Hij was de zoon van Govert de Kock, burgemeester van Heusden. Na zijn rechtenstudie werd hij na advocaat. In april 1785 verdedigde hij de uitgever Jan Hespe tegen de burgemeester van Amsterdam Joachim Rendorp; zijn veroordeling tot brood en water verbreedde de kloof tussen de aristocraten en de democraten. De Kock vond dat de grote invloed van de stadhouder op stedelijke benoemingen een bedreiging vormde. In juni 1785, op 29-jarige leeftijd, was hij secretaris van het exercitiegenootschap “Eenheid” in Gorinchem. Zijn vader was commandant van een vrijcorps in Heusden en steunde zijn zoon.[99, Mémoires de Gijsbert Jan van Hardenbroek, vol. VI, p. 297.]
In juni 1785 was J.C. De Kock betrokken bij het opstellen van de Acte van Verbintenis tussen ontevreden patriotten uit Holland, Utrecht, Brabant, Zwolle en Gelderland en vertegenwoordigde het exercitiegenootschap uit Gorkum. Op 20 april 1786 werd De Kock aangesteld als pensionaris van Wijk bij Duurstede.1 Op 6 juli 1787 werd de stad zonder slag of stoot ingenomen door twee regimenten uit het Staatse leger; de Kock vluchtte via Utrecht naar Amsterdam. Op 26 juli werd in Amsterdam besloten dat hij met 40 andere kopstukken naar Parijs zou worden gestuurd met als doel militaire steun van Frankrijk te verkrijgen.2 Die missie liep procedurele vertraging op In oktober 1787 vluchtte De Kock naar Frankrijk.
Hij handelde vanaf 1791 in effecten bij de bank Sartorius-Schuchardt. Op 22 oktober 1792 richtte hij het Légion Batave op met Daendels aan de leiding. In januari 1793 sprak De Kock zich uit voor gelijkheid, zijn stokpaardje, gebaseerd op en vergezeld van citaten uit de Bijbel; hij bestreed iedere vorm van federalisme. In maart 1794 is hij als enige Nederlander geguillotineerd, samen met de Cordeliers Hébert en Clootz, etc. en is beschuldigd van hoogverraad en contra-revolutionaire activiteiten.
Op 13 maart 1794 opende Saint-Just in de Nationale Conventie een aanval op vermeende samenzweerders tegen de revolutionaire regering. Vier leiders van de kordeliers, waaronder Hébert, werden gearresteerd. Kort daarna werd ook De Kock aangehouden, hoewel hij eerder al kort verhoord en vrijgelaten was.
De Kock werd gearresteerd in zijn woning in Passy, waar ook andere verdachten verbleven, onder wie zijn vriend Pröbsting. De Kock werd naar de Conciergerie overgebracht en officieel aangeklaagd, samen met negentien anderen, waaronder Anacharsis Cloots.
Hoewel getuigen zoals generaal Westermann positief over De Kock getuigden, beschuldigde de aanklacht hen van een samenzwering tegen de Republiek, met plannen tot het herstellen van de monarchie, het bevrijden van gevangenen en het veroorzaken van hongersnood. Het proces begon op 21 maart. Ondanks zijn felle verweer werd De Kock samen met Hébert, Cloots en anderen op 24 maart 1794 ter dood veroordeeld en nog diezelfde dag geguillotineerd op de Place de la Concorde.3
- Maes, Edwin (2007) ‘Van kluisters wars en slavernij, de zinspreuk hier is: dood of vrij’: de patriotse revolutie te Wijk bij Duurstede (1783-1787). Jaarboek Oud-Utrecht, ISSN 0923-7046; 2007, p. 98 ↩
- Simon Schama, Patriots and Liberators, Revolution in the Netherlands 1780-1813, New York, Alfred A. Knopf, , 745 p. (ISBN 978-0-394-48516-4), p. 120-121. ↩
- Rosendaal, J.G.M.M. (2003) Bataven!: Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk, 1787-1795, p. 415-416 ↩