Johannes Lambertus Huber, politicus

Johannes Lambertus Huber (Leeuwarden[1], 7 augustus 1750Blessum, 30 juni 1826) was een Friese regent en Nederlandse politicus.[2] Huber speelde een prominente rol in de woelige politiek aan het eind van de achttiende eeuw en werd in januari 1789 wegens zijn activiteiten voor het Hof van Friesland gedaagd. Hij is veroordeeld tot verbeurdverklaring van zijn goederen, een buitenplaats bij Dronrijp, en verbanning uit Friesland. Na zijn terugkeer in 1795 maakte hij een snelle carrière, maar is al gauw door de Friese federalisten terzijde geschoven. Bij de departementale indeling van de Bataafse Republiek verkreeg hij nieuwe bestuurlijke functies.

Familie

Huber, lid van de familie Huber, werd 14 augustus 1750 gedoopt in de Westerkerk in Leeuwarden als zoon van mr. Ulrich Herman Huber (1727-1767), advocaat, en (bouwmeester)[3] in Leeuwarden, ontvanger-generaal van de florenen, en Catharina Berghuijs (1721-1778).[4] Johannes Lambertus Huber trouwde in Nijland met Metje Tuinhout (1755-1802) en na haar overlijden met Elisa Pratje (1765-1808).[5] Huber had zes kinderen[6] en was stiefvader van Jan Hendrik van Boelens, buitengewoon lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in 1848. De jurist en politicus Ulrich Jan Huber was zijn broer.

Loopbaan

Huber bezocht kostscholen in Bodegraven en Leerdam en begon in 1764 met zijn studie in Franeker. Huber studeerde evenals Ulrik Huber, een voorvader, Romeins en hedendaags recht aan de Hogeschool van Franeker, maar brak zijn studie af. Hij werkte vervolgens op een notariskantoor en is benoemd tot belastingontvanger (van de convooien en licenten) in Makkum (1769-1780). Hij was vanaf 1774 lid van de Staten van Friesland voor het Bildt, vier jaar later voor Wonseradeel. In 1778 maakte hij een reis naar Engeland. In 1783 werd hij belastingontvanger (van de florenen [7] en speciën) te Menaldumadeel (1783-1787). In 1785 werd hij secretaris van het vrijkorps in Leeuwarden en kolonel van het exercitiegenootschap in Dronrijp.[3] Huber steunde Court Lambertus van Beyma, die misgreep bij een verkiezing tot grietman.[8][9] Huber was lid van een leesgezelschap [10] waar niet alleen romans werden gelezen, daarentegen heimelijk een omwenteling werd voorbereid.[11]

Begin augustus 1786 bezocht Van Beyma met J. Roorda, A.C.J. de Beere, Cornelis van den Burg en J.L. Huber, de landelijke bijeenkomst van vrijcorpsen en exercitiegenootschappen in Utrecht, zogenaamd alleen om te hooren en te zien. De Utrechtse patriotten maakten handig gebruik van het bezoek van ruim 13.000 vrijcorporisten en zoveel kopstukken aan de stad. Niet alleen H.W. Daendels, een jonge jurist uit Hattem, maar ook Gerrit Paape, de journalist uit Delft, Pieter Vreede, een textielfabrikant uit Leiden en John Adams, toen nog gezant in de republiek, waren aanwezig. Op woensdagochtend 2 augustus 1786 werden ten overstaan van de verzamelde exercitiegenootschappen zestien “democratisch” gekozen patriotten in de Utrechtse vroedschap beëdigd.

Landschapshuis op de Tweebaksmarkt. Als een van de zes gecommiteerden kwam Huber er regelmatig

Bij het uitroepen van de rebelerende Pretense Staten, eind augustus 1787, werd Huber benoemd als penningmeester [12] en gevraagd steun in Holland (c.q. in Amsterdam) te zoeken.[13] Hij vluchtte na de Pruisische inval in september 1787 via Antwerpen en Brussel naar Noord-Frankrijk. Begin januari 1788 kwam hij daar aan. Als secretaris van Beyma was Huber belast met de administratie van de uitkeringen aan de vluchtelingen. Nadat van Beyma was ontslagen, vanwege hoogoplopende ruzie met Johan Valckenaer, werd Huber een prominente schakel in de vluchtelingengemeenschap in Sint-Omaars. In 1789 bevond hij zich in Parijs en woonde niet ver van het Palais Royal. Hij behoorde tot de woordvoerders met de Franse regering. Afgesproken werd dat de Nederlanders, Fransen en Brabanders zouden samenwerken. Volgens Pieter Geyl behoorde het maken van constituties voor het bevrijde vaderland tot de belangrijkste liefhebberijen van de patriotten; de plannen werden steeds radicaler na de gebeurtenissen van 1789 en de val van de koning in september 1792.[14]

In 1790 reisde hij met Jacobus van Haeften naar Sint-Omaars. Huber trok naar Brussel en Dordrecht om de gemeenschappelijk zaak te pleiten.[15][bron?] In de Republiek werd zijn voorstel afgehouden en er kwam geen samenwerking tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. In 1792 Huber ontwierp een plan tot militaire organisatie en werd vanuit Neuilly-sur-Seine coördinator van het Bataafs Legioen, aanvankelijk Légion Franche Etrangère geheten, dat de inzet en terugkeer van de patriotten voorbereidde. Op 10 augustus 1792 was hij getuige van de Bestorming van de Tuilerieën. In de Club der Jakobijnen hoorde hij de felle discussies over het lot van Lodewijk XVI. Op 1 februari 1793 verklaarde Jacques Pierre Brissot de oorlogsverklaring aan stadhouder Willem V en koning George III van Engeland. In maart 1793 bevond Huber zich in Breda, dat door de legers van Dumouriez werd verlaten. In november 1793 verloor hij zijn baan, toen het legioen werd opgeheven. Huber verhuisde van Menen naar Duinkerke en trok in bij zijn zwager H. Tuinman. In juni 1794 reisde hij naar Hamburg en Friedrichstadt om voor het Schrikbewind levensmiddelen of wapens te kopen. In augustus vernam hij van de val van Robespierre. Hij keerde niet terug en verbleef in Oldenburg, waar hij zijn vrouw, die naar Groningen was verhuisd, ontmoette. Nadat Pichegru de grote rivieren was overgestoken, vestigde Huber zich in Kampen of Zwolle.

Bataafse Republiek

Jean-François Reubell

Op 7 februari 1795 werd door de Staten-Generaal der Nederlanden bepaald dat alle veroordelingen wegens de gebeurtenissen van 1787 zouden worden teruggedraaid. De volgende dag keerde hij terug in Friesland en de nuchtere Huber werd op 19 februari lid van het Comité Révolutionaire, het hoogste soevereine orgaan in Friesland.[16] Het comité, waarin ook Simon Stijl zitting had, ontwierp een instructie voor de toekomstige voorlopige regering.[17] Vanaf 2 maart 1795 was hij gedeputeerde van de Staten-Generaal (van de Bataafse Republiek). Van 30 maart 1795 tot 6 april 1795 was hij voorzitter of president. Hij was lid van de commissie van vier en voerde in mei 1795 onderhandelingen met Emmanuel Joseph Sieyès en Reubell, de twee gevolmachtigden van Frankrijk, dat eindigde in het Verdrag van Den Haag (1795). Op 23 juni werd hij in Leeuwarden als volksrepresentant geïnstalleerd. Huber was de meest gezaghebbende politicus in Friesland. In de daaropvolgende maand werden zeven van de twaalf leden van het Hof van Justitie eervol ontslagen door een Commissie van Achttien. Onder andere Abraham Staal en Gerrit Paape, mannen zonder juridische opleiding, zijn in september 1795 als rechter benoemd; zijn broer Ulrich Jan Huber behield zijn functie.

Inmiddels was er een discussie ontstaan tussen de voorstanders van eenheid, de Unitariërs, en Federalisten, die voor de gewesten invloed wilden hebben op de buitenlandse politiek. Een referendum op 13 november zou de oplossing moeten bieden over de bevoegdheden van de provincie. Huber was tegen een volksraadpleging.[18] De Friese separatisten zochten toenadering tot Zeeland.[19] Pieter Paulus was van mening dat een Nationale Vergadering de binnenlandse onrust zou kunnen bezweren.[20] De Friese en Zeeuwse afgevaardigden stemden op 25 november tegen een Nationale Vergadering, ook Groningen moet tot de tegenstanders worden gerekend.[21]

Eind december zou hij nog een keer de Staten leiden.[22] Hij verliet de vergadering omdat hij naar zijn mening geen bevoegdheid had te beslissen over de door de afgevaardigden van Holland op 29 mei 1795 gedane voorstellen om hun bevoegdheden aan een nationale vergadering over te dragen. Op 28 januari zou de Nationale Vergadering voor het eerst bijeenkomen. Dominee Thomas Joha dreigde Friesland en Groningen onder het gezag van Pruisen te brengen.[23] Op 1 februari 1796 zouden verkiezingen worden gehouden. Het ontwerp is in meerderheid afgewezen.[24]

In verscheidene steden werd heftig geëxerceerd.[25] Huber probeerde de Staten-Generaal te bewegen in Friesland tussen beide te komen. De bedoeling was de schutterijen hun wapens te ontnemen. Vervolgens zijn François Noël en Charles Delacroix zich met het conflict over plaatselijke autonomie gaan bemoeien. Toen generaal Moreau zijn troepen terugtrok uit Friesland, Jean-Baptiste Dumonceau eigenmachtig optrad en met een detachement uit Groningen, naar de Friese hoofdstad optrok, namen niet de voorstanders van een Nationale Vergadering, maar de tegenstanders de macht over. Huber werd afgezet als volksrepresentant [26][27] en zou worden gearresteerd als hij en zijn acht medestanders zich langer in Friesland zouden ophouden.[28]

De patriotten waren verdeeld over de eenheidsstaat of instandhouding van de macht van de gewesten. Wat zou bij de verkiezing de doorslag moeten geven? De meerderheid van de gewesten of de meerderheid van de stemmen? De federalisten waren vooral bang dat Holland en Amsterdam te veel invloed zouden uitoefenen en waren voorstanders van gewestelijke autonomie. Zij waren conservatief en al blij met het vertrek van de stadhouder en wilden verder geen hervormingen. De unitariërs daarentegen waren radicaal; de gewesten moesten worden vervangen door departementen en er moest een krachtig, democratisch en centraal bestuur komen voor de Bataafse Republiek. De moderaten van Schimmelpenninck namen een tussenpositie in; ze wilden ook een centrale staat, net als de unitariërs, maar zagen niets in een verregaande verruiming van de kieswet.

Het Kollumer oproer veroorzaakte grote tegenstellingen in Friesland, zodat Daendels te hulp werd geroepen. Begin februari werd een detachement ingezet, volgens Huber om de prinsgezinde kiezers af te schrikken.[29] Het Blokhuis in Leeuwarden stond inmiddels bekend als de “Friese Bastille”. Volgens Noël bestonden de voor- en tegenstanders uit patriotten van 1795 en 1787, maar volgens Geyl was dat niet het geval.

Toen de Eerste Nationale Vergadering op 1 maart 1796 een feit was, kon Huber alleen toekijken vanaf de tribune. Op 11 maart 1797 kregen de federalisten nog hun zin; de stemming over het ontwerp-grondwet op 1 en 2 augustus zou in de gewesten plaats vinden.[30] De unitarissen waren ontevreden.

Huber woonde in Leiden waar zijn beide zonen studeerden. Hij was muntmeester, samen met Regnerus Livius van Andringa de Kempenaer en een Van Haersolte, waarschijnlijk Antony Coenraad Willem. Huber maakte een diplomatieke reis naar Parijs, buiten medeweten van Delacroix en Noël, waar hij Reubell en Charles Cochon de Lapparent ontmoette.[34] Op voorstel van Pieter Vreede werd in december 1796 aan de afvallige representanten amnestie verleend.[35]

Als “uitgeweken” representant zou Huber levenslang het stemrecht worden ontnomen. Huber en Edward Marius van Beyma zouden volgens dominee Joha gewapenderhand in de Nationale Vergadering moeten worden verwijderd. Het kwam tot een vertrouwenscrisis en het nagaan van zijn geloofsbrieven[31] Jan van Hooff kwam bemiddelen.[32] Op 21 april 1797 deed Huber afstand van zijn aanspraken op schadevergoeding. Vervolgens kwamen Rutger Jan Schimmelpenninck en Johan Valckenaer in actie. Bij een stemming werd Huber weer toegelaten. Het radicale Friese bewind kwam eind juni tot de conclusie om de onwillige representanten amnestie te verlenen.[33]

“Een commisie van Zeven poogde de soevereiniteit van de provincies voorgoed de kop in te drukken, door de financiën in handen te leggen van de Nationale Wetgevende Vergadering, door de negen provincies te vervangen door vijftien departementen de bevoegdheid van hun besturen strikt te bepalen.”[36]

Niet deze Huber [37], maar Ulrich Jan Huber is gekozen in de Tweede Nationale Vergadering.

In het najaar van 1797 was de Republiek even ver als in het voorjaar van 1795.[38]

Na de Staatsgreep van Daendels vestigde hij zich in Zwolle waar hij zich bezighield met de reorganisatie van de plaatselijke schutterij tot hij benoemd werd in het bestuur van het departement van de Eems (1799-1801). Hij was lid van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam (1801) en is door het Staatsbewind vervolgens benoemd als lid van het Wetgevend Lichaam (1801-1802). Huber heeft toen veel moeite gedaan om voor hem en zijn lotgenoten van 1787 tot 1795 schadevergoeding te krijgen.

Huber heeft Schatzenburg bij Dronrijp, al jaren in de familie, rond 1780 later verbouwen.[39]
Vanaf 1802 was hij drost in het negende drostambt (Baarderadeel, Hennaarderadeel, Franeker en Franekerdeel) van Friesland en woonde in Weidum [40], vanaf 1806 tot 1810 alleen nog van Menaldumadeel en Baarderadeel. Koning Lodewijk Napoleon veranderde de titel van drost in baljuw. Nadat zijn tweede vrouw en jongste zoon waren overleden verliet hij de Dekema State. Vanaf 1809 woonde hij op Schatzenburg, toen hij vrederechter was in Dronrijp (1811-1812, 1813-1818). Zijn zoon, ritmeester der huzaren, die had deelgenomen aan tien veldtochten, overleed op 6 december 1812 in Vilnius na de veldtocht naar Moskou. De weduwe en haar kinderen kwamen bij hem inwonen. Onder koning Willem I was hij de eerste grietman van Het Bildt (1816-1826) en woonde in Sint Annaparochie. Vanaf 1818 was hij lid van de Provinciale Staten van Friesland. Hij stierf op de Ringiastate, een oude stins in Blessum, die in 1832 is afgebroken.[41]

 

Huber schreef een autobiografie Kort levensbericht; Nicolas Japikse schonk daar aandacht aan.[42]

Voorganger:
D. van Haren
Grietman van het Bildt
1816-1825
Opvolger:
M.O. baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg

Bronnen, noten en/of referenties

  • DBNL
  • NNBW
  • RKD
  • Rosendaal, J. (2003) Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk 1787-1795
  • Kalma, J.J. (1964-1971) Dit wiene ek Friezen. In rige lytse biografyen, deel ?. Fryske Akademy

Noten

  1. Het Nederland’s Patriciaat en Parlement & Politiek noemen Leeuwarden als geboorteplaats, in de Collectie Pieter Nieuwland (Tresoar) wordt Blessum vermeld.
  2. De informatie op deze pagina, of een eerdere versie daarvan, is geheel of gedeeltelijk afkomstig van www.parlement.com. Overname is toegestaan met bronvermelding. Biografie van J.L. Huber op Parlement.com
  3. Tresoar: Collectie Pieter Nieuwland
  4. Nederland’s Patriciaat 77 (1993)
  5. Zijn tweede echtgenote, een domineesdochter, geboren in Bremen, was in 1791 getrouwd met Ayzo Boelardusz. van Boelens, in 1787 deel uitmakend van de Pretense Regering in Franeker; hij vluchtte naar Bremen.
  6. WAZAMAR -Heraldische Wapens in de Nederlanden: Huber
  7. Floreenkohieren
  8. H. Spanninga (1987) Beginsel en belang bij C.L. van Beyma, p. 32. In: For uwz lân, wyv en bern. De patriottentijd in Friesland. Onder redactie van W. Bergsma, C. Boschma, M.G. Buist en H. Spanninga.
  9. Eerste en tweede deductie voor Mr. Coert Lambertus van Beyma, Eduard Marius van Beyma en Johannes Lambertus Huber, deducenten. Op ende tegens Mr. Johannes Casparus Bergsma en Govert Deketh, deduceerden. Aan de Ed. Mog. Heeren gecommitteerd tot het afdoen der geschillen in de vakante grietenij Franequeradeel overgegeven den 21 Oct. 1785
  10. J. van Sluis (1987) Predikanten en patriotten, p. 91. In: For uwz lân, wyv en bern. De patriottentijd in Friesland. Onder redactie van W. Bergsma, C. Boschma, M.G. Buist en H. Spanninga.
  11. Geyl, P. (1962) Geschiedenis van de Nederlandse Stam, deel VI, p. 1578.
  12. Y. Kuiper (1987) Friese edelen op patriotse wegen, p. 58. In: For uwz lân, wyv en bern. De patriottentijd in Friesland. Onder redactie van W. Bergsma, C. Boschma, M.G. Buist en H. Spanninga.
  13. A. Doedens (1987) Patriotten in diaspora, p. 159. In: For uwz lân, wyv en bern. De patriottentijd in Friesland. Onder redactie van W. Bergsma, C. Boschma, M.G. Buist en H. Spanninga.
  14. (Geyl 1962:1476)
  15. A. Doedens (1987) Patriotten in diaspora, p. 169-171.
  16. “Huber” op Tresoar.nl
  17. Kuiper, J. (2002) Een revolutie ontrafeld. Politiek in Friesland 1795-1798, p. 33.
  18. (Geyl 1962:1584)
  19. (Kuiper 2002:112)
  20. (Geyl 1962:1581)
  21. (Geyl 1962:1582)
  22. (Geyl 1962:1586)
  23. (Geyl 1962:1586)
  24. Eerste Nationale Vergadering 1796-1797
  25. (Geyl 1962:1587)
  26. (Kuiper 2002:175)
  27. (Geyl 1962:1617)
  28. (Geyl 1962:1579)
  29. (Kuiper 2002:196)
  30. (Kuiper 2002:334, 348)
  31. Dagverhaal der handelingen van de Nationale vergadering …, Volume 1 Door Batavian Republic. Nationale Vergadering [1]
  32. Schama, S. (1977) Patriots and Liberators. Revolution in the Netherlands 1780 – 1830, p. 289.
  33. (Kuiper 2002:201)
  34. (Geyl 1962:1638)
  35. (Geyl 1962:1639)
  36. (Geyl 1962:1660)
  37. Kuiper (2002:346)
  38. Veer, P. van ‘t (1963) Daendels, maarschalk van Holland, p. 67.
  39. Stinzen in Friesland [2]
  40. De Dekema state verkocht hij aan Regnerus Livius van Andringa de Kempenaer Van Beyma, de buurman aan de andere kant accepteerde dit niet, en er is twee jaar lang geprocedeerd. Beyma won. [3]
  41. Ringia State te Blessum
  42. Levensbericht

Loading

Eén reactie op “Johannes Lambertus Huber, politicus

  1. Dit artikel werd opgeheven op de Nederlandse Wikipedia. Toevoeging: Opnieuw denkt Paul Brussel dat dit het ergste soort informatie is wat door mij gepubliceerd is. Is het omdat Huber pro-Frans was? Op de nationalistische Wikipedia worden zulke mensen niet gewaardeerd; het zijn een soort landverraders, waar geen aandacht aan hoeft te worden besteed. Alles is door hem aangegrepen om de informatie over deze man zo summier mogelijk te houden. Het kan best zijn dat er iets staat dat net iets anders ligt, maar de informatie is niet verzonnen; ik heb mijn bronnen steeds aangegeven. Volgens Brussel zijn titels, medailles en geslachtskunde het belangrijkste; enkel zijn nageslacht is vermeldenswaard omdat ze ooit tot burgemeester zijn benoemd. Hij heeft kans gezien zijn visie door te drukken, omdat zich verder niemand voor dit onderwerp interesseert. Dat is geschiedvervalsing! (Dat een man zoveel invloed heeft, lijkt op wat er in Rusland in 1917 gebeurde. De tegenstanders moeten worden opgesloten en de geschiedenis moet worden aangepast.) Volgens mij is er meer over deze man te vertellen. Dat is het verschil tussen Wikipedia en mij.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *