De Amsterdamse en Dordtse familie Trip

 

Trip is de achternaam van een roemrucht geslacht van Amsterdamse kooplieden “in wapenen, geschut, cogels & amonitie van oorloge“. Ze maakten naam met het vervoer van ijzer via de Maas en Zweeds koper uit de mijnen die werden geëxploiteerd door Louis de Geer. In de 18e eeuw had de handel afgedaan en behoorden leden tot invloedrijke regenten en bankiers.  Na 1805 raakte de familie bijna uitgestorven; evenwel niet in Dordrecht en Groningen.

Inhoud

Geschiedenis

De stamreeks begint met Gerrit Jansz. Trip die zich in 1495 in Zaltbommel vestigde.[2] Zijn oudste zoon Mattheus Trip, ijzerhandelaar vestigde zich in Dordrecht; zijn broer Cornelis in Tiel. Twee neven, de gebroeders Elias  en Jacob Trip, vestigden zich vanuit Dordrecht in Amsterdam en vormden een handelsfirma die haar fortuin maakte met  wapenhandel. Hun compagnon was neef Pieter Trip. De Trippen waren sterk betrokken bij de ijzer- en graanhandel, de Straatvaart naar de Middellandse Zee, een compagnie op Guinee, de Noordsche Compagnie, de VOC en de WIC. Veel gegevens over de familie Trip komen uit de Collectie ‘t Hart, een kaartsysteem op de notariële akten.1

In d’Ark (links), en de Trippen (rechts), Zaltbommel 

Telgen

  • Cornelis Trip (1556?-1609) was de zoon van Jacob Jansz. Trip, een schoenmaker- of klompenmaker en Jacoba de Cock.[Portret van een straat] Cornelis was betrokken bij de handel op de grote rivieren; kwartiermeester in 1583, stadsrentmeester in Zaltbommel.
    • Pieter Trip (1597-20 juni 1655) was een handelaar in wapens en Engels geschut. Hij werd geboren in Zaltbommel; hij had twee broers Jan, en Gerard, die in Den Haag woonde, later burgemeester van Zaltbommel. (Andries de Witt, de opvolger van Johan van Oldenbarneveldt, die in 1619 werd onthoofd, was hun neef.) In 1619 werd Pieter een compagnon van Elias Trip, en was aanvankelijk inwonend. Pieter trouwde in 1628  met Sara van der Straten uit Hamburg;  de winst uit de huwelijk zou gelijkelijk verdeeld worden. Kleding en juwelen bleven buiten de gemeenschap van goederen. Trip woonde aanvankelijk op Rokin 64, maar woonde rond 1629 op Herengracht 88, en kocht in 1633 Herengracht 254-256 bij de Wolvenstraat.[amsterdamsegrachtenhuizen] In 1639 verkocht hij 150.000 pont lont aan Italië; 50.000 pond kruit, 1000 pieken en 500 musketten naar Marokko. Ook zijn zwager Jan van Straten was bij de wapenhandel betrokken. In 1642 kocht hij 3685 parels, aangeboden door de katholieke Henriette Maria, de echtgenote van Karel I van Engeland, die in Den Haag geld bleek in te zamelen voor de Royalisten en de kroonjuwelen probeerde te verkopen. Pieter Trip betaalde 100.000 gulden voor 3,5 kg aan parels.2 Het verschaffen van kapitaal werd als riskant gezien, omdat het Engelse parlement de juwelen kon terugeisen.  Het meeste leende zij bij de stadsleenbank van Rotterdam, de prins van Oranje en de Haagse juwelier Thomas Cletcher.[M. van Nieuwkerk (2009) De Wisselbank, p. 142-143] In 1645 verhuurde hij als onderhandelaar voor de schippers twaalf schepen aan de gezant van Venetië, ook de Turken wilden schepen huren. De gezant schreef aan zijn opdrachtgever: “Geld is het eenige, waar de Hollanders om geven.” Trip hertrouwde in 1648 met Christina de Graeff (1601-1679), de weduwe van Jacob Bicker. In 1648 voerden hij en de weduwe van Elias Trip een proces tegen de erfgenamen van Gommer Spranger, koopman op Rusland. In 1654 werd hij hoofdingeland van de Beemster en commissaris van de Wisselbank. Hij kocht de buitenplaats ‘Valkenburg’ in dat jaar. Pieter Trip overleed kinderloos. Zijn nalatenschap is in 1655 geschat op 666.160 gulden. In 1685 verkochten de erfgenamen zijn huis op de Herengracht.
  • Elias Trip (1570-1636), geboren in Zaltbommel, was een groothandelaar in ijzer, dat via de Maas uit Luik werd aangevoerd. Rond 1590 verhuisde hij naar Dordrecht. Hij trouwde in 1593 met Maria de Geer (1574-1609) uit Luik; haar halfzuster trouwde met zijn jongere broer Jacob; Louis de Geer was hun (half)broer. Over de negen kinderen uit zijn eerste huwelijk valt niet veel te melden. 3 Elias Trip handelde in zout uit Frankrijk,  in goud uit West-Afrika, stoffen en indigo uit de Coromandel, maar ontwikkelde zich steeds meer tot reder. In 1606 stuurde hij een schip naar  Kaap-Verdië. In 1607 fungeerde de boekanier Melchior van den Kerckhove, geboren op Tenerife, als tolk tussen een koopman uit Madeira en Elias Trip, die toen een schip naar Angola uitreedde.[5] Uit de akte blijkt dat de schipper een vijfde van lading voor zichzelf mocht behouden.  In 1609 kreeg Trip van de VOC zijn winst in peper uitgekeerd. Trip was mogelijk gepikeerd; hij verkocht zijn aandeel in de  Amsterdamse VOC en stak zijn geld in de kamer van Enkhuizen.  In 1609 werd zijn schip gekaapt voor de kust van West-Afrika; een deel van de bemanningsleden is onthoofd, de rest voer in een sloep naar Lissabon. Pas in 1611 kwam de bemanning in Amsterdam aan. Vervolgens leverde Trip wapens aan de kamer van Hoorn en Enkhuizen. Voor zijn diensten ontving hij 1% van al het geld dat werd besteed aan de uitrusting van de schepen. In 1611 trouwde hij met Alijdt Adriaensdr (1589-1656), een burgemeestersdochter uit Dordrecht. Vanaf 1612 leverde hij wapens aan de Admiraliteit van De Maze en Amsterdam; in datzelfde jaar kocht hij opnieuw aandelen in VOC-kamer van Amsterdam. Vervolgens richtte hij zijn blik op het noorden. Amsterdamse graankooplieden waren niet alleen geïnteresseerd in de aankoop van Russisch graan, maar vooral in de aankoop van ruwe Perzische zijde en edelstenen, die via Archangelsk konden worden uitgevoerd. In 1615 vestigde hij zich in Amsterdam toen hij voor Dordrecht werd benoemd als bewindhebber van de Vereenigde Oostindische Compagnie;  hij huurde een huis met twee aangrenzende pakhuizen, de voormalige brouwerij “De Sleutel”,
    Rembrandt_van_Rijn_189
    Rembrandt van Rijn. Gezicht op de Grimnessesluis te Amsterdam. De pakhuizen rechts aan het eind, toebehorend aan Hillebrand den Otter, werden op 29 april 1641 verkocht voor de bouw van het O.Z. Heerenlogement, een ontwerp van P. Vingboons

    aan de Grimburgwal van Jacob Poppe en Hillebrandt den Otter. Trip handelde ook in salpeter, afkomstig uit Krakow, Lotharingen of van eilanden uit de Congo-rivier. In 1616 verzocht hij om een monopolie, een octrooi voor twaalf jaar om de grondstof voor buskruit, guano, te verhandelen. In 1617 kocht hij wapens in Engeland en leverde hij buskruit aan de Admiraliteit van Zeeland. In 1618 begon hij een samenwerkingsverband in de handel van Zweeds koper. In 1618/1619 leverde hij acht schepen en Engels geschut aan de Republiek Venetië, vanwege de oorlog tegen Spanje, de Habsburgers en de Uskokken. Samen met Jacques Nicquet, wierf hij in 1619 een bemanning aan van veelal nog kinderen uit Engeland. Ook schipper Dirk Hartog, die drie jaar eerder de westkust van Australië had verkend, kwam in dienst. Louis de Geer en Elias Trip sponnen garen bij de internationale wapenhandel, [8] maar diverse malen bleken de kanonnen niet te deugen; ze waren gebarsten of beschadigd. In 1619 sloeg hij een andere koopman in salpeter met zijn vuist en zijn gezicht. Trip zou zich enige tijd koest kunnen hebben gehouden, want zijn neef Pieter Trip werd zijn belangrijkste vertegenwoordiger en compagnon; ook Pieter gaf de koopman een kaakslag.  In 1620 wisten Elias Trip, Cornelis Bicker en Hans van Loon alle nootmuskaat, die onderweg was naar Amsterdam, in hun handen te krijgen. In 1622 voerden de participanten oppositie tegen de bedrijfsvoering van de VOC. De winst die Geurt van Beuningen, Cornelis en Jacob Bicker, Elias Trip en anderen had gemaakt, door de hele voorraad op te kopen die onderweg was, ging sommigen te ver. De aandeelhouders beschuldigden de bewindhebbers in een pamflet van mismanagement, persoonlijke verrijking, belangenconflicten en een gebrek aan openheid in de financiële situatie van de VOC. Bij de vernieuwing van het octrooi in 1623 werd de macht van de bewindhebbers enigszins beperkt. Trip werd de belangrijkste importeur van koper uit Japan, toen de handel met Zweden werd bemoeilijkt door allerlei belastingen en tolheffingen. Trip en De Geer onderhandelden daarover met de rijkskanselier Axel Oxenstierna.  Uit 1625 zijn twee boedelinventarissen gewaard gebleven met zijn naam. De klokkengieter met werkplaats bij de Kathuizers ‘t giethuis in de Jordaan met een grote voorraad koper en tin beloofde “bussen” te leveren aan de VOC en Admiraliteit. Elias Trip was een van de initiatiefnemers van de regulering van de handel op de Levant (1625) en werd directeur. In 1626 verscheen Elias Trip ter vergadering met het verzoek om een richtlijn ten aanzien van de op Texel aangekomen ambassadeur van de Perzische sjah. Hij leverde stadhouder Frederik Hendrik buskruit voor de belegering van ‘s Hertogenbosch.  Het kapitaal van de firma werd uitgebreid. In 1628  verkocht hij een aandeel in de WIC aan zijn broer Jacob in Dordrecht, waar in 1630 een kamer vestigd was.4 Door Albert Burgh, Samuel Godin, Hans van Loon en Trip werd bij de Staten-Generaal een voorstel ingediend alle schepen verplicht te laten verzekeren; Albert Burg liep over naar de tegenpartij en stemde vervolgens tegen. Trip gaf opdracht graan te kopen in Rusland; hij werkte samen met Gommer Spranger  en nam zijn neef Matthijs Paes in dienst. De concurrentie tussen Coenraad van Klenck, Spranger, Samuel Blommaert, Isaac Massa en Trip, allen kooplieden op Archangelsk was bikkelhard. In 1631 werd hij aangeslagen voor 24.000 gulden. In dat zelfde jaar kreeg hij onenigheid met zijn partner De Geer, betreffende een contract in Zweden, dat in 1629 was opgesteld. In 1632 was de Zweedse kroon hem een miljoen gulden schuldig. De ruzie tussen Trip en De Geer is in 1634 opgelost? Elias en Jacob Trip, De Geer en Bartolotti hebben een nieuw contract gesloten met de Zweedse kroon voor de jaarlijkse levering van 6000 pond koper.5 In februari 1633 kocht hij op een veiling Herengracht 54, een “stadspaleis” met koetshuis op de Keizersgracht. Hij stief op de 5e en werd begraven in de Westerkerk op 10 januari 1636. Zijn dochters uit zijn tweede huwelijk trouwden allen met een lid van de familie Coymans.

    • Sophia Trip in 1645 door Bartholomeus van der Helst

      Sophia Trip (1614-1679) trouwde in 1634 met Johannes Coymans (1601-1657) en woonde na het overlijden van haar vader op de Grimburgwal. Zij kreeg in 1638 Amalia van Solms te logeren, en verhuisde vervolgens naar de Keizersgracht over de Westerkerk.  Het echtpaar woonde in de Coymanshuizen en kreeg zestien kinderen; bewoonde in de zomer Westerhout. In 1657 nam zij de leiding van de firma Coymans over. Balthasar, Joan (1645-1703) en Aletta Coymans en haar schoonzoon Carel Voet waren betrokken bij het Asiento, het vervoer van slaven van Afrika naar Amerika.[5] In 1674 werd het vermogen van Sophia Trip op een half miljoen gulden geschat. Zij kocht in 1677 de hofstede Cruytberg in Santpoort.

    • Maria Trip (1619-1683) trouwde in 1641 met Balthasar Coymans (1589-1657) geboren in Hamburg, die 30 jaar ouder was. Zij hertrouwde in 1662 met Pieter Ruysch uit Utrecht. Zij woonde op Herengracht 40 en 54, en bij haar schoonzoon Jacob Boreel op Herengracht 507.
    • Jan Lievens - Portrait of Adriaen Trip
      Adriaen Trip door Jan Lievens

      Adriaan Trip (1621-1684) was een koopman in ijzer, koper en geschut. Hij trouwde in 1645 met zijn nicht Adriana de Geer, telg uit de familie De Geer. Hij is in 1646 verhuisd zijn naar de Zweedse stad Norrköping. In 1650 onderhandelde hij met Hendrik Caerloff, een Finse koopman, in dienst van de Zweden die op de kust van Guinee de WIC concurrentie aandeed.  Sinds 1653 was deze Trip Zweeds burger en is daar in de adelstand verheven.[3] Het lukte Adriaan de omvangrijke schuld van de Zweedse staat aan het handelshuis Trip te regelen; deze schuld werd omgezet in grondbezit. Adriaen kwam in 1654 tot overeenstemming met de zes zonen van Lodewijk de Geer. In het jaar van zijn terugreis naar Nederland ontving hij een schenking van enige boerderijen in het noorden van Halland. Hij raakte in 1667 betrokken bij de turfexploitatie in Wildervank, Oost-Groningen, zie verder Tripscompagnie. Hij had twaalf kinderen, vijf zijn in Beverwijk gedoopt.

      De geschutgieterij Julita Bruk van de familie Trip door Allart van Everdingen[1]
      • Louis Trip, heer van Warfumborg (1654-1698), trouwde in 1679 met Johanna Margaretha de Geer (1648-1680), en in 1682 met Christina Trip. In 1695 kocht hij samen met de jurist Michiel van Bolhuis, het eiland Rottumeroog. Het eiland werd in 1706 verkocht aan Donough MacCarthy.[4]
      • Joseph Trip (Norrköping, 1656-1716) werd in 1675 student in Groningen. Hij trouwde met Beerta Elisabeth Gockinga (1657-1711), en was de stichter van de Groningse tak.[5] Hij woonde in Wildervanck en was secretaris en raadsheer te Groningen, lid van de  Amsterdamse en van de Friese Admiraliteit in Harlingen.
      • Laurens Trip (1663-) verhuisde evenals zijn broers naar Groningen; trouwde in 1693 met Lucretia Gockinga.
    • Jacomina Trip (1622-1678) trouwde met Joseph Coymans (1621-1677).
    • Jacobus Trip

      Jacobus Trip (1627-1670), wapenhandelaar en advocaat; woonde op de Keizersgracht, hoofdparticipant van de WIC. Hij trouwde in 1652 met Elisabeth Bicker en in 1663 met Margaretha Munter (1639-1711). Zij zijn eigenaars van de klok- en geschutgieterij aan de Lijnbaansgracht; hij verloor in 1660 het jachtrecht in de duinen nabij Heemstede; geportretteerd door Bartholomeus van der Helst. Uit zijn eerste huwelijk had hij zes kinderen: Jan (1653-); (Aletta) Maria (1654-1711) wonende in  Haarlem, trouwde in 1684 met Stephan Wolters. Daar woonde ook Elias (1656-na 1687); Agneta (1657-1697) trouwde met Aernout Aertsz van Alsem en verhuisde naar Malacca. Jacobus (1658-) was hoofdparticipant in de WIC? Christina (1659-1713) trouwde met haar neef Louis. Uit zijn tweede huwelijk:

      • Jan Trip (1664- Velsen, 1732), studeerde rechten in Leiden, vijftien keer burgemeester van Amsterdam en directeur van de Sociëteit van Suriname. Hij trouwde in 1690 met Margaretha Cecilia Nijs (1671-1699), en hertrouwde in 1713 met de schatrijke Elisabeth Thielens (1652-1724), vrouwe van Berkenrode. In 1721 kocht hij de Koekoeksduinen. Na haar overlijden ging haar geld naar neef Mattheus Lestevenon en de nichten, maar Trip bleef heer van Berkenrode.[6] Hij bewoonde Herengracht 52, Keizersgracht 29 en vanaf 1714 Singel 292.
        • Jan Trip de Jonge (1691-1721)  trouwde in 1715 met de schatrijke Petronella van Hoorn, dochter van Joan van Hoorn. Sinds 1716 eigenaar Herengracht 493, van Woestduin onder Heemstede en van Beeckestijn onder Velsen. In 1720 werd hij bewindhebber van de West-Indische Compagnie. Het echtpaar had een zoon:
          • Jan Willem Trip (1716-Velsen, 1738) schaakte in 1735 Catharine Grey (Bradgate House, 1711- Velsen 1748), de dochter van de graaf van Stamford uit Leicester. Zij vluchtten van Leiden naar Luik. Nadat zij zwanger was geworden ging het paar in januari in ondertrouw in Amsterdam. Zij trouwden in maart 1736 in Leiden; haar broer Harry, een parlementarier was getuige. In juli werd Petronella Johanna Wilhelmina geboren, maar zij is in 1741 overleden. In 1737 liet hij een doodgeboren kind begraven in Velsen. In beide gevallen betaalde hij een boete voor het begraven buiten Amsterdam. De weduwe hertrouwde in 1740 Gilles van Bempden, koopman op Italie, burgemeester van Amsterdam. Van Bempden stierf in 1748 en liet zijn vrouw een vermogen van 200.000 gulden na, maar is kort daarna zelf overleden.[Eigenaren van de hofstede Boekenrode] [Schandaal rond lady Grey]
        • Sara Maria Trip (1693-1721) trouwde in 1713 met de weduwnaar Jan Corver (1688-1719). Zij waren de stichters van het Corvershof.
        • Jacobus Trip (1695-1729) promoveerde in 1715 in Leiden, trouwde in 1715 met Maria Jacoba Six en in 1718 met Agatha Maria Pancras.  Hij was schepen in Amsterdam; bewoonde Keizersgracht 29. Zijn weduwe hertrouwde Pieter Rendorp en bewoonde vanaf 1774 het Trippenhuis.
          • Johanna Elisabeth Trip (1719-1750) trouwde in 1738 met Pieter Clifford, bewoonde Herengracht 480 in de Gouden Bocht.
          • Jan Corver Trip (1720-1739) was op zijn 5e postmeester, woonde op de Herengracht.
      • Lucas Trip (1666-1734) was koopman op de Levant, samen met Cornelis Calkoen; trouwde in 1690 Elisabeth Calkoen, de dochter van zijn compagnon. In 1698 werd hij commissaris bij de Wisselbank. Hij is eigenaar van de klok- en geschutgieterij aan de Lijnbaansgracht, in 1710 door de familie verkocht. Hij was burgemeester van Amsterdam in 1720, 1732, 1734; raad van de admiraliteit; bewoonde Herengracht 56. Eigenaar van de buitenplaats Meervliet bij Velsen.
        • Dirck Trip (1691-1748) trouwde in 1712 met Christina Eijgels, bewoonde het Bartolottihuis, en vanaf 1723 Herengracht 539; hertrouwde in 1729 Agatha Levina Geelvinck. Sinds 1730 heer van Groet, en raad bij de Admiraliteit van Amsterdam op voorspraak van zijn schoonvader Lieve Geelvinck. In 1733 maakte hij zijn testament op. In 1735, 1742 en 1748 was hij burgemeester van Amsterdam. In 1742 was hij de rijkste man in Amsterdam; eigenaar van het Landgoed Waterland.[7] Bij zijn overlijden bleek 1.392.000 gulden te verdelen.
          • Catharina Elisabeth Trip (1715-1757) was een dochter uit zijn eerste huwelijk, erfde 300.000 gulden na het overlijden van haar moeder en 350.000 gulden na het overlijden van haar vader. Zij trouwde in 1752 met Abraham van Hagen, een arts. Het paar bewoonde Keizersgracht 674, nu Museum van Loon. Zij liet een half miljoen na aan haar man, die het pand vervolgens twintig jaar lang liet verfraaien.6
          • Lucas Trip (1720-1762) woonde op de Keizersgracht; hij liet een vermogen van 558.000 na. Zijn weduwe Clara Magdalena du Peyrou trouwde in 1765 met Bernhard Siegfried Albinus, professor in de anatomie te Leiden.
          • Pieter (1724-1786) werd op zijn 18e boekhouder, op zijn 21e opperboekhouder van de wisselbank; van 1764 bewindhebber VOC. Hij liet een vermogen van een miljoen na aan een onmondige erfgenaam, mogelijk Geertrui Trip. Hij woonde op Herengracht 539; in 1746 getrouwd met Agatha Sophia Buys; en eigenaar van Vreedenhoff aan de Vecht dat hij na het overlijden van Agneta Bouwens, de weduwe van Andries Pels kocht.[De zomerresidenties van het geslacht Trip in Heemstede en omgeving (1636-1735) Deel 1] [De buitenplaats VreedenHoff aan de Vecht door A. J. A. M. Lisman, p. 15 ]
          • Dirck Trip (1734-1763) was een zoon uit zijn tweede huwelijk; kocht Waterland van zijn vader. Hij trouwde in 1760 met Jacoba Elisabeth van Strijen (1741-1816); bewoonde Herengracht 516 en 518. Zijn weduwe hertrouwde Carel George van Wassenaer Obdam.
            • Geertrui Trip (1763-1793) trouwde in 1787 met Edouard Jacques de Lesné-Harel van (baron de) Kessel (1757-na 1828?). Hij was de staatsraad (1806-1810) en werd in 1807 met de directie van het Franse theater in Amsterdam belast.[DBNL] In 1813 vertegenwoordigde hij de Monden van de Maas in het Corps Législative van het Franse Keizerrijk en ondertekende als zodanig  (in april 1814) de eerste abdicatie van Napoleon. Het Corps Législative is vervolgens opgeheven. Hij  teerde nog vele jaren op zijn omvangrijke fortuin. 
        • Cornelis Trip (1695-1753) was heer van Goudriaan en Langerak, vroedschap en burgemeester van Amsterdam in 1748, 1750 en 1753 en tussen 1733-1748 directeur van de Sociëteit van Suriname. Hij trouwde in 1716 met Maria le Seutre; woonde op Herengracht 52, 54, 56, 97 en op Keizersgracht 71, 73 en op 127.
          • Lucas Trip (1720-1752), schepen en directeur van de Sociëteit van Suriname (1749-1751); hij trouwde in 1746 met Jacoba Margaretha van Hoven; woonde op de Herengracht over de Korsjessteeg, Herengracht 539, 609 en Keizersgracht “over de Gouden Ketting“.
            • Maria Trip (1750-1813) trouwde in 1766 met Willem Boreel (1744-1796), eigenaars van Herengracht 54 en Beeckestein.
        • Jacobus Trip (1671-1728), raad bij de Admiraliteit van van West-Friesland, trouwde in 1697 met Jacoba Margaretha Klopper;  in 1704 commissaris bij de Wisselbank; bewoonde Herengracht 54
          • Margaretha Trip (1699-1778) trouwde in 1721 met Harmen Hendrik van de Poll (1697-1772) in Velsen. Hij was burgemeester van Amsterdam, directeur van de Sociëteit van Suriname (1727-1750) en werd in 1748 geremoveerd uit de vroedschap. Het echtpaar bewoonde Herengracht 619 en 473; zij is geschilderd door Jan Maurits Quinkhard.
          • Catharina Trip (1701-1773) trouwde in 1727 met Gillis van Hoven (1683-1753) bewindhebber VOC; woonde op de Herengracht.
          • Jan Trip, Jacobsz. (1702-1782) trouwde in 1722 met Elisabeth Johanna Schilthouwer; hertrouwde in 1739 met Margaretha Agathe van de Poll; hij was schepen en bewindhebber WIC; vanaf 1745 ontvanger van de Personeele Quotisatie, in 1748 geremoveerd. Hun 16-jarige dochter Margaretha Johanna werd in Velzen begraven   
            • Jacobus Trip, Jansz. (1723-Velsen, 1756) trouwde in 1748 met Maria Catharina Berewout; hij is in 1752 onder curatele gesteld.
              • Jan Trip, schepen (1753-1772) trouwde in 1775 met de 38-jarige Anna Maria Schuyt; hun Maria Catharina trouwde met Jan Alewijn.
          • Sara Agatha Trip (1704-1731) trouwde in 1723 met Francois Lestevenon (1702-1767). Het echtpaar had twee kinderen.
  • Posthuum portret van Jacob Trip door Rembrandt

    Jacob Trip sr (1575-1661) verhuisde rond 1599 van Zalbommel naar Dordrecht. Daar trouwde in 1603 met Margaretha de Geer. De beide echtgenoten zijn geschilderd door Rembrandt. Jacob en Margaretha lieten zeven kinderen dopen, waarvan vijf ook in Dordrecht trouwden. Hij woonde in de Wijnstraat en importeerde allerlei soorten ijzer, zowel via de rivierhandel als overzee, en was verder actief in de handel in uiteenlopende producten als kolen, kalk, kaas, slijpstenen, aluin, wijn, hout en graan. In 1628  kocht hij een aandeel in de WIC van zijn broer Elias.[P.W. Klein De trippen in de 17e eeuw, p. 181] (Het is mogelijk dat Piet Hein inmiddels was vertrokken om een zilvervloot te kapen.) In 1634 besloten zijn zonen Jacob, Louis en Hendrik samen te werken als een firma. In 1639 kochten zij opnieuw een aandeel in de WIC bij de kamer van Dordrecht. In 1645 waren minstens vier van zijn kinderen hoofdparticipanten in de WIC. In 1649 kocht hij het pand aan de Wolwevershaven 8. In 1657 droeg hij de exploitatie van de Zwijndrechtse zoutziederij aan zijn zoons Louis en Hendrick.7

    • Jacob Trip de jonge (1604-1670), koopman en reder en hoofdparticipant in de WIC,8 participeerde in Nederlands-Brazilië in de mijn- en landbouw rond fort Schoonenbergh en de Weststellingwerfse Veencompagnie. Hij trouwde in 1634 met Johanna Godin (1606-1648). Zij woonden eerst in de Sint Antoniesbreestraat, toen op de Keizersgracht. Hij raakte in financiele problemen en is in 1651 als firmant door zijn broers Louis en Hendrik uitgekocht voor 200.000 gulden; vanaf 1652 woonde hij op de Oude Turfmarkt of Nieuwe Doelenstraat, maar verhuisde naar Dordrecht.
      • Margarite (1637-1721?) 
      • Jacob (1639-) 
      • Jacoba Trip (1642-1664) is in 1660 getrouwd met Jacob de Marez.
    • Louis Trip (1605-1684) trouwde in 1631 in Dordrecht met Emerentia Hoefslager (1614-1673). Hij woonde eerst in de Sint Anthoniesbreestraat; in 1644 verkocht hij zijn huis aan de Portugees Joodse gemeente en ingewijd als synagoge. Rond 1645 was hij hoofdparticipant van de WIC; in 1659 kocht hij samen met zijn broer vier erven op de noordhoek van Uilenburg voor opslag van hun geschut. In 1660 kocht de twee broers een ruim erf en getimmert van de erfgenamen van Court van Diepenbroek voor 54.000 gulden.[Het Trippenhuis en zijne Bewoners door J.A. Albertink Thijm (1871)] [Notariële archieven, archiefnummer 5075, inventarisnummer 600, aktenummer 294003] Samen met zijn broer Hendrik werd hij opdrachtgever van het Trippenhuis, gebouwd door mr timmerman Leendert Hendricx Kortenhoeff, dat vijf jaar later kon worden betrokken. Louis bewoonde het zuidelijke deel van het Trippenhuis, zowat naast de kunstverzamelaar Michiel Hinlopen. Hij kocht in 1662 de Gekroonde Meebalen  en een pakhuis daarnaast, tussen de Driekoningen- en de Oude Leliestraat voor 52.000 gulden van Paulus de Hulter. Nadat zijn broer was overleden in 1666, beperkte Louis zich tot de ijzerhandel. In 1674, 1677 en 1679 was hij burgemeester. In 1684 werd  de boedel beschreven o.m. waardepapieren, huis en erf op de Kloveniersburgwal, huis en erf ‘De Paeuw’ op de Singel, twee huizen en erven in de Nieuwe Hoogstraat genaamd ‘het Vergulde Hart’, woning ‘Rustenburgh’in Wieldrecht, landerijen, hofstede te Heemstede, pakhuizen op Uilenburg, zilverwerk, schilderijen, porselein, paarden en koetsen, boeken. Tevens inventaris van de boedel van de hofstede te Heemstede.[Staet en Inventaris van allen den goederen, actien ende gerechticheden]  Trip bezat een kapitaal van 913.000 gulden en onterfde zijn schoonzoons.9
      • Jacob Trip (1636-1664) trouwde in 1658 met zijn volle nicht Margaretha Trip (1637-1711); woonde op de Oude Turfmarkt. Zij hertrouwde in 1674 Jan Munter (1634-1713). Eigenaars van de klok- en geschutgieterij aan de Lijnbaansgracht.
      • Louis Trip?
      • Margaretha Trip (1640-1714) trouwde in 1659 met Samuel de Marez (1632-1691) heer van Maarsbergen. Zij is in 1661 geschilderd door Bartholomeus van der Helst, en in 1663 samen met haar zus door Ferdinand Bol. Het schatrijke echtpaar vluchtte in 1672 uit Utrecht; het betrok het Trippenhuis en kreeg negen kinderen. Haar kleinzoon Louis Trip de Marez vermaakt het rechtergedeelte van het Trippenhuis in 1773 aan de stad Amsterdam.
      • Anna Maria Trip (1652-1681) van de Kloveniersburgwal trouwde in 1670 met Wouter Valckenier (1650-1707). De bruiloft met vuurwerk verwekte een schandaal; vanwege brandgevaar werd het nabijgelegen Bushuis afgedekt. Zij is samen met haar zus geschilderd door Ferdinand Bol, 
    • Hendrik Trip

      Hendrik Trip (1607-1666) woonde tussen 1628 en 1630 in Zweden. Hij trouwde in 1633 met Cecilia Godin (1607-1637) die overleed in het kraambed en in 1646 (in Zweden) met Johanna de Geer (1629-1691), enige dochter van Matthieu de Geer. Hij leverde wapens en ammunitie aan Richelieu, handelde in tabak en leverde twee suikerketels naar Brazilië. Sinds 1636 eigenaar “Meervliet” bij Velsen. Hij was hoofdparticipant van de WIC. Vanaf 1650 verhandelde hij en zijn broer Louis teer. Hij woonde eerst op de Keizersgracht en sinds 1644 op de Oude Turfmarkt en was samen met Louis opdrachtgever en vanaf 1665 bewoner van het noordelijke deel van het Trippenhuis. In 1662 werd de teercompagnie overgedaan aan Joseph Deutz. Zijn weduwe en zonen Matthias en Jacob zetten de firma voort. Na haar overlijden in 1691 voeren hun zes kinderen een jarenlange strijd over de verdeling van de verschillende huizen van de familie en de inboedel. De rechterhelft van het pand is verhuurd als logement aan de Kamer van Zeeland van de Oost-Indische Compagnie. Het echtpaar kreeg acht kinderen; Matthias, Jacob en Louis zijn geschilderd door Ferdinand Bol.

      • Margaretha Trip (1637-1711) was reeds het derde kind. Zij woonde in de Nieuwe Doelenstraat, toen zij trouwde in 1658 met Jacob Trip (1636-1664) van de Oude Turfmarkt.
      • Matthias Trip (1648-1695) bewoonde het Trippenhuis tot 1683 en trouwde in dat jaar met Margaretha Trip, afkomstig uit Den Briel; ze bewoonden Keizersgracht 641 en 643 bij de Reguliersgracht (ook Keizersgracht 649?) Hij handelde in ijzer en had een pakhuis op de Rechtboomsloot. In 1674 werden hij en  zijn (nieuwe) schip door Duinkerkers gekaapt bij Vlieland. Volgens “de Elias” en P.W. Klein was hij in 1689 directeur van de Sociëteit van Suriname, maar hield het mogelijk snel voor gezien. Zijn weduwe dreef de ijzerhandel verder. Zij bewoonde alleen het Trippenhuis, maar verhuisde naar de Herengracht 528, of 530 en Reguliersgracht 26. 
        • Hendrik Trip (1685-1737) bewindhebber VOC bleef ongehuwd. Hij was sinds 1723 eigenaar van Saxenburg in Bloemendaal. Hij zette zijn moeder onder druk gezet en heeft jarenlang zijn kisten met administratie op haar zolder onderbracht.[ttps://archief.amsterdam/archief/5075/9087]
        • Maria Trip (1687-1732) van de Keizersgracht trouwde in 1711 in Amstelveen met de weduwnaar Gerard Bicker (II) van Swieten (1687-1753). Hij erfde 3386/7200 van het Trippenhuis (noordergedeelte) dat werd verhuurd als logement aan de VOC-Kamer van Zeeland. De andere helft werd vanaf eind 1749 gehuurd door Gerrit Braamcamp, kunstverzamelaar.
        • Johanna Trip (1689-1710) trouwde in 1709 met Joan Corver (1688-1719), broer van Gerrit Corver. Hij trouwde in 1713 met haar nicht Sara Maria Trip.
        • Samuel Jacob (1691-?)
      • Jacob Trip (1650-1695) ongehuwd, handelde in ijzer, samen met Laurens? Hij was bewindhebber van de VOC, bewoonde het het Trippenhuis. In 1681 eigenaar van Meervliet, sinds 1685 eigenaar van Meer en Berg in Heemstede.[10]  
      • Louis Trip, Hendriksz. (1653-1707) trouwde in 1676 met Anna Nuyts (1652-1719) en woonde op de Reguliersgracht. Eigenaar van Vredenhof (Haarlem). Hij werd in de Westerkerk begraven; zij in de Oosterkerk.
        • Hendrik Trip (1677-1731) verhuisde naar Kolham in Groningen en trouwde met Anna Quevellerius. Hij was onderkoopman In Indië  (1708) en generaliteitsmonstercommissaris. Hij erfde 2538/7200 van het Trippenhuis (noordergedeelte). 
          • Anna Maria Trip (1712-1778) trouwde met van Wicher van Swinderen, burgemeester van Groningen.
          • Henrietta Johanna Trip (1725-1796) trouwde met Reneke Busch Gockinga.
      • Johanna (1657-)
      • Cecilia Trip (1660 -1728) liet boeken en schilderijen van Breughel, Van der Helst en Rembrandt na; erfgenaam was Anna Quevellerius.
      • Laurens Trip (1662-na 1714?)
      • Margaretha Trip (1665-1726) trouwde in 1691 met Nicolaes Calkoen en 1708 met de 27-jarige Jan Walraven van de Keizersgracht; resident van de hertog van Brunswijk. Zij woonde op de Turfmarkt, maar zomers Over-Nes onder Weesperkaspel.
    • Elisabeth Trip (1615-1669) trouwde in 1634 met Jean van Neurenburch (1613-1685), in 1674 burgemeester van Dordrecht.
    • Maria Trip (1617-1672) was hoofdparticipant van de WIC; zij trouwde in 1644 met de weduwnaar Jacob Reepmaker de Jonge wonende op de Fluwelenburgwal; hij was koopman en bewindhebber van de Westindische Compagnie kamer Amsterdam. (Zijn vader behoorde tot de oprichters  van de VOC en WIC en was dertig jaar bewindhebber.) Hij participeerde tevens in de Weststellingwerfse Veencompagnie. Johannes Reepmaker was de enige erfgenaam van zijn moeder; hij erfde 123.598 gulden in obligaties en effecten. 
    • Samuel Trip (Dordrecht 1622-1668) trouwde in 1652 met Maria Boccardt
      • Margerita Trip (1656-1729/1730) uit Den Briel trouwde in 1683 met Matthias Trip (1648-1695) van de Kloveniersburgwal. Zij ondertekende de akte niet. Zij zette de handel in ijzer voort. Zij woonde op de  Herengracht bij de Vijzelstraat toen zij hertrouwde in 1697 de weduwnaar Roelof Eelbo (1645-1705), burgemeester van Dordrecht en bewindhebber VOC. Zij werd afgeperst door haar zoon Hendrik (1685-1737), bewindhebber van de VOC die bovendien jarenlang zijn kisten met administratie op haar zolder onderbracht.[ttps://archief.amsterdam/archief/5075/9087]
      • Jacob Trip (1663-1694) was raad en vroedschap van Den Briel.[11]
    • Margaretha Trip (1626-1675) trouwde in 1653 met Pieter Anthonisz de Sondt.

 

Literatuur

De nog ongehuwde Maria Trip is in 1639 geportretteerd door Rembrandt
  • Joh. E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795. 1903-1905
  • P.M. Fischer (2005) Ignatius en Jan van Logteren. Beeldhouwers en stuckunstenaars in het Amsterdam van de 18de eeuw
  • Peter Wolfgang Klein, De Trippen in de 17e eeuw. Een studie over het ondernemersgedrag op de Hollandse stapelmarkt. Assen, 1965
  • S.A.C. Dudok van Heel (2008) Van Amsterdamse burgers tot Europese aristocraten.
  • Het dagboek van Jacob Bicker Raije (1732-1772)
  • Kopstukken. Amsterdammers geportretteerd. 1600-1800.
  • Historische Gids van Amsterdam, opnieuw bewerkt door H.F. Wijnman (1974).
  • M.A.G. de Jong (2005) Staat van oorlog: wapenbedrijf en militaire hervorming in de Republiek der Verenigde Nederlanden, 1585-1621

Externe links

Het Trippenhuis waar een schilderij wordt afgeleverd, tekening door Reinier Vinkeles, 1803, Stadsarchief Amsterdam. Op
Bronnen, noten en/of referenties   

  1. http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/OHR01:216
  2. P.W. Klein vond geen bewijzen dat de familie, zoals vaak is beweerd, uit Luik (stad) stamt.
  3. https://stadsarchief.amsterdam.nl/archieven/archiefbank/overzicht/533.nl.html
  4. Groninger Archieven, OVCG: Families van Bolhuis, Arkema en van Zeeburgh, 1603 – 1927. De familie Van Bolhuis en aanverwanten te Warffum
  5. (en) The Trip Family Tree
  6. Archiefinventaris heerlijkheid Berkenrode
  7. Buitenplaatsen in Kennemerland
  8. [1]
  9. [2]
  10. Meer en Berg
  11. Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg
 
  1. Inv. 30452-225 en 226#
  2. Stadsarchief Amsterdam. 3 september 1642, NA 686, f. 198, Not. J. Warnaertz.
  3. Zijn zoon Jacob, een scheepschirurgijn, zou in 1622 vergiftigd zijn op de Rode Zee; Cornelis (-na 1635) was koopman in Archangelsk.
  4. 1.05.01.01 Inventaris van het archief van de Oude West-Indische Compagnie (Oude WIC), 1621-1674 (1711)
  5. J. Römelingh (1986) Een rondgang langs de Zweedse archieven, p. 182
  6. Keizersgracht 672
  7. http://www.regionaalarchiefdordrecht.nl/biografisch-woordenboek/elias-jacob-trip/
  8. Klein, P.W. (1965) De Trippen in de 17e eeuw, p. 181
  9. J. Elias, p. 557.

Loading

Eén reactie op “De Amsterdamse en Dordtse familie Trip

  1. Dit artikel is jaren geleden door mij aangemaakt, en ik heb maandenlang steeds kleine toevoegingen gemaakt. Voor mij was destijds belangrijk de link tussen de verschillende telgen met de Societeit van Suriname. Het artikel is op zekere dag opgeheven door een Wikipediaan, als slecht zijnde. Niettemin heeft hij de inhoud van het artikel gekaapt en in een nieuw lemma geplaatst om daar via de vrouwelijke lijn wijdlopige zijtakken aan toe te voegen.

    Ondertussen veel nieuwe details toegevoegd, tevens omdat ik nog steeds nieuwe telgen tegenkom.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *