregering, met veel machtsvertoon, tot erkenning van de Staten in Franeker te bewegen.
Het detachement vrijwilligers, toentertijd auxiliairen genoemd, is die nacht in de school van meester Achenbach ondergebracht. De majoor van het detachement, de Witmarsummer Frans de Boer, kreeg onderdak bij kolonel Jan Boltjes. Nadat Jonkman om tien uur zijn herberg had gesloten, meldde zich een aantal officieren aan het huis van Boltjes. Ze kregen koffie op de bovenkamer, maar Boltjes weigerde pertinent het declaratoir te tekenen. De mannen bleven nog tot diep in de nacht napraten.
De volgende dag hielden de vrijwillige schutterij en het detachement auxiliairen een gezamenlijke parade door de straten van Bolsward. Twee sergeanten uit de vrijwillige schutterij kregen de opdracht om de auxiliairen – voor het merendeel afkomstig uit Franeker en Barradeel – tegen betaling bij de bevolking in te kwartieren.
Op 11 september kwam ook het omvangrijke werk aan de nieuwe batterijen op de omwalling ten einde. De stadspoorten werden gesloten, zonder toestemming kon niemand Bolsward uit of erin. Op 13 september 1787 verklaarden de inwoners van Bolsward zich voor steun aan de rebellerende statenleden in Franeker. ‘s Middags kwamen de burgerij en de vrijwillige schutterij bijeen in de Broerekerk. Het regende pijpenstelen. Wopko Cnoop en Arnold Siegmans, de stadstorenblazer, lazen een verklaring voor. Diegenen die zich niet wilden uitspreken voor de Franeker Staten mochten de kerk verlaten. “Slechts een doodeenvoudig man ging heen”.69 Er werd besloten om drie personen uit de burgerij en drie uit de krijgsraad te kiezen om bij de vroedschap erkenning van de Franeker Staten te bewerkstelligen.70
De vrijwillige schutterij eiste van de vroedschap de Franeker Staten erkennen. De uit Franeker ontvangen plakkaten van 8 en 9 september zouden zonder uitstel moeten worden gepubliceerd. Ze verklaarden niet te kunnen instaan voor de gevolgen als ondertekening uitbleef. De onvolledige raad besloot de gewichtige zaak uit te stellen tot in de namiddag. De vrijwillige schutterij van Bolsward was die dag niet het enige exercitiegenootschap dat niet vertegenwoordigd was op een bijeenkomst van de gezamenlijke Friese vrijcorpsen in Franeker.71
Op 13 september trok een Pruisisch leger van 18.000 man via Kleef en Nijmegen de Republiek binnen. De stad Utrecht, verdedigd door 7.000 man onder leiding van de Rijngraaf van Salm, werd op 16 september zonder slag of stoot ingenomen, want hij had de stad in de voorafgaande nacht verlaten met achterlating van al het geschut.
Op maandagochtend 17 september had de vrijwillige schutterij genoeg van het gedraal van de stadsregering. Er was een grote toeloop van mensen verzameld voor het stadhuis. Het verbijsterende nieuws was dat de patriotten de vorige dag Utrecht hadden opgegeven. Na veel gedelibereer, erkende de zwaar onder druk gezette vroedschap van Bolsward op 17 september als enige stad in Friesland de “Pretense Staten” in Franeker. Bij nadering van de Pruisische troepen raakte Van Beyma in paniek en dreigde op 18 september de dijken bij Lemmer door te steken.[19]
De Leeuwarder Courant van 19 september 1787 bevat een dreigbrief aan M. Scheltema te Heerenveen en J.C. Bergsma door C. L. van Beyma c.s. die zich te Franeker als de wettige Staten van Friesland hebben opgeworpen, hen dreigende hun bezittingen te zullen verwoesten en Friesland onder water te zetten, wanneer er meer krijgsvolk in de provincie werd gehaald, ,,al waren het ook de eerlooze Plettenbergers“. Met het oog op de turbulente tijdsomstandigheden werden te Leeuwarden de wachten verdubbeld. De Staten van Friesland kenden aan de 10 compagnieën schutterij, die op de Grote Raadkamer te Leeuwarden beloofd hadden de stad tot het uiterste te verdedigen, een aanzienlijk douceur toe en ,,ingevalle onverhoopt eenig schutter (dat God verhoede) mogte worden gewondet of dat hij zelve het leven mogte komen te verliezen, zal voor hun weduwen en kinderen worden gezorgd.6
Op vrijdag 21 september 1787 besloot de stadsregering het tweetal volmachten naar de Friese Staten, Koopmans, Elgersma èn burgemeester Van Heemstra, die al weken absent waren, te vervangen als zij die zondag niet op het stadhuis zouden verschijnen. Op zaterdag 22 september nam de wanhoop bij de exercitiegenootschappen in Friesland toe. De exercitiegenootschappen kregen van de Staten van Friesland acht dagen de tijd hun wapens in te leveren. Toen op zondagmiddag 23 september 1787 – na de kerkdienst – duidelijk was dat er onvoldoende steun van de bevolking was, de financiële middelen beperkt waren en Frankrijk niet te hulp zou komen, werd de patriotten in Friesland aangeraden te vluchten. De coup van een tiental Friese statenleden, die onder leiding van C.L. van Beyma in Franeker vergaderden, werd na vier weken opgegeven.
Op maandagochtend konden de Bolswarders de kanonnen bij Sneek horen bulderen. In de stadsregering van Bolsward vond een discussie plaats, ditmaal om de erkenning van de Franeker Staten in te trekken. Burgemeester Cornelis van den Burg eiste meer bedenktijd.75 Zijn collega’s Eerdmans en Braaksma waren voor, als het Defensiewezen gehandhaafd bleef.
In de nacht van maandag op dinsdag vonden schermutselingen plaats in Workum en Exmorra. Een “ploegje boerelieden” was bij de patriotse dominee Oneides binnengevallen. De plunderaars zopen 21 flessen wijn leeg. Ze werden achterna gezeten tot op de brug in Schraard en terug naar Longerhouw, aldus Wopko Cnoop in zijn warrige journaal “Korte beschrijving van vader W.Cnoop wegens zijn verblijf op ‘t blokhuis, of Ellendig dagverhaal”.7778 Na afloop verzamelden zich voor het stadhuis van Bolsward nog ongeveer 50 leden van de vrijwillige schutterij. Er ontstond een kleine schietpartij; twee schutters raakten gewond.
Vijf officieren van de vrijwillige schutterij waren sinds 23 september voortvluchtig. Zij zijn waarschijnlijk vier Lemmer of Staveren naar Amsterdam gezeild, het laatste bolwerk van de patriotten. Toen die stad viel, trokken velen via Brussel naar St. Omer, waar ze een uitkering van Lodewijk XVI kregen. Vier officieren hebben aan het einde van dat jaar een toevlucht te hebben gevonden in Frans-Vlaanderen: Tjaard Kingma, Willem Lycklema à Nijeholt, Arnold Siegmans en Hans M. Hettema.85 Jan Boltjes had redenen om in de provincie Groningen af te wachten of hij in aanmerking kwam voor amnestie. Toen dat niet het geval bleek te zijn, vluchtte hij verder, Duitsland in.
Op woensdag 26 september ging bijna niemand naar zijn werk. In een publicatie aan het stadhuis werd bekend gemaakt alle wapens binnen een uur op het stadhuis te bezorgen. Op aandringen van een “toomeloose meenigte” werden bij vaandrig P. Wellinga, koperslager en diaken in de Martinikerk, 30.000 kogels weggehaald.
Op 26 september trok een detachement infanterie en een escorte cavalerie, voorzien van enige veldstukken onder commando van kolonel J. de Schepper uit Leeuwarden naar Bolsward, Workum en Staveren om de aldaar saamgerotte menigte, die uit Franeker was gevlucht, te verjagen.6
Blokhuis in Leeuwarden
Op 29 september werden de gevangenen in staat van beschuldiging gesteld. Op 1 oktober zijn Cnoop en Achenbach als eersten met de nachtschuit naar Leeuwarden getransporteerd. Achenbach kreeg op 21 oktober de “aandoenlijke mededeling” dat bij de geboorte van een tweeling zijn vrouw en drie weken later een kind overleed.1415
De stemming werd er niet beter op toen justitie bekend maakte dat functies in de vrijwillige schutterij en bij het Defensiewezen reden waren om niet in aanmerking te komen voor amnestie. Iedere ochtend werd een psalm gezongen. Het lijkt mij dat Achenbach, die als voorzanger over een uitgebreid repertoire beschikte, de leiding had.
Van de dertien officieren en onder-officieren, die in september 1787 deel uitmaakten van de vrijwillige schutterij, is een zevental gevangen gezet. Na anderhalf jaar “voorarrest” in het blokhuis is Cornelis van der Burg het zwaarst gestraft. Hij scheen volgens justitie veel genoegen te scheppen in de oproerige beweging. Op de dag van executie, knielend op het schavot, werd hij binnengeroepen en kreeg te horen dat hij voor twintig jaar uit Friesland werd verbannen en drie dagen de tijd had om zijn biezen te pakken. Hij vertrok naar Sint-Omaars in Frans-Vlaanderen. De laatste gevangene die werd vrijgelaten uit het Blokhuis op 2 oktober 1789 was Hendrik Christiaan Achenbach, gehaat “vanwege zijn bedaarde krijgskunde”.16
Achenbach en Ondaatje werkten bij het Zeerecht, prent door Jan de Beijer met de Oude Kerk op de achtergrond
Net als Cnoop vertrok ook Achenbach naar Amsterdam. In 1794 trouwde hij aldaar met Trijntje Salverda uit Bolsward of Salverd; twee kinderen werden – zoals gebruikelijk bij Remonstranten- aan huis gedoopt. De ondertrouwakte in het Amsterdamse Stadsarchief vermeld dat hij destijds in de Warmoesstraat woonde, niet ver van het Zeerecht, maar niet zijn leeftijd.17 De plaats van geboorte is ook niet duidelijk te lezen, maar bevat “??elder”; dan zou het heel goed Osthelden kunnen zijn.
In april 1795 verscheen: Aan mijn landgenooten bij hunne terugkomst uit Frankrijk in het vaderland, dichtstuk door H. C. Achenbach. In hetzelfde jaar is hij aangesteld als commies (tabelmaker) bij de Generale Directie der Middelen te water, een onderdeel van het Zeewezen; Quint Ondaatje was zijn superieur. Hij woonde vervolgens in de Haarlemmerstraat en op de Palmgracht in de Jordaan, waar hij in november 1810 overleed.18 Achenbach werd op 13 november 1810 begraven op het nabijgelegen Karthuizerkerkhof. Het kan zijn dat hij in het voormalig Stadssalpeterhuis aan het einde van de gracht woonde. Zijn weduwe vertrok naar haar kinderen in Den Haag en stierf in 1826.
Het Stads Salpeter Raffineerhuis met ingang op de Lijnbaansgracht door Gerrit Lamberts (1816)
Zijn zoon Jan, een klerk, evenals zijn vader bij Financiën, trouwde in Den Haag met een dochter van bekende patriot J.C. Hespe uit Amsterdam en had als schoonmoeder Christina Hoevenaar, eveneens uit een patriotse, maar ook adellijke familie. Petronella Maria Philippina Cornelia Hespe Ondaatje werd geboren in Duinkerken en had als stiefvader Quint Ondaatje uit Utrecht. De familie woonde in de Boekhorststraat bij de Grote Markt, het Zeeheldenkwartier, Voorburg en Kijkduin. Hun dochter Christina Petronella was een bekende contra-alt in haar tijd.19 Zij leverde rond 1865 belangrijke gegevens en documenten en een autobiografie aan voor het bijzondere Engelstalige boek: Memorials and Times of Peter Philip Juriaan Quint Ondaatje geschreven door de Engelse historica C.M. Davies.20
H.L. Zwitser (1991) De militie van den staat, p. 51 ↩
Jaap de Boer (1987) Vrijkorpsen in Friesland, p. 72. In: W. Bergsma, et al. For uwz lân, wiv en bern. De patriottentijd in Friesland. Leeuwarden: Fryske Akademie. ↩