Hendrik Christiaan Achenbach (1751-1810)

De naam ACHENBACH komt zowel voor als achternaam als als plaatsnaam. In het jaar 1515 wordt de plaats ACHENBACH genoemd als behorend tot zowel Siegen, Westfalen, Hessen (Duitsland), als tot de groep dorpen bekend als Biedenkopfals in de voormalige provincie Hessen-Nassau, Duitsland.1 De omgeving van Siegen is uitzonderlijk bosrijk, ook voor Duitse begrippen. 

Nabij Siegen ligt een klein dal; het riviertje dat door dit dal stroomt heet ACHENBACH, en de nabijgelegen boerderij draagt eveneens die naam. De eigenaars van deze boerderij in de middeleeuwen, Duitse edelen, droegen de naam “Von Achenbach”, en de bewoners van de boerderij – de pachters en boeren – werden Achenbach genoemd, ongeacht hun werkelijke achternaam. Toen sommigen van hen zich in nabijgelegen plaatsen vestigden, behielden ze de naam Achenbach. Ook al waren ze onderling niet verwant, worden zij toch beschouwd als grondleggers (of voortzetters) van de echte Achenbach-familielijn.1

Hendrik Christiaan zou geboren kunnen zijn in Achenbach, Ferndorf of Heisberg, in of nabij Siegen, vermoedelijk in 1751.3

Achenbach en Ondaatje werkten bij het Zeerecht, prent door Jan de Beijer

Als hij familie was van Bernard Philip Achenbach, dan was zijn vader dorpspredikant, afkomstig uit Nassau-Dillenburg. Omdat er in Amsterdam ook nog een Albert Philip Achenbach woonde, afkomstig uit Nassau-Dietz,  die een testament liet opmaken waarin bovengenoemde personen niet voorkomen, lijkt dat niet het geval. Stadhouder Willem IV en zijn zoon Willem V waren vorst van beide gebieden via Albertina Agnes. Het is aannemelijk dat Achenbach als huursoldaat in Nederland terecht kwam.

De trouwakte in het Amsterdamse Stadsarchief vermeld waar hij woonde, namelijk in de Warmoesstraat, niet ver van het Zeerecht, maar niet zijn leeftijd, omdat hij hertrouwde?4 Zijn geboortedorp is helaas niet duidelijk te lezen, maar bevat m.i. “A?elder”, dan zou het uit  Afholderbach kunnen zijn. 

Biografie

Voor zijn komst naar Bolsward woonde hij in Sluis, Leeuwarden en Harlingen en lijkt deel te hebben uitgemaakt van een Nassaus regiment, mogelijk met een administratieve functie. In 1780 maakten ruim 800 Duitsers deel uit van het Staatse leger.5
 

Op 3 augustus 1783 verscheen in de Friese boekhandel: Exercitie- of Schutterszakboekje met 90 kopergravures. Op 24 september besloten de Staten de exercitiegenootschappen toe te staan, mits zij hun reglementen ter goedkeuring vooorlegden. De maanden daarop werden tientallen ‘gelegaliseerde’ vrijkorpsen opgericht.6 Op 24 januari 1784: Exercitieboekje, gevende een nauwkeurige onderrigting van alle handgrepen, welke met het geweer alsook met de sponton en vaandel geschieden moeten, alsmede van de chargeeringe der gelederen, het links en regts en voorwaarts marcheren en zwenkingen, de contramarsch en op ’t centrum marcheeren. Spoedig verschenen er exercitiegenootschappen in Leeuwarden en op ‘t Bildt.7 

Op 12 januari hielden de vrijcorpsen van Friesland een generale vergadering in het Zwart Kruis te Leeuwarden. Verschenen bij J. D. v. d. Haak te Leeuwarden: Request van eenige honderden ingezetenen van Leeuwarden aan de Staten van Friesland op 6 januari 1785 aangeboden om de algemeene wapening in dit gewest aan te moedigen. De Keteloorlog omtrent de vrije vaart op de Schelde[10] – al tweehonderd jaar door de Hollanders en Zeeuwen afgesloten – werd in januari 1785 aangegrepen om opnieuw provinciale legers in het leven te roepen die niet onder het bevel van de stadhouder stonden en zouden samenwerken. De Keteloorlog was aanleiding voor de patriotten tot het oprichten van nog meer exercitiegenootschappen. Op 16 maart was er een Algemeene vergadering van alle Friesche exercitiegenootschappen ten huize van Balthazar Rol, kastelein in de Hollandsche Maagd te Leeuwarden.7 
 
De uit Kreis Siegen afkomstige Hendrik Christiaan Achenbach, is in 1783 als schoolmeester aangesteld, en op 6 september 1784 in de stadsschutterij.9 Nicolaus Elgersma liet eind november 1784 2.600 gulden uit de kas vrijmaken om wapens aan te schaffen voor een nog op te richten vrijwil­lige schutterij van Bolsward. Hij is daarbij beinvloed door de uitkomst van een landelijke prijs­vraag.
 
In de (lange) winter van 1784 was door het Genootschap van Vrije Friezen uit Harlingen een prijsverhan­deling uit­geschreven, waarin men opriep om prak­tische adviezen te leveren ten aan­zien van een optimaal georganiseerde, provinciale burger­militie.10 De winnaars werden op 1 november 1784 bekend gemaakt. De eerste prijs ging naar J.G. Herbig, vaandrig in het regiment van de prins van Hessen-Darmstad. Herbig keerde zich om politieke en militaire redenen tegen het bestaan van exer­citiegenootschappen en vrij­corp­sen.11 Militair gezien was er volgens hem geen enkele behoefte aan vrijcorpsen aangezien ze dezelfde wapens voerden als de schutterij, terwijl hij ze politiek gezien verwerpelijk vond, omdat ze haat en nijd opriepen.12
Op 25 januari 1785 is een vrijwillige schutterij opgericht. Vijf van de zes burgemeesters bleken echter die dag afwezig of verhinderd te zijn. Wopko Cnoop en H.C. Achenbach, die de voor­lopige organisatie op zich genomen hadden, deelden na een half jaar van voorbereidingen, op 9 juli 1785 aan alle leden wapens uit. Op 15 juli 1785 in Bolsward twee compagnieën vrijwilligers geformeerd. Achenbach als adjudant en exer­citie­meester van het Genootschap in de Wapenhandel. Dat was geen vrijcorps en ook geen exercitiegenootschap.
 
Op 2 september 1786 vroeg Achenbach, adjudant in de “vrijwillige schutterij”, zijn ontslag als school­meester. Hij wilde na vier jaar privé-onderwijs gaan geven. Op 16 juni 1787 stond een advertentie in de Leeuwarder Courant dat het boek “De grondlegging van Neerlands Republiek” van de ultra-orthodoxe predikant J. Barueth bij Achenbach in Bolsward te koop was. Hij zou daarmee beoogd kunnen hebben zijn inkomsten te verbeteren. Bovendien zou hij zijn geschiktheid als koster en privé-onderwijzer kunnen bevorderen door in de krant kenbaar te maken dat hij op de hoogte was van rechtzinnig godsdienstonder­wijs.
 

File:Vaart huizen en kerktoren gezien vanuit het westen - Bolsward - 20325645 - RCE.jpg

Achenbach sollici­teerde bovendien naar de functie als koster en voor­zanger in de Martinikerk. De combinatie van de functies schoolmeester/koster kwam veel voor. Zo’n combinatie gaf de mogelijkheid niet afgebrande kaarsen uit de kerk te gebruiken voor school. Ook privé-onderwijs werd steeds vaker toegestaan om het karige traktement te verbeteren.13
 
De vrijwillige schutterij in Bolsward ging haar eigen gang en diende op 11 september 1786 een voorstel in tot aankoop van kruit en munitie. De aanleiding was de bezetting van Hattem door het Staatse leger. Op 25 september 1786 stemde Van Beyma tegen inperking van de vrijcorpsen, exercitiegenootschappen en vrijwillige schutterijen nadat Daendels in Hattem tevergeefs had geprobeerd het stadje tegen de stadhouderlijke troepen te verdedigen.[11] Er dreigde een burgeroorlog en de bevolking raakte steeds meer verdeeld.
 
Eind mei 1787 is in de Republiek een totaalverbod op de aanschaf van wapens uitgevaardigd, waardoor de patriotten nog meer in woede ontstaken. Misschien dat de “achterlijke staat van de stadslasten” Achenbach heeft doen besluiten de vroedschap te verzoeken om op eigen kosten oud lood tot kogels te mogen omsmelten?
 

De Staten-Generaal kondigde half augustus een verbod af Holland steun te bieden. Het kwam tot een politieke rel in de Friese Staten. Het gewest Holland werd bedreigd met een bezetting door een Pruisisch leger, omdat het geen verontschuldigingen wilde aanbieden na de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen. Van Beyma beraamde een coup en met een tiental medestanders zetelde hij zich een week later in Franeker. 

Kritieke omstandigheden, dat wil zeggen een ophanden zijnde Pruisische inval, hebben er toe geleid dat op 28 augustus 1787 een Defensiewezen werd opgericht. Het defensiewezen van Bolsward bestond uit de vroed­schaps­­leden … en afgevaardigden uit de vrijwillige schut­terij: Jan Bol­tjes, Tjaard Kingma, Hendrik Christiaan Achenbach en Wopko Cnoop. 

Bildergebnis für janspoort bolsward

Achenbach kreeg op 3 september 1787 opdracht nieuwe batterijen op de omwalling uit te meten. Op 10 september trokkenJan Boltjes, Tjaard Kingma en Willem Lycklema à Nyeholt in vol ornaat, met hoed, sjerp, stok en degen, naar het huis van Westerbaan op de Dijkstraat.  Ze kwamen onderweg Achenbach tegen. Hij ging mee om de verklaring te schrijven die dan door burgemeester Westerbaan zou moeten worden getekend. Westerbaan beloofde plechtig de belastingopbrengst aan niemand anders dan de (Pretense) Staten te Franeker of Court Lambertus van Beyma af te geven.
 
Op 11 september kwam ook het omvangrijke werk aan de nieuwe batterijen op de omwal­ling ten einde. De stadspoorten werden gesloten, zonder toestemming kon niemand Bolsward uit of erin. Op 13 september 1787 verklaarden de inwoners van Bolsward zich voor steun aan de rebellerende statenleden in Franeker. Na veel gedelibereer, erkende de zwaar onder druk gezette vroedschap van Bolsward op 17 september als enige stad in Friesland de “Pretense Staten” in Franeker. 
 
De Leeuwarder Courant van 19 september bevat een dreigbrief aan Martinus Scheltema te Heerenveen en Joh. Casparus Bergsma door C. L. v. Beyma c.s. die zich te Franeker als de wettige Staten van Friesland hebben opgeworpen, hen dreigende hun bezittingen te zullen verwoesten en Friesland onder water te zetten, wanneer er meer krijgsvolk in de provincie werd gehaald, ,,al waren het ook de eerlooze Plettenbergers”. Met het oog op de turbulente tijdsomstandigheden werden te Leeuwarden de wachten verdubbeld. De Staten van Friesland kenden aan de 10 compagnieën schutterij, die op de Groote Raadkamer te Leeuwarden beloofd hadden de stad tot het uiterste te verdedigen, een aanzienlijk douceur toe en ,,ingevalle onverhoopt eenig schutter (dat God verhoede) mogte worden gewondet of dat hij zelve het leven mogte komen te verliezen, zal voor hun weduwen en kinderen worden gezorgd.7 
 
Op vrijdag 21 september 1787 besloot de stadsregering het tweetal volmachten Koopmans, Elgersma èn Van Heemstra, die al weken absent waren, te vervangen als zij die zondag niet op het stadhuis zouden verschijnen. Op zaterdag 22 september nam de wanhoop bij de exercitiegenootschappen in Friesland toe. De exercitiegenoot­schappen kregen van de Staten van Friesland acht dagen de tijd hun wa­pens in te leveren. Op 26 september  trok een detachement infanterie en een escorte Cavallerie, voor zien van eenige veldstukken onder commando van kolonel J. de Schepper uit Leeuwarden naar Bolsward, Workum en Staveren om de aldaar saamgerotte menigte, die uit Franeker is gevlucht, te verjagen.7 
 
Blokhuis in Leeuwarden

Op 29 september werden de gevangenen in staat van beschul­diging gesteld. Op 1 oktober zijn Cnoop en Achenbach als eersten met de nachtschuit naar Leeuwarden getrans­por­teerd. Achenbach kreeg op 21 oktober de “aandoen­lijke medede­ling” dat bij de geboorte van een tweeling zijn vrouw en drie weken later een kind was overle­den, dat werd begraven op 8 november. De stemming werd er niet beter op toen justitie bekend maakte dat functies in de vrijwillige schutterij en bij het Defen­siewezen reden waren om niet in aanmerking te komen voor amnestie. Iedere ochtend werd een psalm gezongen. Het lijkt mij dat Achenbach die als voorzanger over een uitgebreid repertoire beschikte, de leiding had.

Van de dertien officieren en onder-officieren, die in september 1787 deel uitmaakten van de vrij­willige schutterij, is een zevental veroordeeld. Cornelis van der Burg werd in mei 1789 ter dood veroordeeld, maar op de dag van executie, knielend op het schavot, binnengeroepen. Na anderhalf jaar “voorarrest” in het blokhuis is hij het zwaarst gestraft. Hij scheen volgens justitie veel genoegen te scheppen in de oproerige beweging. Hij kreeg te horen dat hij voor twintig jaar uit Friesland werd verban­nen en drie dagen de tijd had om zijn biezen te pakken en vertrok naar Sint-Omaars in Frans-Vlaanderen. De laatste gevangene die werd vrijgelaten uit het Blokhuis in Leeuwarden was Hendrik Christiaan Achen­bach, gehaat “vanwege zijn bedaarde krijgskunde”.

Net als Cnoop vertrok ook Achenbach naar Amsterdam. In 1794 trouwde hij aldaar met Trijntje Salverda uit Bolsward, beiden Remonstrants. In 1795 werd hij aangesteld als commies (tabelmaker) bij de Generale Directie der Middelen te water, een onderdeel van het Zeewezen; Quint Ondaatje was zijn superieur. Hij woonde vervolgens in de Haarlemmerstraat, en op de Palmgracht in de Jordaan, waar hij in november 1810 overleed.16 Achenbach werd op 13 november 1810 begraven vanaf de Palmgracht op het nabijgelegen Karthuizerkerkhof. Het kan zijn dat hij in het voormalig Stadssalpeterhuis, aan het einde van de Palmgracht, noordzijde, woonde, maar dat is nog niet uitgezocht. 

File:Gerrit Lamberts (1776-1850), Afb 010097002031.jpg
Het Stads Salpeter Raffineerhuis met ingang op de Lijnbaansgracht door Gerrit Lamberts (1816)

Zijn zoon Jan Achenbach, klerk, trouwde in Den Haag met een dochter van bekende patriot J.C. Hespe uit Amsterdam, en had als schoonmoeder Christina Hoevenaar, eveneens uit een patriotse, maar ook adellijke familie. Petronella Maria Philippina Cornelia Hespe Ondaatje was geboren in Duinkerken en had als stiefvader Quint Ondaatje uit Utrecht. Hun dochter Christina Petronella was een bekende contra-alt in haar tijd.17 

  1. https://pagenweb.org/~berks/oldberkssite/familyfolder/Achenbach.html
  2. https://pagenweb.org/~berks/oldberkssite/familyfolder/Achenbach.html
  3. https://www.janmolenweg.nl/g/208341.html
  4. Begraafboek stadsarchief Amsterdam
  5. H.L. Zwitser (1991) De militie van den staat, p. 51
  6. Jaap de Boer (1987) Vrijkorpsen in Friesland, p. 72. In: W. Bergsma, et al. For uwz lân, wiv en bern. De patriottentijd in Friesland. Leeuwarden: Fryske Akademie.
  7. G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek
  8. G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek
  9. Gemeentearchief Bolsward, inv. nr 85: op  23 december 1784.
  10. De Post van den Neder‑Rhijn V, nr. 211, p. 503‑504; J. Kok, p. 178; Vaderlandsche Historie, p. 33-4.
  11. Rijksarchief Friesland (RAF), inv. 791e.
  12. S.R.E. Klein, p. 187.
  13. Ridder, L. De (1981) Het onderwijs: zijn tijd vooruit. Doctoraalscriptie Sociale Academie. ’s-Gravenhage, p. 162, 187.
  14. G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek
  15. G.A. Wumkes (1930) Stads- en Dorpskroniek
  16. GAA, DTB inv. nrs 760, f. 392 en 1184, f. 135v.
  17. Christina Petronella Achenbach

Loading

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *