Inhoud
- 1 Levensloop
- 1.1 Sint Antoniesbreestraat
- 1.2 Kwijtschelding en leningen (1653)
- 1.3 Boedelafstand
- 1.4 Rozengracht
Levensloop
In juli 1634 trouwde Rembrandt met Hendrick’s nicht Saskia van Uylenburgh. Het huwelijk werd in ‘t Bildt voltrokken, zonder de aanwezigheid van Rembrandts familie.[7] Ze kwam uit een aanzienlijke familie zoals door stadsarchivaris Wopke Eekhoff werd ontdekt.3 Haar vader Rombertus van Uylenburgh was ooit burgemeester van Leeuwarden; haar zwager was de Poolse theoloog Johannes Maccovius; haar zus Aeltje, die in Sint Annaparochie woonde bij haar oudere zus Titia was met de plaatselijke grietenijsecretaris getrouwd. Haar nicht Hendrickje was getrouwd met de Friese schilder Wybrand de Geest; haar nicht Aeltje was getrouwd met Johannes Silvius, toentertijd predikant van de Oude kerk en getuige bij hun huwelijk.
Sint Antoniesbreestraat
Het hoekpand Jodenbreestraat 2 is in 1620 door de schilder Cornelis van der Voort verkocht aan Nicolaes Seys Pauw (1607-1640), een zoon uit het eerste huwelijk van Adriaen Pauw. Omdat de schatrijke Nicolaes nog maar dertien jaar oud was, moet de vader, in het verleden pensionaris van Amsterdam het op die naam gezet.[Friso Lammertse & Jaap van de Veen (2006) Uylenburgh & Zoon, p. 49-50, 55] Deze Nicolaes kreeg in dat jaar nog meer huizen toegeschoven in de Jordaan. In 1625 was hij student Rechten in Leiden en reisde met zijn vrouw naar Italië rond 1630 waar hij tuinsieraden kocht. Het pand is verhuurd aan Hendrick van Uylenburgh die er twaalf jaar lang een kunsthandel dreef. Vanaf 1638 is de portretschilder Claes Eliasz. Pickenoy mogelijk de eigenaar, want Pauw scheidde in dat jaar en deed afstand van bezittingen. Vanaf 1645 was de Portugese koopman in tabak Daniel Pinto de eigenaar.
Het pand was sinds 12 juni 1608 in het bezit van Pieter Beltens (I) de Oude die het toen overnam van de schilder Hans van de Voort. Zijn zoon Pieter junior en dochter Magdalena trouwden beiden in 1627, resp. met Constantia Coymans, dochter van de Balthasar Coymans, en Antonie Thijsz, een rijke Vlaming. Het "Rembrandthuis" was in 1639 eigendom van Jan Beltens en zijn halfbroer en -zus Pieter en Magdalena. De weduwnaar Anthonie Thijs was afkomstig uit (een Antwerpse) familie van juweliers en kooplieden Thysius, die in 1610 hun huis hadden verkocht aan Rubens.16 Zij bezat bij haar huwelijk een kapitaal van honderdduizend gulden, maar voor het overgrote deel uitstaand als schulden.[Vijftien strekkende meter: Nieuwe onderzoeksmogelijkheden in het archief van de Bibliotheca Thysiana, edited by Wim van Anrooij, Paul Hoftijzer, p. 85][Zuid-Nederlandse kooplieden en de opkomst van de Amsterdamse stapelmarkt ... By Oscar Gelderblom] Ter gelegenheid van het dubbelhuwelijk werd het dwarshuis in 1627/28 vergroot en ingrijpend verbouwd. De vleugel aan de straat werd met een verdieping verhoogd. Tegelijkertijd werd de voorgevel gemoderniseerd in de stijl van het Hollands classicisme. De verbouwing van 1627/28 wordt toegeschreven aan Jacob van Campen die een paar jaar eerder ook al de gevel van het huis van Balthasar Coymans aan de Keizersgracht, Keizersgracht 177, had ontworpen." Zijn dochter Constancia Coymans, woonachtig in Maarssen, was sinds 30 januari 1640 weduwe van Pieter Belt(g)ens.17 Zij is in 1641 hertrouwd met Justus Boor van Amerongen, schout in Wijk bij Duurstede en deed de administratie blijkbaar over aan haar zuster Elisabeth Coymans in Amsterdam.
Magdalena Beltens (1610-1659) woonde september 1640 nog in Amsterdam, toen ze fruit van haar hofstede in Maarssen liet halen. Zij was waarschijnlijk manisch-depressief. Christoffel Thijs en Magdalena zijn in 1649 gescheiden van tafel en bed. Zij verhuisde naar Maarssen en trok in bij dominee Kamerbeek die zich over haar ontfermde of was het andersom, trok hij bij haar in? Magdalena verhuisde uiteindelijk naar Noordwijk en woonde op het landgoed Offem.[Vijftien strekkende meter: Nieuwe onderzoeksmogelijkheden in het archief van de Bibliotheca Thysiana, edited by Wim van Anrooij, Paul Hoftijzer, p. 85-86] Christoffel Thijsz (1603-1680) was sinds 1638 eigenaar van het landgoed Saxenburg. In 1651 maakte Rembrandt een prent als cadeau voor zijn schuldeiser.[Panorama bij Bloemendaal met het landgoed Saxenburg, Rembrandt van Rijn, 1651] In 1654 deed Chr. Thijsz zijn lening aan Rembrandt van 1.168 opgelopen tot 1.273 gulden over aan een tienjarig neefje, Nanning Cloeck. In augustus 1660 hertrouwde Christoffel Thijsz, woonachtig op 't Singel.
Het is nimmer vastgesteld waarop dit bedrag van 1168 gl. 4 st. betrekking had, maar de volgende reconstructie lijkt mij verdedigbaar. In de rekening van Thijs wordt een rente berekend van 5% over het ontbrekende van de koopsom, 7000 gl. Dit stond in het koopcontract maar het is mogelijk dat Rembrandt daar bezwaar tegen maakte, omdat hij voortdurend scharrelde in schilderijen, in prenten en eventueel in huizen en daarmee verrekening mogelijk was. Nadat hij dus voldoende geld bij elkaar geleend had op of kort na 14 Maart 1653 zal hij afbetaald hebben aan Christoffel, maar zonder de rentepost van 1137 gl. 10 st. Hierover zal nog een tijdje geharreward zijn maar in November zijn de heren het eens geworden: Rembrandt betaalt de rente, maar in verband met de chicanes in Maart wordt nu de rentetermijn met 1 maand verlengd, zodat het bedrag wordt 1167 gl. 24 st. of 30 gl. 14 st. meer. Deze 30 gulden zijn ongeveer 32 dagen rente en dat was wel ongeveer de tijd die verlopen zal zijn tussen 1 Februari en 14 Maart 1653. Precies komt het nooit uit, want de data van de schepenbrief kan wel enige dagen na de geldoverdracht vallen.20
Boedelafstand
Rembrandt had zijn huis aan de schuldeisers in onderpand gegeven die wegens wanbetaling de executie ervan konden afdwingen en daar zat vooral Van Hertsbeeck achter.[M. Bosman (2019) Rembrandts plan. De ware geschiedenis van zijn faillissement] Op 17 mei 1656 heeft Rembrandt het hele huis aan de 15-jarige Titus geschonken, maar Rembrandt was m.i. enkel mede eigenaar, tenzij blijkt dat hij ondertussen Chr. Thijsz had afbetaald.[Weeskamer 17 mei 1656] Titus had recht op de helft van zijn moeders erfenis. (Rembrandt mocht volgens het testament van Saskia in het huis blijven wonen, zonder Titus zijn erfdeel te “bewijzen” en was enkel gehouden aan het doen van het onderhouden van en een gift aan zijn zoon.[Rembrandt’s boedelafstand door jhr. mr. J.F. Backer (1919)])
De pest die in 1655 rondwaarde had 7.500 slachtoffers opgeeist. Daarom is het tamelijk begrijpelijk dat velen, ook Rembrandt, Craijers en Titus toen aan voorzorgsmaatregelen dachten. De crediteuren gingen er vanuit dat Rembrandt met de schenking bedrog pleegde en kaarten de zaak aan bij de boedelkamer. Burgemeester Cornelis Jan Witsen wilde zijn geld terug en vroeg (volgens Crenshaw) Rembrandts faillissement aan.[15] Op 14 juli 1656 liet Rembrandt zich failliet verklaren en voor het eind van de maand is een boedelbeschrijving opgemaakt. Deze 363 nummers tellende lijst vormt een belangrijke bron voor inzicht in Rembrandts leven. Tegenover armetierige huisraad stond een rijkdom aan kunstvoorwerpen. Naast schilderijen en een verzameling antieke bustes van keizers en Griekse filosofen, wapens, helmen, koraal, mutsen, porselein, twee leeuwenhuiden, een paradijsvogel, enz. enz. moet vooral de collectie tekeningen en grafiek worden genoemd.[16] Een belangrijk deel kwam terecht bij de schilder Jan van de Cappelle.
Op 9 mei 1657 had Rembrandt een schuld vanwege het betaling van de 200e penning.22 Zou hij vanaf 1 mei als enige eigenaar kunnen worden beschouwd van het dubbelpand omdat hij Thijsz had afbetaald in het voorafgaande jaar? De zaken worden er niet eenvoudiger toen Titus op 20 oktober zijn halfzuster tot zijn enige erfgenaam benoemde en dat zijn vader:
sijn leven langh gedurende sal hebben, trecken en genieten de jaerlixe vruchten en incompsten van de goederen en effecten bij hem Testateur naer te laten.[REMBRANDT, NIEUWE BIJDRAGEN TOT ZIJNE LEVENSGESCHIEDENIS DOOR A. BREDIUS en MR. N. DE ROEVER]
De familie Uylenburgh had het nakijken, [12] of liet (volgens Bosman) de zaak op z’n beloop. Bosman veronderstelt dat Rembrandt en Hendrickje van plan waren om hun twee kinderen te beschermen en hun erfenis veilig te stellen.[M. Bosman (2019) Rembrandts plan. De ware geschiedenis van zijn faillissement] In het geval dat een van het viertal weg zou vallen door de heersende pest was dat een tamelijk praktische oplossing.
De veiling van Rembrandts roerende goederen vond plaats op 21 november 1657 (opbrengst 4.964 gulden). Op 22 november liet Titus nog een wijziging vastleggen in zijn testament.
Verbiedende voorts wel expres, dat sijn testateurs vader aen niemant ter werelt gehouden sal wesen te geven eenige openinge, staet ofte inventaris van de goederen bij hem testateur naer te laten, veel min te stellen eenige borge ofte verseeckeringe, als sulcx wel expres verbiedende en hem daeraf ontlastende mits desen.[REMBRANDT, NIEUWE BIJDRAGEN TOT ZIJNE LEVENSGESCHIEDENIS DOOR A. BREDIUS en MR. N. DE ROEVER]
Op 1 februari 1658 is Rembrandts huis (onroerend goed) geveild in de Keysers Kroon, in de Kalverstraet door Jacob J. Hinlopen. Het pand ging drie keer onder de hamer voordat het was verkocht.23[17] De nieuwe eigenaars, twee zwagers, een schoenmaker en een handelaar in goud- en zijdelakens, hadden het pand voor de prijs van 11.218 gulden gekocht. Rembrandt behield twee kachels en de schotjes die op zolder stonden opgesteld.[Rembrandt’s boedelafstand door jhr. mr. J.F. Backer (1919)] De opbrengst was niet bestemd voor Rembrandt, maar voor degenen die een hypotheek op het huis hadden (de schuldeisers Titus, Witsen, Van Hertsbeeck, maar ook Geertje en Hiskje)? Op 1 februari 1658 eiste Van Hertsbeeck met voorrang zijn geld op, want hij was net als Witsen in het bezit van een schuldbrief. Witsen kreeg op 22 februari 1658 als tweede zijn geld terug.
Rozengracht
Begin maart betrok Rembrandt een kleinere huurwoning op de Rozengracht 184; het werd verhuurd voor 225 gulden per jaar.[N. de Roever (1884) Rembrandt’s sterfhuis. In: Oud-Holland, p. 106-110]
In 1622 kocht Jacobus van Leest, een speelkaarten en papierverkoper op de Damrak, een huis en erf op de Rozengracht dat 40 voet breed was en 110 voet lang en liet daar mogelijk een dubbelpand op bouwen. Het had een grote tuin, niet zo verwonderlijk in de Jordaan. De overzichtkaarten van Van Berckenrode uit 1625 en 1647 geven de situatie duidelijk weer. Het grote huis lag rechttegenover het Doolhuis. “Van Leest beëindigde zijn werkzaamheden niet geheel onbemiddeld. Hij bezat een aantal huizen en moet een goede relatie hebben gehad met de schilder Rembrandt van Rijn, die 1658 een huis van hem huurde. Ook plaatste Rembrandt zijn handtekening onder een akte van 1663, waarin de inboedel van Van Leest’s overleden zoon werd beschreven. In 1666 is Jacob van Leest overleden. Uit de Inventaris van de nalatenschap , waarin opgenomen een “actie van huys ten laste van Rembrant van Rijn, die mede ter netto somme niet can werde uytgetrocken…”. Rembrandt had kennelijk in 1666 een behoorlijke huurschuld.”[http://www.speelkaartenmuseum.nl/antiek/pages/lijst-01a.htm]
De erfgenamen Van Leest verkochten het pand in september 1672 aan dominee Ed. Danckers en heette toentertijd het Rode Molentje. Mogelijk is daar een kleurstof gefabriceerd, ook niet zo verbazingwekkend want op de achterliggende Bloemgracht woonden veel lakenbereiders/ververs. Rembrandt huurde en woonde naast Van Leest. Dat hadden ook Nicolaas de Roever en Kannegieter ontdekt, maar niet naast de schilder Van Beerstraten, die woonde een paar huizen verderop, bij de verdwenen Foelieslagergang.[http://www.amsterdamhistorie.nl/jordaan/kannegieter/hoofdstuk8-2.html] [http://www.amsterdamhistorie.nl/jordaan/kannegieter/hoofdstuk14.html]
Een paar dagen later eiste Hendrickje bij de Boedelkamer een eiken kast op die was achtergebleven.24 Op 4 april 1658 is Louis Craijers (1623-1673) als voogd over Titus aangesteld. Op 17 december 1658 kreeg Van Hertsbeeck toch zijn geld.[A Corpus of Rembrandt Paintings IV: Self-Portraits edited by Ernst van de Wetering, p. 342 ] Op 2 maart 1660 is een kopie opgevraagd van de notariële akte van 5 januari 1639, mogelijk door Craijers?[Staat bovenaan de bladzijde] Op 5 mei 1660 deden de schepenen uitspraak en werd Titus boven alle andere schuldeisers gesteld.[Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland: de hoofdlijnen van het … von Maria Charlotte Le Bailly, p. 91] Van Hertsbeeck werd gedwongen het geld terug te betalen aan Craijers. Op 24 augustus beeindigde Craijers de blokkade op de verkoop van het huis?25 Op 1 december 1660 werd in het journaal van de desolate boedelskamer opgetekend: ‘Cassa aen Rembrandt van Rijn ontfangen van Samuel Geringh ende Lieven Symensz mits de betalers toegestaen dat dese gelden niet sullen gelicht worden als met haer kennis f 6713. De twee zwagers hadden ook de achterstallige verponding over 1654-1657 betaald.20 Rembrandt en zijn familie hebben in Craijers een deskundige juridische adviseur gehad, want Hendrickje en Titus zijn op 15 december 1660 eigenaars van de schilder- en kunsthandel geworden, zodat Rembrandt, die kost en inwoning had, ongeplaagd door crediteuren kon blijven produceren?[Stadsarchief] Op die zelfde dag hadden de twee nieuwe eigenaren van het pand in de Jodenbreestraat ook de aankoop afbetaald. Dat geld, bijna 7.000 gulden, ging niet naar Rembrandt maar naar Crayers, de voogd van Titus.[M. Bosman (2019) Rembrandts plan. De ware geschiedenis van zijn faillissement]
Bronnen, noten en/of referenties
- J. de Jong, Rembrandts geboortejaar een jaar te vroeg gevierd, Nederlands Dagblad, 3 februari 2006. Bronnen rondom Rembrandts geboortejaar, in het bijzonder pleitend voor 1607.
- C. Huygens, Mijn Jeugd, p. 100. Vertaling en toelichting C.L. Heesakkers. Amsterdam 1987. Griffioen-reeks.
- G. Schwartz, een van de grote autoriteiten houdt het jaar 1606 aan.
- Schwarz, G. (1987) Rembrandt, p. 134.
- C. Huygens, Mijn Jeugd, p. 85-87.
- Langs Rembrandts roem: de reputatie van een meester Door Herman Beliën, Paul Knevel [1]
- Rembrandt400 Hartstocht op het Bildt – Rembrandt en Saskia (voormalige website)
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 33.
- Art at auction in 17th century Amsterdam von John Michael Montias, p. 261, 66, 67 & 68 [2]
- Rembrandt koopt een Rubens
- Broos, B. (1999) Das Leben Rembrandts van Rijn (1606-1669). In: Rembrandt Selbstbildnisse, p. 78.
- Broos, B. (1999) Das Leben Rembrandts van Rijn (1606-1669). In: Rembrandt Selbstbildnisse, p. 79.
- Driessen, C. (2012) Rembrandts vrouwen, p. 155.
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 38.
- Schwarz, G. (1987) Rembrandt, p. 363.
- Vries, A.B. de (1956) Rembrandt 1606 – 1956, p. 57.
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 56.
- Crenshaw, P. (2006) Rembrandt’s Bankruptcy. The artist, his patrons and the art market in seventeenth-century Netherlands, p. 61, 76.
- Israel, J. (1995) The Dutch Republic, Its Rise Greatness, and Fall 1477-1806. Clarendon Press Oxford, p. 877.
- http://nos.nl/artikel/72822-rembrandt-is-nogal-onberekenbaar.html
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 44.
- Ben Broos, ‘Het leven van Rembrandt (1606-1669). Christopher White e.a., Rembrandt zelf. Waanders Uitgevers, Zwolle, 1999, p. 75 ↩
- Schwarz, G. (1987) Rembrandt, p. 134 ↩
- Wopke Eekhoff en de ‘ontdekking’ van Saskia Uylenburgh als de vrouw van Rembrandt / Ben Broos In: De vrije Fries : mengelingen, ISSN 0923-6279, vol. 94 (2014), pag. 85-106 ↩
- Bosman, hoofdstuk 16, noot 273 ↩
- https://research.frick.org/montias/details/458 ↩
- 5 jan. 1639 NA 1023-9 not. S. v.d. Piet. ↩
- Gary Schwartz (1987) Rembrandt. Zijn leven, zijn schilderijen, p. 248 ↩
- Rembrandt’s Bankruptcy: The Artist, His Patrons, and the Art Market in … By Paul Crenshaw, p. 48, 51, 54 ↩
- NA 5075 47: Sebastiaan van der Piet, 1029B, losse bladzijde tussen fols. 912-913. ↩
- Bosman, hoofdstuk 9, noot 165; hoofdstuk 14 ↩
- J.C. de Kam (1969) MR. VAN RHIJN BETAALT DE VERPONDING OVER HET HUIS IN DE BREESTRAAT. In: Maandblad Amstelodamum, p. 159 ↩
- Schwartz, G. (1984) Rembrandt: zijn leven, zijn schilderijen, p. 260 ↩
- Bosman, hoofdstuk 14 ↩
- S.A.C. Dudok van Heel, ‘Rembrandt en Menasseh ben Israël’, Kroniek van het Rembrandthuis, 93/1, 1993, pp. 22-9. ↩
- In de ban van Rembrandt, huizen en herdenkingen door Dirk J. de Vries, p. 126 ↩
- I.H van Eeghen (1977) RUBENS EN REMBRANDT
KOPEN VAN DE FAMILIE THIJS. Maandblad Amstelodamum, p. 59-62 ↩ - G. Schwartz (1983) Jan van der Heyden and the Huydecopers van Maarsseveen, p. 207. In: The J. Paul Getty Museum Journal: Volume 11, 1983 ↩
- Het boek in Rembrandt’s tijd. (1656) Ned. Ver. van Antiquaren, p. 3 ↩
- Bosman, hoofdstuk 14 ↩
- J.C. de Kam (1969) MR. VAN RHIJN BETAALT DE VERPONDING OVER HET HUIS IN DE BREESTRAAT. In: Maandblad Amstelodamum, p. 159 ↩
- Bosman, hoofdstuk 13, noot 235 ↩
- Bosman, hoofdstuk 19 ↩
- S.A.C. Dudok van Heel (1987) Dossier Rembrandt, p. 57 ↩
- Wetering, E. van (2005) A Corpus of Rembrandt Paintings, p. 342 ↩
- E. Wetering, Corpus, p. 344 ↩
- J.C. de Kam (1969) MR. VAN RHIJN BETAALT DE VERPONDING OVER HET HUIS IN DE BREESTRAAT. In: Maandblad Amstelodamum, p. 159 ↩
- A Corpus of Rembrandt Paintings IV: Self-Portraits edited by Ernst van de Wetering, p. 342 ↩
- https://www.dbnl.org/tekst/_gid001190601_01/_gid001190601_01_0060.php ↩
- Duizend jaar weer, wind en water in de lage landen, deel IV, p. 464 ↩
- Aanteekeningen over het geslacht Speelman, p. 213 ↩
- S.A.C. Dudok van Heel, Dossier Rembrandt / The Rembrandt Papers (Exh. cat. Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis) (Amsterdam, 1987), 86–88. ↩
- Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 86-88. ↩