Muiterij op de “Nijenburg”

De Nijenburg was een Nederlands koopvaardijschip, gebouwd in 1757 voor de VOC kamer te Hoorn[1] en was vernoemd naar de buitenplaats Nijenburg tussen Alkmaar en Heiloo. Na een muiterij op de Atlantische Oceaan ging een aantal muiters in Portugees Brazilië van boord; zij zijn gevangen genomen en via Lissabon naar Texel opgestuurd. De overigen kwamen via Cayenne uiteindelijk in Paramaribo aan. De muiterij en de berechting was een sensatie die aanleiding gaf tot een aantal verslagen, o.a. [2] in de Nederlandsche Jaerboeken, en een gevelsteen.[3]

 

Het pand Nijenburg in de Nieuwe Leliestraat, ooit in eigendom van de schipper Jacob Ketel
Inhoud

Voorgeschiedenis

Op 10 april 1759 verliet het schip Texel voor haar eerste reis en kwam een half jaar later in Batavia aan; vervolgens voer het naar de Kust van Coromandel. Batavia werd verlaten op 2 november 1761, aankomst Hoorn [?] 26 juni 1762.

Op 8 mei 1763 vertrok de driemaster voor haar tweede reis naar de Oost vanaf Texel. De bemanning – deels geronseld – bestond uit 236 koppen. De meesten waren Duitsers, sommige gedeserteerd uit het Pruisische of Hannoveriaanse leger, maar er waren ook Fransen, Denen, Italianen, en Zwitsers aan boord.[4] Veel van deze matrozen waren amper 16 jaar oud, hadden geen enkele ervaring op zee en voelden zich al snel bedrogen, want hen was voorgehouden dat ze een functie zouden krijgen in het Staatse leger.[5] Al na een of twee weken veranderde de stemming onder de bemanning.  

De zwavelbende

Toen ze midden in de nacht van 14 juni de Kaapverdische eilanden waren gepasseerd,  werd duidelijk dat de watervaten waren aangeboord. De kapitein liet wachten uitzetten.  ‘s Avonds kwam het volk aan dek; de opperstuurman Epke Elders maakte de kapitein Jacob Ketel, een jichtlijder, die met een zeer been op bed lag toen het oproer uitbrak, wakker. Enkele Duitse  en Franse oproerkraaiers (zeven man), met messen wapend, bemachtigden een bijl en een geweer. Op zoek naar de officieren raakten de onderstuurman, de chirurgijn, de bootsman en zijn maat, de konstabel, de schiemansmaat, en de zoon van de kapitein dodelijk gewond. De ziekentrooster had een steek en zijn buik, een koopman en zijn vrouw werden in “hun bloote hemd” de kajuit uitgejaagd. De hofmeester verstopte zich op het secreet. De schipper en Elders wisten zich schuil te houden op de bezaan aan de buitenkant van het schip. Eén verborg zich in het hoenderhok,  anderen in het want, in de jol of achter de gereedschapskist. Allen zijn opgesloten in de kajuit, met een spreekverbod en drie gewapende wachten voor de gehavende kajuit. O.a. de kapitein en zijn zoon werden van hun horloge en zilveren schoengespen beroofd. Er vielen in totaal zestien gewonden, waaronder ook twee muiters.[6] 

File:Fortaleza, Brazil, Along of the Sea, Cumbuco Beach - panoramio.jpg

De muiterij was gericht tegen de kwartiermeester, verantwoordelijk voor de ronddeling van warm eten en ordehandhaving tijdens het schaften, de bootsman- en de botteliersmaat. Blijkbaar hadden de muiters niet de steun van de kok en de bottelier; er moest steeds onderhandeld worden met de officieren. 

De volgende dag zijn twee bataljons gevormd, onder leiding van respectievelijk Wolmar uit Berlijn en Croos uit Kassel, die de officieren moesten bewaken. Slechts twaalf matrozen kozen partij voor de muiters; zes man gedroeg zich uiterst baldadig. De muiters dwongen de officieren een kaart te voorschijn te halen en koers te zetten naar Bahia. De bottelier en de kapitein werden dagelijks op de hoogte gesteld wat de rebellen wensten te eten. Op 18 of 21 juni braken er aantal stengen. De volgende dag is de oppertimmerman over boord geworpen en van zijn jenever beroofd; de volgorde is onduidelijk. Het aantal wachten werd verdubbeld.

In het schip werden in twee kisten met elf zakken met 10.600 dukaten en tien staven goud vervoerd; waarde volgens de Jaerboeken 120.476 gulden. Het geld is op zondag 26 juni onder de muiters werd verdeeld. Opvallend is dat zij n.b. betaalden voor de wijn. Op zaterdag 2 juli werd de staven goud in stukken geslagen en dwongen ze de officieren de inhoud van hun kisten te verkopen. De volgende dagen hebben de muiters kleren en de rijnwijn uitgedeeld, bestemd voor de Raad van Indië, worsten en muziek gemaakt. Regelmatig liep de zaak uit de hand als ze onderling ruzie kregen.

Terug zeilen bleek niet haalbaar – het was windstil – en op 10 juli dreigden de muiters de schipper Jacob Keetel, afkomstig uit Husum,[4] de opperstuurman en de ziekentrooster overboord te gooien, omdat de Braziliaanse kust naar hun mening niet snel genoeg inzicht kwam. Ze gaven hem drie weken tijd. Een drietal probeerde een tegenrevolutie te ontketenen? Een matroos kreeg pardon toen er plotseling een walvis langs kwam en men besloot de jongen uit genade niet over boord te gooien? Of wist hij zich aan een touw vast te klampen? Op 18 juli passeerden ze de evenaar en ontmoetten (opnieuw) de Oranje-Zaal, een Nederlands schip; kapitein Ketel werd gedwongen niets te zeggen dat de muiters niet beviel anders zouden het schip laten ontploffen. Op 26 juli begon het te waaien en maakte het schip vorderingen. Op 1 augustus dreigden de belhamels de kapitein en de opperstuurman 100 stokslagen te geven over een kanon. Het is duidelijk dat ze niet zeker waren van de afloop; ‘s avonds gingen de muiters in gebed.

Eubalaena glacialis with calf.jpg
Een noordkaper met jong

Het schip raakte op 2 augustus 1763 vast in het zand  (Cape São Roque ) voor de kust, van vreugde werd het kanon afgeschoten; 64 man, waaronder de opperstuurman en de ziekentrooster, die werden gedwongen, vertrokken, zonder proviand, in de enige roeiboot. Slechts drie of vier man konden roeien. Vervolgens liepen ze langs het strand naar Natal en Recife, een afstand van 350 km.

Lighthouse of Cabo de Sao Roque, Natal, Rio Grande do Norte

De muiters deden zich voor als officieren en kooplieden. Ze hadden zich voorgenomen zich in het voormalig Nederlands-Brazilië, te vestigen, maar vielen weldra op omdat ze allemaal goud en dukaten in hun bezit hadden, en daarvoor hoeden, een koe, paarden, een trompet, een tolk, drank, eten en vrouwen organiseerden. Een aantal maakte zelfs plannen om hun nieuwe aanwinst te trouwen; anderen zagen een mogelijkheid om naar Lissabon te komen. Drie jongens wisten te ontsnappen. Begin september werd een deel van de muiters opgesloten omdat de plaatselijke arts, Joseph de Mol, die  hen had behandeld tegen wormen, Nederlands verstond, het gerecht op de hoogte stelde. Ze werden gevisiteerd en 27.000 gulden zijn in beslag genomen. Wolnar, een van de leiders, hing zich op aan zijn zakdoek. Na vier weken werden de anderen verhoord; 62 man werden op verschillende tijdstippen opgestuurd naar Lissabon en daar gevangen gezet, totdat het Zeepaert, een Nederlands oorlogsschip de haven aandeed. Sommige muiters beschikten nog steeds over  geld en konden zich in de gevangenis van wijn en nieuwe kleren voorzien.

Op 10 februari arriveerde het schip op Texel met de geboeide gevangenen. Bij aankomst in Den Helder heeft de krijgsraad onder leiding van Cornelis Schrijver in de maanden maart/april 17 man veroordeeld: drie zijn geradbraakt, tien opgehangen bij Huisduinen – de oudste was 23, de jongste 18 – één liet men onder de galg staan en vervolgens geselen; twee zijn gekielhaald, gebrandmerkt en het land uitgewezen, 21 man waaronder negen matrozen, de stuurlieden, en een bootsman werden vrijgesproken, maar kregen hun loon slechts tot 2 augustus 1763 uitbetaald.

Pictures on request Muiterij op de Nijenburg
Executie van de muiters van de Nijenburg bij Huisduinen, 1764, anoniem, 1764
Het overige deel van de bemanning dat aan boord was gebleven en bang was om gevangen te worden genomen, dreigde na vijf dagen  de konstabel over hoop te schieten. De muiters werd door de kapitein “met mooie woorden” naar het Franse Cayenne gebracht. Op 30 augustus kwam het schip voor de kust. Op 6 september 1763 gingen 60 man van boord, waar ondertussen ook de tweede jol was aangekomen. De acht muiters zijn gevangengenomen, nadat de commandant van het eiland lucht kreeg van de ongewone gang van zaken. De schipper eiste te vergeefs zijn bemanning terug. Op 7 oktober schreef hij mogelijk een verslag, maar op 13 november 1763 stierf Jacob Ketel.
 
De bewindhebbers van de VOC startten via Mattheus Lestevenon in Parijs en Reinier van Haeften in Portugal een procedure om de muiters van Cayenne naar Suriname en van Pernambuco via Lissabon naar Holland te vervoeren; hetgeen in maart 1764 was geregeld.[Recuëil van alle de placaten, ordonnantien, resolutien, instructien, lysten …]
 
Cornelis Schrijver in 1736 door Jan Maurits Quinkhard
 

Aangevuld met nieuwe bemanning (144 man) kwam het schip op 3 augustus 1764 aan te Paramaribo, een afstand van slechts 350 km. Tijdens het proces dat volgde, werden zeven man geëxecuteerd: de leider is onthoofd, zes man zijn aan de fokkenra opgehangen.[7] Met een nieuw benoemde kapitein zet het schip zijn reis voort naar Batavia.

Bronnen

  • Bruin, G. de en A.J.J. van der Wal (1980) ‘Allons Duytsche broeders’: de muiterijen op de ‘Nijenburg’ in 1763. In: J.R. de Bruijn & E.S. van Eyck van Heslinga. Muiterij. Oproer en berechting op schepen van de VOC. De Boer Maritem, Haarlem.
  • Mollema, J.C. (1933) Een muiterij in de achttiende eeuw. H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V. Haarlem.
  • Echt relaas van de muiterij op het Oostindisch Compagnieschip Nijenburg (1764), opnieuw uitgegeven en van commentaar voorzien door Nienke de Jonge, Leonoor Kuijk en Liesbeth Oskamp (Stichting Terra Incognita, Amsterdam 1992)

Externe links

Bronnen, noten en/of referenties

  1. De VOCsite: gegevens VOC-schip Nijenburg 1757
  2. De muiterij op de Nijenburg
  3. gevelsteen Nijenborg
  4. http://vocopvarenden.nationaalarchief.nl/list.aspx
  5. VOC – Migratie – 3
  6. Vaderlandsche Historie, deel XXIII, p. 302-307.
  7. J.J. Hartsinck Beschrijving van Guiana, of de Wilde Kust in Zuid-America (1770), p. 865.

Loading

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *