Albert Coenraadsz. Burgh, burgemeester

Albert Coenraads Burgh (Amsterdam, 1593 – Novgorod, 24 december 1647) was een medicus, lid van de vroedschap, bewindhebber van de Westindische Compagnie, raad van state, commissaris bij de admiraliteit van de pilotage en vuurbakens, en burgemeester van Amsterdam.

Biografie

Burgh was de zoon van de bierbrouwer Coenraad Matthijsz. Burgh (1568-1601) en Brechte Pieter Rodingsdochter (1568-1638). Zij trouwden in 1588 op huwelijkse voorwaarden, beide 20 jaar oud; woonachtig in de Warmoesstraat, resp. Koestraat (Bethanienklooster). In 1597 en 1598 kocht zijn vader drie erven, buiten de Boshuispoort in het Grote Bleekveld tegenover het Rusland (Raamsloot). In 1599 werd hij regent van het rasphuis op de Heiligeweg. In 1604 gaf de weduwe Brechte Pieter Rodingsdochter opdracht op een veiling twee huizen “buyten de Boshuys­poort bij de Raemsloot” kopen, “daer het gulden heck” en “daer de blaeuwe leeuw” uithingen, tezamen met twee on­bebouwde erven, een ververij en een loods. De eigenaar Jan Jansz. Cloot, een verver, was vanwege malaise in de zijdehandel gedwongen zijn huizen en bedrijf te verkopen. 

Albert kreeg als 8-jarig kind – na het overlijden van zijn vader en grootvader Pieter Roding in 1601, een handelaar in huizen – al een toelage van 43 gulden per jaar.1 Zijn andere grootvader, Matthijs Coenraadsz Burgh (ca 1540-1595) kwam oorspronkelijk uit het Hertogdom Gulik en zijn grootmoeder uit Kleef. Zij hadden zich na hun huwelijk in Weesp in Amsterdam gevestigd. In 1571 was hij brouwer in de Burgh.2 In 1572 werd hij poorter. In 1578 kocht hij een pand in de Warmoesstraat, en noemde het de Burgh. Hun dochter Celitge trouwde in 1581 met Dirck Boelens, Lysbeth trouwde in 1588 met Simon Schaep, eveneens brouwer; hun zoon Abel in 1608 met de schatrijke  Maria Queekel. Zij bleven in het ouderlijk huis wonen.

In 1614 ging Albert medicijnen in Leiden studeren. In 1618 vestigde Burgh zich als geneesheer in Amsterdam. Hij trouwde met de drie jaar oudere Anna Wolphaerts van Diemen en woonde bij zijn moeder op Kloveniersburgwal 23, niet ver van de Nieuwmarkt. Albert had twee zusters Clara en Catharina. Dirk G. van Beuningen trouwde in 1619 met Catharina, en zijn de ouders van de diplomaat en roemruchte burgemeester Coenraad van Beuningen

Coenraadsburg in Ghana
Na de val van Johan van Oldenbarneveldt werden in 1618 bij decreet nieuwe, gezagsgetrouwe, prinsgezinde leden in de stedelijke regeringen benoemd. (Zeven Remonstranten (o.a. Jacob Dircksz de Graeff) verloren hun zetel.) Burgh werd in de raad  benoemd op voorspraak van de machtige Reynier Pauw. In 1619 werd hij schepen en scholarch (toezichthouder) van de Latijnse School.  In 1620 werd hij kapitein in de schutterij van wijk VIII, gelegen op de Lastage. In 1622 werd hij overman van de Voetboogdoelen. Daarmee werd het financiële beheer zijn verantwoordelijkheid. Zijn compagnie is in 1625 door Werner van den Valckert vereeuwigd. Burgh zit met een passer in zijn hand. Het schuttersstuk bevindt zich in het Amsterdams Historisch Museum
 
Zijn oom Abel Matthijsz. kocht in 1622 een groot pand in de Sint Antoniebreestraat, tegenwoordig het Pintohuis. Hij verkreeg in dat jaar ook het octrooi de Bijlmermeer droog te leggen. Dat wordt verder uitgezocht door Reynout van der Poel. 
 
Burgh werd bewindhebber van de Westindische Compagnie. In 1623 kreeg een commissie binnen de WIC, waarin naast de vier Amsterdamse afgevaardigden Albert Coenraetsz Burgh, Guillermo Bartolotti, Joris Adriaensz. en Samuel Blommaert ook Jochem Althingh, burgemeester van Groningen, Florisz. van Teylingen burgemeester van Alkmaar, Samuel Godijn, Adriaen van der Goes van Delft, Pieter Meunix van Middelburg , Gommer Spranger van Amsterdam en Kiliaen van Rensselaer en een gedeputeerde van de Staten Generaal werden benoemd, met opdracht de slavenhandel in Angola te onderzoeken.3 Een plan op 30 oktober behelsde eerst de aanval op het sterke Bahia, een beslissing waarbij de bewindhebbers Adriaen van der Goes uit Delft, Johannes de Laet uit Leiden, Burgh, Kiliaen van Rensselaer en Samuel Blommaert een rol speelden.[1] Blommaert bracht advies uit aan de WIC over Angola, Luanda en Pinda [2] en liet aan het einde dat jaar tientallen soldaten vervoeren. De schepen en soldaten kunnen het koninkrijk Luango, aan de Kongostroom of ergens langs de kust van Afrika als bestemming hebben gehad, maar het is meer waarschijnlijk is dat het Nederlands-Brazilië is geweest, waar Piet Hein voet aan de grond moest proberen te krijgen.
 
Toen eind jaren twintig van de zeventiende eeuw binnen de West-Indische Compagnie een controverse ontstond over de vraag of de nadruk van de activiteiten van de compagnie moest worden gelegd op de uitbreiding van de handel of op de verwerving van nog meer koloniën, was Samuel Godijn een van de vier kooplieden die kozen voor verdere kolonisatie. De anderen waren Blommaert, Albert C. Burgh en Van Rensselaer.

Remonstrant

Het huis van Albert Burgh op de Kloveniersburgwal. Dat pand had Pieter Roding laten bouwen nadat hij in 1600 het erf had gekocht maar heeft het nooit of niet lang bewoond. 

Na de dood van prins Maurits in 1625 ried Burgh, inmiddels meer geneigd naar de tegenpartij, zijn vriend Joost van den Vondel aan het treurspel Palamedes te schrijven. Het boek werd verboden en Vondel moest voor het werk terechtstaan en Burgh was een van de rechters. De forse boete van 300 gulden is mogelijk door Burgh betaald.[3] In 1626 werd Burgh assurantiemeester; in 1628 overman van de voorname Kloveniersdoelen. Ook kreeg hij een commissariaat bij de Bank van Lening

In 1628 werden twee dominees de stad uitgezet. Burgh constateerde dat de magistraten dat niet was gelukt, zonder hulp van stadhouder Frederik Hendrik.[4] In datzelfde jaar werd door Burgh, Samuel Godin, Hans van Loon en Elias Trip, belangrijke kooplieden in Amsterdam, een voorstel ingediend bij de Staten-Generaal der Nederlanden alle schepen verplicht te laten verzekeren; Burgh stemde uiteindelijk tegen? In 1629 vertrok hij als gezant naar Denemarken, omdat de koning de tol in de Sont en op de Elbe had verhoogd. In 16311632 maakte Burgh een reis naar Moskou, samen met een oud-burgemeester van Dokkum, Johan van Veldriel, beide gedeputeerden in de Staten-Generaal van de Nederlanden. Ze probeerden van de tsaar Michael I van Rusland een graanmonopolie voor de Republiek te verkrijgen, iets dat ook Isaac Massa niet was gelukt. Een schenking van 2.000 musketten moest de Russen in de juiste stemming brengen, alvorens het gezantschap vertrok. Afgezien van allerlei zilveren en vergulde schalen en bekers namen de ambassadeurs nog een groot aantal musketten en wapenuitrusting voor de tsaar mee. Het overleg verliep moeizaam; vanwege een wapenstilstand tussen Zweden en Polen (het Verdrag van Altmark) hadden de Russen maar één prioriteit: militaire bijstand in de vorm van wapenleveranties, troepenzending en geldelijke subsidies. De delegatie kreeg weliswaar toestemming graan in te kopen, maar moest daarbij de mededinging dulden van Denemarken, Engeland en Zweden. Eind augustus ging Burgh zwaar teleurgesteld naar huis, Van Veldriel was al eerder vertrokken.[5]

Feestelijkheden op het Rokin in 1638. Ets door R. Saverij (?) naar S. de Vlieger
In 1632 verkocht Albert Burgh zijn grondbezit in de Nieuwe Wereld aan Kiliaen van Rensselaer. In datzelfde jaar werd Burgh curator van de Athenaeum Illustre en in 1635 werd hij Weesmeester.[6] In 1638 verkochten hij en zijn zusters het  huis de Burch in de Warmoesstraat (147). Hij erfde Kloveniersburgwal 65. Burgh, inmiddels een van de vier Amsterdamse burgemeesters, is geschilderd door Thomas de Keyser. Op het schilderij is het moment afgebeeld waarop de burgemeesters Andries Bicker, Abraham Boom en Pieter Hasselaer het bericht ontvingen, dat Maria de Medici in aantocht was. Zij arriveerde bij de Haarlemmerpoort en is waarschijnlijk eerst rondgeleid op het Bickerseiland waar in opdracht van Richelieu schepen voor Frankrijk werden gebouwd door Jan Bicker. Zij kreeg behalve een groots vuurwerk op de Amstel ook een Indische rijstmaaltijd in de Kloveniersdoelen aangeboden. Burgh verkocht haar een beroemde rozenkrans, die door Piet Hein in Salvador was veroverd.[7] In 1639 namen de Amsterdamse burgemeesters het besluit het stadhuis te vervangen: het gebouw was te klein geworden.
 
Albert Coenraetsz. Burgh, Jan Claesz. Vlooswijck, Pieter Reael en Jacob Willekens op het schilderij door Govert Flinck in 1642
Laatste jaren

Burgh is in 1642 door Govert Flinck geschilderd als een van de vier overlieden van de Kloveniersdoelen.[8] Burgh werd opnieuw burgemeester in 1643. Hij was inmiddels lid van de Raad van State, bewindhebber van de West-Indische Compagnie (het fort Coenraadsburg op de Goudkust is naar hem vernoemd) en lid van de Admiraliteit van Amsterdam. Burgh stierf op 24 december 1647 in Novgorod tijdens een nieuw gezantschap en werd vijf maanden later herbegraven in de Oude Kerk. Als tegenprestatie voor zijn diplomatieke reis schijnt hij een benoeming als drost van Muiden te hebben geëist.[9]

Kinderen

Zijn zoon Coenraat, die hem op zijn reis naar Rusland begeleidde, trouwde met Christina Hooft, de dochter van P.C. Hooft. Anna Burgh trouwde met Dirck Tulp, die evens haar vader had begeleid. Zijn kleinzoon Albert (1650-1708) was ooit leerling van Spinoza en schreef hem – als Franciscaan in Rome en de Pauselijke Staat – een beroemd geworden brief om Spinoza op zijn rationalistische dwalingen en ongeloof in Christus te wijzen. Spinoza schreef op zijn beurt een anti-katholieke brief aan zijn ex-leerling.[10] 

Noten

  1. Ratelband, K. (2006) De Westafrikaanse reis van Piet Heyn 1624-1625, p. LX.
  2. Tresoor der zee- en landreizen III.
  3. Het leven van Vondel.
  4. Plaat, G. van der (2003) Eendracht als opdracht. Lieuwe van Aitzema’s bijdrage aan het publieke debat in de zeventiende-eeuwse Republiek, p. 208.
  5. Wijnrok, E. (2003) Handel tussen Rusland en de Nederlanden, 1560-1640, p. 237, 323.
  6. Bij overlijden van poorters beheerden de Weesmeesters in het stadhuis de erfenis voor de minderjarige kinderen.
  7. Franciscus Xaverius (1506 – 1552) en de Jezuïeten in Amsterdam
  8. Schilderij Govert Flinck
  9. Boer, M.G. de (1953) Een beeltenis van Christine Hooft teruggevonden. In: Jaarboek Amstelodamum, 45, p. 109-13.
  10. (en) Letter from Spinoza to Albert Burgh
  1. https://stadsherstel.nl/monumenten/kloveniersburgwal-14/
  2. Detail R. Koopman, Zaandam
  3. K. Ratelband (2006) De Westafrikaanse reis van Piet Heyn 1624-1625, p. LV.

Loading

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *