Op 1 april 1292 verleent Floris V, graaf van Holland, stadsrecht aan de poorters van Stavoren. De ‘Scepenen ende Ghemiente’ huldigen hem ‘bi vrien wille ende ombedwonghen’ en erkennen hem als hun ‘rechten Heere’. Het bestuur is Hollands ingericht, met een schout in plaats van een olderman — afwijkend van de andere Friese steden. Tot 1414 staat Staveren onder Hollands grafelijk gezag; daarna komt het onder Fries bestuur.
Uit een akte van Lübeck van 17 april 1355 blijkt dat Harlingen dan al een volledig ontwikkeld stadsbestuur heeft met raden, schepenen en oldermannen (consules, scabini ac aldermanni in Herlinghe). Op 31 december 1398 verleent hertog Albrecht van Beieren aan ‘onsen goeden luden van Herlingen… vrihede ende poortrecht’. Deze toekenning is machtspolitiek gemotiveerd; in 1400 moeten de Hollanders zich alweer terugtrekken op Staveren. Van 4 april 1421 dateert een brief van ‘Oudermans, Scepenen, Rade ende gemeyn Borghers der stat van Harlingen’, en op 17 maart 1456 sluiten de ‘Burgemaesteren, Sceppenen ende Reed van Harnze’ een overeenkomst met het stadsbestuur van Franeker.
Er is wel sprake van stedelijke raden, maar ze zijn ad hoc en komen alleen bijeen bij schepenverkiezingen of landdagen.
De vroedschappen zijn dus nog geen permanente colleges.Albrecht van Beieren (1398–1404): erkend als heer van Friesland door Oostergo en Westergo, maar zijn gezag blijft wankel. Hij stelt grietmannen aan en organiseert landdagen. Steden krijgen een rol bij verkiezingen, maar mogen niet zelfstandig vergaderen. Daarna volgen de chaotische decennia onder Willem VI van Beieren en Jacoba van Beieren, de Hertog van Saksen (1498–1515) en de Hertog van Gelre (1515–1523). In deze periode wisselen de heersers, maar blijven de steden bestuurlijk gefragmenteerd. Kort gezegd: vóór 1523 functioneerden de Friese steden politiek nog vooral in een feodale of grietman-structuur; de vroedschappen bestonden wel, maar waren geen permanente bestuursorganen.
1398 — Onderwerping van Oostergo en Westergo aan Albrecht
(Charterboek dl. I, p. 282–285)
Afgezanten van Oostergo en Westergo erkennen Albrecht als hun heer.
Albrecht bevestigt hun oude rechten, gebruiken en vrijheden.
Hij benoemt een stadhouder en krijgt het recht om bij geschillen zelf scheidslieden te benoemen.
De steden krijgen voortaan een rol in de landdagen.
🟢 Relevantie: dit is het eerste formele moment waarop de steden als collectief bestuurlijk erkend worden.
Albrecht van Beieren is inderdaad het sleutelmoment waarop stedelijke raden (vroedschappen) in Westergoo juridisch ontstaan.
Deze vroege raden waren niet permanent en mochten niet zelfstandig vergaderen; ze kwamen alleen bijeen bij oproep (voor verkiezing van schepenen of voor landdagen).
Albrecht van Beieren is terecht en historisch relevant: hij was van 1389 tot 1404 graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, en ‘heer van Friesland’.
Tijdens zijn bewind probeerde hij het tot dan toe losse en op grietmanschappen gebaseerde Friese gebied meer onder centraal gezag te brengen.
🔹 In het Groot Plakkaat- en Charterboek van Friesland, deel I (1742), staan daar meerdere oorkonden over, o.a.:
1398 — Albrecht sluit een overeenkomst met vertegenwoordigers van Oostergo en Westergo waarin zij hem als heer erkennen; hij bevestigt hun bestaande rechten en privileges, maar krijgt ook benoemingsrecht bij conflicten.<br>
(Charterboek dl. I, p. 282 vv.)1399–1400 — Albrecht stelt nieuwe regels voor het benoemen van grietmannen en voor het houden van landdagen, waarin de steden inspraak krijgen.
(dl. I, p. 287–292)📜 1399 — Regels voor het bestuur (Grietmannen en Landdagen)
(Charterboek dl. I, p. 287–292)
Elke grietenij van Oostergo en Westergo krijgt een grietman, te kiezen uit drie kandidaten die door de bevolking worden voorgedragen; Albrecht benoemt de uiteindelijke keuze.
Grietmannen moeten jaarlijks verantwoording afleggen op een landdag te houden op een door de heer bepaalde plaats.
De steden mogen afgezanten zenden naar de landdag, maar uitsluitend op oproep van de heer of zijn stadhouder.
🟢 Relevantie: begin van representatie met vaste functionarissen (grietmannen).
1401 — Regeling voor de rechtspraak en het bestuur van de steden in Westergo en Oostergo; hier begint voor het eerst iets dat lijkt op stedelijke representatie in vaste colleges. (dl. I, p. 299 vv.)
📜 1401 — Regeling rechtspraak en bestuur in de steden
(Charterboek dl. I, p. 299–304)
De steden krijgen bevestiging van hun recht om schepenen te kiezen, maar alleen na oproeping door de stadhouder.
De heer behoudt een soort hoger benoemingsrecht (approbatie).
Er wordt gesproken over “raden” of “goede mannen” die bij verkiezingen betrokken zijn, maar:
er worden geen aantallen genoemd,
ze hebben geen permanente vergaderbevoegdheid — alleen bijeenroepen voor verkiezingen of rechtspraak.
🟢 Relevantie: dit is waarschijnlijk de vroegste verwijzing naar iets als een vroedschap: een kring van ‘goede mannen’ uit de stad die samenkomt om schepenen te kiezen.
🕰️ 15e eeuw: overgang naar vaste colleges
1417–1422
Onder de opvolger van Albrecht, Willem VI van Beieren, en daarna Jacoba van Beieren, verschijnen oorkonden over de verdeling van schepenbanken en stadsrechtspraak.
In deze oorkonden (Charterboek dl. I, p. 340–366) worden schepenen en raden samen genoemd — bv. “burgemeesters, schepenen ende goede luyden deser stede”.
Ze moeten collectief instemmen met stedelijke besluiten.
1439 (nr. 16) — Aanstelling van grietmannen in Westergoo en Oostergoo
1440 (nr. 21) — Overdracht van rechten en inkomsten in Westergoo
1444 (nr. 42) — Bevestiging van privileges van de steden en grietenijen in Westergoo
1456 (nr. 98) — Overeenkomst betreffende de rechtspraak in Westergoo
1462 (nr. 126) — Bepaling over het heffen van beden in Westergoo
1475 (nr. 188) — Geschil tussen de steden van Westergoo en de stadhouder
1479 (nr. 214) — Regeling van het bestuur over de zeven steden van Westergoo (waaronder Bolsward)
1479–1482 — de zeven steden van Westergoo
(vermeld in het Chronologisch register op het vervolg van het Groot-Charterboek van Van Mieris)
Ze treden gezamenlijk op in verdragen en klachten aan de landvoogd.
Dit wijst erop dat de steden tegen het einde van de 15e eeuw intern vaste bestuurscolleges moeten hebben gehad, anders hadden ze niet als collectief kunnen optreden.
1480 — nr. 221
De zeven steden van Westergoo stemmen in met een verdrag over wederzijdse bijstand en defensie.1481 — nr. 233
Bepalingen omtrent het bijeenroepen van de zeven steden van Westergoo in landdagen.1482 — nr. 240
Klachten van de zeven steden van Westergoo bij de landvoogd over inbreuken op hun privileges- Op 17 september 1491 sluiten de Vetkopers van Oostergo een verbond met de stad Groningen. Dit wordt mede bezegeld door de ‘Olderman ende Raedt, met die sesthien gesuoeren Gemeente toe Dockum’ (Dokkum).
🕰️ 16e eeuw: verschijning van vroedschappen met aantallen (eerste sporen)
vanaf ca. 1520–1530
In het Charterboek verschijnen ordonnanties van Karel V en de Staten van Friesland over stadsbesturen en verkiezingen.
Bijvoorbeeld:
Sneek (1531) — Charterboek dl. II, p. 94: ordonnantie over de verkiezing van schepenen, door burgemeesters en vroedschappen.
⚠️ Nog steeds geen exact aantal genoemd, maar voor het eerst de term vroedschappen in een officiële tekst.Franeker (1540) — dl. II, p. 211: bevestiging van het recht van de stad om burgemeesters en schepenen te kiezen uit de vroedschap.
In 1523 wordt Friesland officieel ingelijfd bij de Habsburgse Nederlanden en erkent het de soevereiniteit van Karel V. Dit leidt tot een bestuurlijke hervorming:
De Habsburgse centralisatiepolitiek na 1523 (onder Karel V) werd in Friesland inderdaad vaak gemodelleerd op de reeds bestaande Brabants-Bourgondische bestuurscultuur.Dat betekent: vaste stedelijke raden (vroedschappen), jaarlijkse burgemeestersverkiezingen, scheiding tussen wetgevende en rechtsprekende taken, en hiërarchische verantwoording aan de landsheer — precies zoals het in de Hertogdom Brabant en de andere Bourgondische Nederlanden al bestond. Het is dus goed mogelijk dat de ‘nieuwe’ Friese stadsbesturen na 1523 bewust zijn gemodelleerd naar het Brabants-Bourgondische patroon, niet naar het Hollands-Friese model van vóór 1498.
In 1531 vaardigt keizer Karel V een edict uit waarin hij alle lokale overheden opdraagt hun wetten of ‘stedelijke costumen’ officieel op schrift te stellen in rechtsboeken.
Stad | Vroedschap | Burgemeesters | Inwoners (1795) |
---|---|---|---|
Leeuwarden | 36 | 4 | 15.525 |
Sneek | 26 | 4 | 4.893 |
IJlst | 12 | 5 | 1.144 |
Sloten | 12 | 4 | 557 |
Staveren | 8 | 4 | 1.236 |
Hindeloopen | 18 | 6 | 1.500 |
Workum | 24 | 8 | 3.157 |
Bolsward | 24 | 6 | 2.783 |
Harlingen | 40 | 8 | 7.456 |
Franeker | 30 (incl. zes burgemeesters) | 6 | 3.891 |
Dokkum | 32 (incl. acht burgemeesters) | 8 | 2.682 |
📌 1635–1637: Cruciale herordening van het stadsbestuur in Friesland
In 1635 kwam het tot een openlijk conflict tussen de stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz en negen Friese steden, waaronder meerdere Westergoo-steden (zoals Franeker, Leeuwarden, Harlingen en Sneek).
De steden eisten het recht op een vrije raadsbestelling (vrije keuze van hun vroedschap zonder inmenging van de stadhouder).
Dit was een reactie op de gewoonte dat de stadhouder bij vacatures zelf leden in de vroedschap benoemde of voorkeurskandidaten oplegde.
In 1637 escaleerde de situatie toen de stadhouder dreigde met een militaire bezetting van Harlingen.
Alleen door tussenkomst van de Raad van State werden de gemoederen bedaard.
Op 5 november 1637 besloten de Staten van Friesland dat de eerdere besluiten van de steden werden teruggedraaid:
de stadhouder behoudt het recht om vroedschapsleden te benoemen (of althans goed te keuren),
de steden mogen de vroedschap niet zonder toestemming vernieuwen of uitbreiden.
📌 Belang:
Dit is het moment waarop de vroedschappen in de Friese steden, ook in Westergo, definitief worden ‘bevroren’ in samenstelling en onder het gezag van de stadhouder komen.
Daarmee krijgen ze ook formeel het permanente karakter dat we later in de 18e eeuw terugzien (met vaste aantallen: 24, 36, 60).
Je ziet vanaf ca. 1640 ook in resoluties dat de vroedschap jaarlijks slechts gedeeltelijk wordt vernieuwd door coöptatie — dus geen open verkiezing meer.
Politieke achtergrond van de reductie (1635–1637)
In 1635 stuurden negen Friese steden de door de stadhouder benoemde vroedschapsleden naar huis. Net als Franeker en Leeuwarden eisten zij een vrije raadsbestelling, dus het recht om zelf hun vroedschap te benoemen zonder inmenging van bovenaf. De onrust kreeg extra gewicht doordat Mattheus van Aitzema, broer van de historicus Lieuwe van Aitzema, als burgemeester van Dokkum maar ook zoon van een burgemeester van Dokkum een leidende rol speelde.
De situatie escaleerde toen de stadhouder in 1637 dreigde met een militaire bezetting van Harlingen. Alleen door dat dreigement, gecombineerd met een interventie van de Raad van State, konden de gemoederen worden bedaard. Op 5 november 1637 werden de eerdere besluiten teruggedraaid.
Daarna stelde men voor elke Friese stad afzonderlijke regeringsreglementen op, die de omvang van de vroedschap en het aantal burgemeesters vastlegden. Deze reglementen bleven ruim een eeuw van kracht, tot de hervormingen van 1748.
Vergelijking kleine steden Holland ↔ Bolsward
Stad | Inwoners (1795) | Vroedschappen | Burgemeesters | Schepenen |
---|---|---|---|---|
Bolsward | 2.783 | 24 | 6 | – |
Medemblik | 2.008 | 14 | 3 | 7 |
Monnickendam | 2.058 | 15 | 4 | 7 |
Purmerend | 2.403 | 15 | 4 | 7 |
Schoonhoven | 2.489 | 17 | 2 | 7 |
Brielle | 3.170 | 15 | 2 | 7 |
Vergelijking kleine/middelgrote steden (ca. 1795)
Stad | Inwoners (1795) | Vroedschappen (excl. burg.) | Burgemeesters | Schepenen | Totaal | Bijzonderheden |
---|---|---|---|---|---|---|
Dokkum | 2.682 | 24 | 8 | – | 32 | vroedschap telde 7 vacante plaatsen |
Franeker | 3.891 | 24 | 6 | – | 30 | burgemeesters inbegrepen in de vroedschap |
Bolsward | 2.783 | 24 | 6 | – | 30 | daarnaast 2 raadslieden; vanouds ook schepenen |
Hattem | ca. 2.600 | 12 | 2 | 7 | 21 | compact bestuur |
Elburg | ca. 2.800 | 12 | 2 | 7 | 21 | idem Hattem |
Wijk bij Duurstede | ca. 1480 | 12 | 2 | 7 | 21 |
Het archief Stadsbestuur van Bolsward 1402-1816 bevat materiaal over oldermannen, burgemeesters, schepenen en de raad van Bolsward. detiid.nl+1
Bolsward
1466 – acht burgemeesters en vier schepenen worden genoemd (geen vroedschap).
ca. 1520–1560 – bestuur uitgebreid met een vroedschap (rond 36 leden); naast burgemeesters en schepenen.
In Bolsward ontwikkelde zich na 1523 een vaste vroedschap van 24 leden, waaruit de 6 burgemeesters werden gekozen.
De vroedschap had tot 1785 geen bestuursmacht, alleen kiesfunctie; daarna werd zij formeel onderdeel van de magistraat.
17e–18e eeuw – stabiel drie- tot vierlagenbestuur: burgemeesters, vroedschap, schepenen, gezworenen.
na 1795 – vergelijkbare overgang als elders: Bataafse herstructurering en in de Franse tijd opheffing van de oude instellingen.
- 🏙️ Ontstaan en vroedschapvorming Bolsward (voor 1523)
Jaar Gebeurtenis Betekenis voor bestuur ca. 1038–1057 Eerste vermelding ‘Bodliswert’ op een munt Louter naamvermelding, nog geen stadsrechten 24 apr 1331 Oorkonde: schout van oppidum de Boedelswaerd Oudste vermelding als stad (oppidum) vóór 1331 Verwerving van stedelijke rechten van het Go-gerecht van Westergo Go-gerecht bestond uit grietmannen; dus lokaal zelfbestuur ontstaat binnen een regionaal raamwerk 5 apr 1399 Albrecht van Beieren verleent stadsrecht aan “onse goede lude van Bodelswaert” + geeft het schoutambacht uit Cruciale stap: Bolsward wordt een stad met eigen jurisdictie; begin van vaste schepenbank 1400 Albrecht moet zich uit Friesland terugtrekken Poging tot centralisatie mislukt tijdelijk 1455 Stadboek van Bolsward, 122 artikelen: “ghemaect by raede ende consente … der Schepenen, ende der Raedsluyden … der Ses ende dartich (36) ende der gemene Meente” Eerste expliciete vermelding van een vast college van 36 — de vroedschap. Belangrijk keerpunt 24 nov 1464 Oorkonde: “Ryucht, ende Reed, en Sexentritich, ende ghemene Borgers en Inwanners der sted van Bolswert” Bevestigt het bestaan van de Raad van 36 als officieel erkend college 1479 Stadboek herzien en uitgebreid tot 147 artikelen Bestuursrecht verder uitgewerkt 6 jan 1523 Karel van Gelre schrijft aan de “burgermeisteren, scepenen ende rait” van Bolsward Laatste verwijzing vóór de Habsburgse inlijving 📌 Betekenis:
Bolsward had dus al vóór 1455 een vaste raad (vroedschap) van 36 leden, die samen met de schepenen en burgemeesters wetten opstelde (stadboek).
Dat is uitzonderlijk vroeg — en het verklaart waarom de vroedschappen in de andere Westergoo-steden zich pas ná 1523 vormen: Bolsward liep voorop.
In 1523 wordt deze bestaande structuur overgenomen in het Habsburgse systeem; daarna (1637) wordt ze ‘bevroren’ en (1785) tot medebestuurder gemaakt.
De website Bolswarder historie: de raadzaal en de politieke structuur meldt:
“Het is sinds 1824 dat een gemeente één burgemeester telt. Voorheen liep dat aantal soms op tot vier.” Brekt
Dat suggereert dat vóór 1824 in Bolsward soms meerdere burgemeesters of ‘co-burgemeesters’ waren, en dat er pas in 1824 een vaste regeling is gekomen dat één burgemeester de norm is.In Leeuwarden wordt in de studie Stads- en gemeentebesturen van Leeuwarden 1795-1943 gesteld dat het Reglement voor de Regering der Stad 1815 voorschreef dat de raad getrapt gekozen werd uit “de vroedste en gegoedste ingezetenen”, maar ik kon niet het exacte aantal raadsleden voor Leeuwarden vinden in dat fragment. historischcentrumleeuwarden.nl
Er is een document Reglement voor het bestuur der stad (1824, en een editie in 1838) waarin steden hun bestuur-organen geregeld worden, maar de preview’s geven niet meteen de tabellen met aantallen raadslid-aantallen per inwonertal vrij. books.google.com+1
Na 1523 wordt de vroedschap in Sneek een permanent orgaan (niet meer ad hoc). De ordonnantie van 1531 is het vroegste formele anker dat ik voor Sneek vind. DBNL
De magistraat is structureel 4+4+2 (burgemeesters, schepenen, bouwmeesters) en wordt uit de vroedschap gekozen. Voor de vroedschapsgrootte tref ik expliciet 36 (incl. magistraat) in een samenvattende, recente publicatie met verwijzingen; dat sluit aan bij 18e-eeuwse praktijk. boeken-cdn.e-activesites.nl
De Napjus-lijsten rond 1604–1614 tonen de functionerende 4 burgemeesters en 4 schepenen, plus twee “raadslieden” per jaar—consistente met een bredere vroedschap waaruit wordt geput. DBNL
Net als Sneek had Franeker al vanaf 1540 een vaste vroedschap, maar die was tot 1785 geen onderdeel van het bestuur, alleen kiescollege.
36 leden is het traditionele aantal, plus 4 burgemeesters en 4 schepenen die jaarlijks rouleerden.
In 1785 wordt de vroedschap formeel onderdeel van de magistraat, waarmee de stedelijke macht sterk verbreedt.
Workum ontwikkelde na 1523 een vaste vroedschap van 24 leden, waaruit de 8 burgemeesters werden gekozen.
De vroedschap had tot 1785 geen bestuursmacht, alleen kiesfunctie; daarna werd zij formeel deel van de magistraat.
Stavoren had al vroeg (na 1523) een vroedschap van 12 leden en 8 burgemeesters.
Stavoren
1292 – Floris V verleent stadsrecht; bestuur Hollands van opzet met schout, geen olderman.
tot 1414 – onder grafelijk Hollands gezag; daarna onder Fries bestuur.
15e–16e eeuw – uitbreiding bestuur met schepenen en raad, later ook vroedschap.
17e–18e eeuw – klein maar complex stadsbestuur met burgemeesters, schepenen, vroedschap.
na 1795 – Bataafse hervorming en opheffing van de oude bestuurslagen.
In 1637 werd deze bevroren in samenstelling (gesloten college).
In de tweede helft van de 18e eeuw is Stavoren als enige Westergoo-stad daadwerkelijk afgeslankt → 12 naar 8 vroedschappen, 8 naar 4 burgemeesters, met toestemming van de Staten.
In 1785 werd de vroedschap ook hier formeel deel van de magistraat.
Harlingen
ca. 1510–1580 – bestuur door oldermannen (ol), geen burgemeesters.
1582 – eerste burgemeesters (bm) genoemd; daarna structureel aanwezig.
17e–18e eeuw – bm continu actief, naast vroedsmannen (vm) en gezworenen (gz); kleine stedelijke elite rouleert tussen functies.
1795–1808 – Bataafse herinrichting met nieuwe titels (lg, lr, lb, bg, we), maar bm blijft bestaan.
1811 – overgang naar Frans gemeentemodel; bm verdwijnt, maire (ma) verschijnt.
Harlingen is uitzonderlijk: al vroeg (zeker vóór 1600) een grote vroedschap van ca. 60 leden, waaruit jaarlijks een magistraat van 8 burgemeesters en 8 gezworen gemeenslieden werd gekozen.
De vroedschap was tot 1785 alleen kiescollege, daarna formeel onderdeel van het stadsbestuur.
Juridische basis (1824)
In 1824 werd het stadsbestuur overal gestandaardiseerd: 1 burgemeester, een vastgesteld aantal wethouders, en een gemeenteraad met een vast aantal leden per stad. Die aantallen staan in een aparte bijlage:
Tabel behoorende tot de reglementen op het bestuur in de onderscheidene steden des rijks, gearresteerd in 1824 (13 p.). Dit is precies het document dat de raadsomvang en het aantal wethouders per stad opsomt. Het is online vindbaar (Google Books). books.google.com
De editie Stads- en gemeentebesturen van Leeuwarden 1795-1943 behandelt Leeuwarden uitgebreid en bevestigt dat in Leeuwarden de bestandsmodellen van 1824 werden ingevoerd, met één burgemeester, wethouders (“assessoren”) en een vast aantal raadsleden. historischcentrumleeuwarden.nl
Voor Bolsward, zoals je al aangaf, is er sterke indicatie dat de gemeenteraad ±13 leden telde (inclusief burgemeester) in het begin van de 19e eeuw.
Andere Friese steden lijken volgens secundaire literatuur soortgelijke proporties te hebben gehad — middelgrote steden met raden van 11-15 mensen (afhankelijk van inwonertal), plus 1 burgemeester en enkele wethouders.
- A.J.C.M. Gabriëls, p. 26, 34. Ook in de Gelderse steden Arnhem, Nijmegen, Zaltbommel en Hattem werden voorstellen gedaan om de vroedschap te verkleinen. ↩
- In tegenstelling tot Bolsward is het voorstel d.d. 15 maart 1785 om Staveren en Workum het oude aantal vroedschapsleden van voor resp. 1768 en 1774 terug te geven, opgegeven. ↩
- Tegenwoordige Staat van Friesland, deel IV, p. 706; deel III, p. 214. ↩