De naam ACHENBACH komt zowel voor als achternaam als als plaatsnaam. In het jaar 1515 wordt de plaats ACHENBACH genoemd als behorend tot zowel Siegen, Westfalen, Hessen (Duitsland), als tot de groep dorpen bekend als Biedenkopfals in de voormalige provincie Hessen-Nassau, Duitsland.1 De omgeving van Siegen is uitzonderlijk bosrijk, ook voor Duitse begrippen.
Nabij Siegen ligt een klein dal; het riviertje dat door dit dal stroomt heet ACHENBACH, en de nabijgelegen boerderij draagt eveneens die naam. De eigenaars van deze boerderij in de middeleeuwen, Duitse edelen, droegen de naam “Von Achenbach”, en de bewoners van de boerderij – de pachters en boeren – werden Achenbach genoemd, ongeacht hun werkelijke achternaam. Toen sommigen van hen zich in nabijgelegen plaatsen vestigden, behielden ze de naam Achenbach. Ook al waren ze onderling niet verwant, worden zij toch beschouwd als grondleggers (of voortzetters) van de echte Achenbach-familielijn.1
Hendrik Christiaan zou geboren kunnen zijn in Achenbach, Ferndorf of Heisberg, in of nabij Siegen, vermoedelijk in 1751.3

Als hij familie was van Bernard Philip Achenbach, dan was zijn vader dorpspredikant, afkomstig uit Nassau-Dillenburg. Omdat er in Amsterdam ook nog een Albert Philip Achenbach woonde, afkomstig uit Nassau-Dietz, die een testament liet opmaken waarin bovengenoemde personen niet voorkomen, lijkt dat niet het geval. Stadhouder Willem IV en zijn zoon Willem V waren vorst van beide gebieden via Albertina Agnes. Het is aannemelijk dat Achenbach als huursoldaat in Nederland terecht kwam.
Biografie
Op 3 augustus 1783 verscheen in de Friese boekhandel: Exercitie- of Schutterszakboekje met 90 kopergravures. Op 24 september besloten de Staten de exercitiegenootschappen toe te staan, mits zij hun reglementen ter goedkeuring vooorlegden. De maanden daarop werden tientallen ‘gelegaliseerde’ vrijkorpsen opgericht.6 Op 24 januari 1784: Exercitieboekje, gevende een nauwkeurige onderrigting van alle handgrepen, welke met het geweer alsook met de sponton en vaandel geschieden moeten, alsmede van de chargeeringe der gelederen, het links en regts en voorwaarts marcheren en zwenkingen, de contramarsch en op ’t centrum marcheeren. Spoedig verschenen er exercitiegenootschappen in Leeuwarden en op ‘t Bildt.7
In de (lange) winter van 1784 was door het Genootschap van Vrije Friezen uit Harlingen een prijsverhandeling uitgeschreven, waarin men opriep om praktische adviezen te leveren ten aanzien van een optimaal georganiseerde, provinciale burgermilitie.10 De winnaars werden op 1 november 1784 bekend gemaakt. De eerste prijs ging naar J.G. Herbig, vaandrig in het regiment van de prins van Hessen-Darmstad. Herbig keerde zich om politieke en militaire redenen tegen het bestaan van exercitiegenootschappen en vrijcorpsen.11 Militair gezien was er volgens hem geen enkele behoefte aan vrijcorpsen aangezien ze dezelfde wapens voerden als de schutterij, terwijl hij ze politiek gezien verwerpelijk vond, omdat ze haat en nijd opriepen.12
De Staten-Generaal kondigde half augustus een verbod af Holland steun te bieden. Het kwam tot een politieke rel in de Friese Staten. Het gewest Holland werd bedreigd met een bezetting door een Pruisisch leger, omdat het geen verontschuldigingen wilde aanbieden na de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen. Van Beyma beraamde een coup en met een tiental medestanders zetelde hij zich een week later in Franeker.
Kritieke omstandigheden, dat wil zeggen een ophanden zijnde Pruisische inval, hebben er toe geleid dat op 28 augustus 1787 een Defensiewezen werd opgericht. Het defensiewezen van Bolsward bestond uit de vroedschapsleden … en afgevaardigden uit de vrijwillige schutterij: Jan Boltjes, Tjaard Kingma, Hendrik Christiaan Achenbach en Wopko Cnoop.

Op 29 september werden de gevangenen in staat van beschuldiging gesteld. Op 1 oktober zijn Cnoop en Achenbach als eersten met de nachtschuit naar Leeuwarden getransporteerd. Achenbach kreeg op 21 oktober de “aandoenlijke mededeling” dat bij de geboorte van een tweeling zijn vrouw en drie weken later een kind was overleden, dat werd begraven op 8 november. De stemming werd er niet beter op toen justitie bekend maakte dat functies in de vrijwillige schutterij en bij het Defensiewezen reden waren om niet in aanmerking te komen voor amnestie. Iedere ochtend werd een psalm gezongen. Het lijkt mij dat Achenbach die als voorzanger over een uitgebreid repertoire beschikte, de leiding had.
Van de dertien officieren en onder-officieren, die in september 1787 deel uitmaakten van de vrijwillige schutterij, is een zevental veroordeeld. Cornelis van der Burg werd in mei 1789 ter dood veroordeeld, maar op de dag van executie, knielend op het schavot, binnengeroepen. Na anderhalf jaar “voorarrest” in het blokhuis is hij het zwaarst gestraft. Hij scheen volgens justitie veel genoegen te scheppen in de oproerige beweging. Hij kreeg te horen dat hij voor twintig jaar uit Friesland werd verbannen en drie dagen de tijd had om zijn biezen te pakken en vertrok naar Sint-Omaars in Frans-Vlaanderen. De laatste gevangene die werd vrijgelaten uit het Blokhuis in Leeuwarden was Hendrik Christiaan Achenbach, gehaat “vanwege zijn bedaarde krijgskunde”.
Net als Cnoop vertrok ook Achenbach naar Amsterdam. In 1794 trouwde hij aldaar met Trijntje Salverda uit Bolsward, beiden Remonstrants. In 1795 werd hij aangesteld als commies (tabelmaker) bij de Generale Directie der Middelen te water, een onderdeel van het Zeewezen; Quint Ondaatje was zijn superieur. Hij woonde vervolgens in de Haarlemmerstraat, en op de Palmgracht in de Jordaan, waar hij in november 1810 overleed.16 Achenbach werd op 13 november 1810 begraven vanaf de Palmgracht op het nabijgelegen Karthuizerkerkhof. Het kan zijn dat hij in het voormalig Stadssalpeterhuis, aan het einde van de Palmgracht, noordzijde, woonde, maar dat is nog niet uitgezocht.

Zijn zoon Jan Achenbach, klerk, trouwde in Den Haag met een dochter van bekende patriot J.C. Hespe uit Amsterdam, en had als schoonmoeder Christina Hoevenaar, eveneens uit een patriotse, maar ook adellijke familie. Petronella Maria Philippina Cornelia Hespe Ondaatje was geboren in Duinkerken en had als stiefvader Quint Ondaatje uit Utrecht. Hun dochter Christina Petronella was een bekende contra-alt in haar tijd.17
- https://pagenweb.org/~berks/oldberkssite/familyfolder/Achenbach.html ↩
- https://pagenweb.org/~berks/oldberkssite/familyfolder/Achenbach.html ↩
- https://www.janmolenweg.nl/g/208341.html ↩
- Begraafboek stadsarchief Amsterdam ↩
- H.L. Zwitser (1991) De militie van den staat, p. 51 ↩
- Jaap de Boer (1987) Vrijkorpsen in Friesland, p. 72. In: W. Bergsma, et al. For uwz lân, wiv en bern. De patriottentijd in Friesland. Leeuwarden: Fryske Akademie. ↩
- G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek ↩
- G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek ↩
- Gemeentearchief Bolsward, inv. nr 85: op 23 december 1784. ↩
- De Post van den Neder‑Rhijn V, nr. 211, p. 503‑504; J. Kok, p. 178; Vaderlandsche Historie, p. 33-4. ↩
- Rijksarchief Friesland (RAF), inv. 791e. ↩
- S.R.E. Klein, p. 187. ↩
- Ridder, L. De (1981) Het onderwijs: zijn tijd vooruit. Doctoraalscriptie Sociale Academie. ’s-Gravenhage, p. 162, 187. ↩
- G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek ↩
- G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek ↩
- GAA, DTB inv. nrs 760, f. 392 en 1184, f. 135v. ↩
- Christina Petronella Achenbach ↩