Hans Tigchelaar diende in 1811 en 1812 in de Grande Armée, het leger van Napoleon, en nam deel aan de veldtocht naar Rusland. Na een tocht van ruim 2.000 kilometer raakte hij vermist of kwam om. Hij lijkt Vilnius en Minsk, de huidige hoofdsteden van Litouwen en Wit-Rusland, te zijn gepasseerd, maar het is vrijwel uitgesloten dat hij Moskou bereikte. Binnen enkele maanden werd de Grande Armée gehalveerd.
Napoleons inval in Rusland, bedoeld om het land te dwingen zich aan te sluiten bij het Continentaal Stelsel, verliep anders dan gepland en kende veel onverwachte wendingen. Het 33e Regiment Lichte Infanterie (RLI) kreeg al na twee weken te maken met grote aantallen deserteurs en achterblijvers. Door extreme hitte, gevolgd door hevige regenval, gingen honderden manschappen verloren: door ziekte, uitputting of doordat ze verdwaalden in de uitgestrekte moerassen. De eenheid verkeerde in een dramatische toestand — zonder dat daar een gevecht met de Russen aan te pas was gekomen.
Om orde op zaken te stellen werden onderdelen van het regiment eropuit gestuurd om de bijna duizend achtergebleven soldaten op te sporen. Honderden werden teruggebracht; sommigen werden nog dezelfde avond voor de krijgsraad gebracht en geëxecuteerd. Het 33e RLI werd vervolgens niet ingezet bij de grote slagen bij Smolensk en Borodino, maar fungeerde voornamelijk als bevoorradingseenheid. Pas tijdens de terugtocht werd het restant in actie gebracht — en bij Krasnoi vrijwel volledig vernietigd door Russische cavalerie.1 De eerste winterkou had zich al ingezet. Een plotselinge sneeuwstorm en temperaturen tot -20 graden Celsius troffen de slecht geklede troepen. Er was nauwelijks nog voedsel of drinken, alleen paardenvlees — of bloed. Honger, kou en uitputting deden de rest.

Er zijn meer dan 100.000 boeken over Napoleon verschenen. Geen mens kan dat allemaal lezen. De overvloed aan informatie is overweldigend, en bronnen spreken elkaar regelmatig tegen of vullen elkaar juist aan. Door me te richten op de veldtocht naar Rusland en het 33e Regiment Lichte Infanterie leek de materie behapbaarder, maar het bleek nog steeds geen eenvoudige opgave om orde te scheppen in de veelheid aan details. In sommige gevallen heb ik een keuze moeten maken of onduidelijkheden weggelaten.
Ik pretendeer hier geen gedetailleerde militaire geschiedenis te schrijven, maar veeleer een sociale geschiedenis. Ik wil een indruk geven van wat de soldaten van het 33e RLI hebben moeten doorstaan tijdens hun indrukwekkende voettocht door Rusland. Tegelijkertijd probeer ik te achterhalen wat er precies is gebeurd bij Smolensk en Krasnoi. Volgens Leo Tolstoy, de auteur van de beroemde roman Oorlog en Vrede, was de slag bij Krasnoi voor de Russen zelfs belangrijker dan die aan de Berezina.2 Mijn bevindingen zijn verder uitgewerkt onder de kopjes: de Battle of Krasnoi en French Invasion of Russia.
Inhoud
- 1. Hans Tigchelaar
- 2. Voorgeschiedenis
- 2.1 Infanterie
- 2.2 De mars door Polen/West-Pruisen
- 2.3 Intermezzo
- 2.4 De tocht in Rusland
- 2.5 Moskou
- 3. Literatuur
- 4. Externe links
- 5. Noten
Hans Tigchelaar
Hans Tigchelaar werd op 4 november 1788 geboren in Kimswerd, en niet in Bolsward zoals vermeld staat bij zijn inschrijving onder het stamboeknummer.3 Zijn ouders waren in augustus 1781 getrouwd en lieten in juni 1783 een dochter dopen. Evert, de oudste zoon, werd geboren in februari 1786, maar werd samen met Hans gedoopt op 30 november 1788, zoals blijkt uit de doopregisters (DTB); mogelijk werd gewacht tot na het herstel van de rust na het roerige jaar 1787. De familie, die van het boerenbedrijf leefde, raakte vanaf 1795 — het jaar van de stichting van de Bataafse Republiek — geleidelijk in armoede. Afhankelijk geworden van kerkelijke ondersteuning verhuisden zij in de loop van tien jaar driemaal binnen het dorp.
Toen Nederland in juli 1810 werd ingelijfd bij het Franse keizerrijk, is op 18 oktober 1810 per decreet de dienstplicht of conscriptie ingevoerd. In eerste instantie zijn in de Hollandse départementen van het Franse keizerrijk 3.000 conscrits opgeroepen en 600 in Brabant en Zeeland. Eenderde deel was bestemd voor de marine.4 Eind december werd een landdrost aangesteld. Hans Tigchelaar werd in januari 1811 door de gemeente Arum op een alfabetische lijst geplaatst.
Hans viel onder de eerste van zes lichtingen volgens het decreet van 3 februari 1811, waarin niet de 20-jarigen, maar juist de 23-jarigen als eersten werden opgeroepen — “hetgeen grote verslagenheid onder de bevolking veroorzaakte”. Degenen met een strafblad, maar ook stommen, doven en lijders aan vallende ziekte, met huidziekten of liesbreuken werden niet opgeroepen.5 Zijn oudere broer werd vrijgesteld als kostwinner.
Wie een nummer van 50 of lager trok uit de trommel, werd verplicht om toe te treden tot de Grande Armée en vijf jaar dienst te doen.6 Hans, toen arbeider in Pingjum, was met zijn 1,73 m bovengemiddeld lang. Hij had blauwe ogen, kastanjebruin haar, en kenmerken van de pokken. Hans had pech en werd ingelijfd. Op 25 februari werden de lijsten opgemaakt. “Spoedig daarop werden de lotelingen opgeroepen om voor de Raad van Rekrutering te verschijnen. De raad keurde de jongemannen, accordeerde remplaçanten en verleende in bijzondere gevallen uitstel of vrijstelling.”7
Voorgeschiedenis
Op 15 maart 1811 kreeg maarschalk Davout — een neef van Napoleon, die in Hamburg de sluikhandel moest tegengaan — opdracht zich in het geheim voor te bereiden op een veldtocht naar Rusland. Vanaf 1 april moest hij zijn troepen naar Maagdenburg laten oprukken. Zijn korps zou bestaan uit vijf infanteriedivisies, drie lichte cavaleriebrigades, een reserve-cavaleriedivisie en 180 kanonnen. Alles bij elkaar zou het gaan om een strijdmacht van 70 à 80.000 man, die Napoleon voortdurend beschikbaar wilde hebben om de voorhoede te vormen.“8 “Geef elk bataljon twee kapiteins, twee luitenants en twee tweede-luitenants. Verdeel ze zodanig dat elke compagnie een Franse officier heeft. Zij zullen dus de hele maand mei de tijd hebben om te trainen en blijven daarna voorlopig in Maagdenburg.” Davout stelde nog diverse wijzigingen voor, maar Napoleon ging daar niet op in.9
Op 11 april 1811 moesten de Friese lotelingen zich melden bij de Raad van Rekrutering op het Toernooiveld te Leeuwarden, niet ver van de Prinsentuin. Volgens de Courier van Amsterdam van 8 februari 1811 ging het om 291 man. De conscrits kwamen uit 19 Friese kantons — gemiddeld zo’n 15 man per kanton, of hooguit negen per grietenij. Op 14 april is Hans Tigchelaar ingedeeld bij de 2e compagnie van het 5e (hulp)bataljon, ook wel opleidings- of depotbataljon genoemd, van het 33e RLI. Op 19 april schreef Napoleon aan Davout: “Geef dit regiment veel aandacht, en geef een brigadegeneraal de opdracht het goed in de gaten te houden. Geef dit regiment zonder uitstel alles wat het nodig heeft.”10
Op 1 mei 1811 schreef de keizer vanuit Saint-Cloud aan generaal Clarke, minister van Oorlog: “Monsieur le duc de Feltre, gelast dat het 4de bataljon van het 33ste RLI wordt aangevuld met wat beschikbaar is in het 5de bataljon. Het 5e bataljon zou honderd man opsturen uit Groningen, waaruit de eerste drie bataljons zou kunnen recruteren. De 200 conscrits zouden opgenomen worden in het 4e bataljon.11 Dat zou kunnen verklaren waarom Hans Tigchelaar al vrij snel werd overgeplaatst van het 5e naar het 4e bataljon, dat onder bevel stond van kapitein Patin.
Op of rond 10 mei bevonden de meeste conscrits uit Noord-Nederland zich in Groningen, waar alle lotelingen uit de noordelijke departementen bijeenkwamen. 12 Daar ontvingen zij hun soldatenuitrusting: een stropdas (mogelijk alleen voor het kader?), een hemd, schoenen, sokken, slobkousen, een musket met bajonet en zestig patronen. Hans werd ingedeeld bij het Ie legerkorps onder maarschalk Nicolas Davout, in de vierde divisie onder generaal Dessaix, brigade-generaal Barbanègre, en het 33e RLI onder kolonel Henry Jean-Baptiste Marguerye. Daar leerde hij Franse bevelen en werd hij opgeleid tot chasseur (jager), aanvankelijk bij de 2e compagnie van het 5e bataljon.
Dat 5e bataljon fungeerde als opleidings- of reservebataljon, bestemd voor jonge recruten die nog niet voldoende waren getraind of nog niet klaar waren voor inzet aan het front.13 De bedoeling was dat deze manschappen na hun vorming zouden worden overgeplaatst naar een van de vier veldbataljons van het 33e Regiment Lichte Infanterie. Het regiment werd op oorlogssterkte gebracht met vier gevechtsbataljons: de eerste drie bestonden uit twee elitecompagnieën (bewapende cavaleriesoldaten en scherpschutters) en vier compagnieën jagers; het vierde uit vijf compagnieën jagers (niet zes). Daarnaast was er een vijfde (hulp)bataljon.14

Op 11 mei 1811 werd de Franse generaal Pierre Devaux benoemd tot commandant van het Département Frise. Ruim twee weken later, op 28 mei, verscheen in de Leeuwarder Courant een artikel van zijn hand over de houding van de Friese bevolking bij de opkomst van de lichting 1808. Volgens Devaux gedroegen de mannen zich gehoorzaam en gedwee.15
‘’Hoezeer hebben wij ons niet geluk te wensen met onze werkzaamheden van de land- en zeemacht en met de goede orde, de openlijke rust, die niet gestoord is geweest daar wij niet anders dan goedwillende huisvaders, echtgenoten en jongelingen vonden, die hunne vrouwen, kinderen en ouders zonder enige klachten bij het smartelijk afscheid met een voorbeeldswaardige en heldenmoedige gerustheid en zelfverloochening verlieten. Deze brave ingeschrevenen zijn vrolijk op mars gegaan naar hunne bestemming en zullen eens hun departement eer aandoen. Zij zullen onder de dappere en zegevierende krijgslieden geteld worden van de grootste der monarchen, die dit gedrag zijner onderdanen erkennen en belonen zal’’xl
Onder hen bevond zich ook een plaatsvervanger: „Wybe Ytsens de Jong, schuitevoerder, geboren te Makkum wonende te Pingjum, is plaatsvervanger voor Sytse Martens Dijkstra (lichting 1808, mairie Burum); dient in het 33e regiment lichte infanterie (jagers), waaruit hij op 16.6.1811 deserteert; opmerkingen: wordt veroordeeld tot 14 jaar werkstraf met kogel aan het been.“17 18
Op 16 mei 1811 schreef de keizer vanuit Rambouillet aan maarschalk Davout, commandant in Hamburg: “Mijn neef, ik vrees dat u niet voldoende zorg draagt voor het 33e regiment lichte infanterie. Ik ben er zeker van dat een groot aantal vrouwen dit regiment volgen. Laat me weten wat dat is. Alleen het in de verordening voorgeschreven aantal vrouwen mag worden gehandhaafd en de rest moet worden ontslagen. Dit regiment heeft uw volledige aandacht nodig“.19 Het was formeel toegestaan dat zich zes vrouwen per bataljon bij het regiment aansloten. In de praktijk ging het om een veel groter aantal; vooral de wasvrouwen — elk bataljon had er twee — namen vaak ook hun kinderen mee. Intussen liet Davout weten dat elke soldaat dagelijks een brood van 850 gram kreeg, kon kiezen tussen 62 gram rijst of 125 gram groenten, en daarnaast recht had op 312,5 gram vlees, een fles wijn of bier en twee glazen brandewijn. Hij verzekerde dat er drie keer per week vers vlees op het menu stond; onderweg zou men zich daarvan voorzien. Ieder regiment beschikte daarvoor over een eigen kudde hoornvee, genoeg voor twintig dagen.
Op zondagmiddag 30 juni vond in Parijs, in stromende regen, een vaandeluitreiking plaats die werd bijgewoond door een deputatie van vijftien man van het 33e regiment, onder leiding van Abraham Schuurman. De Moniteur Universel meldde: “… Er waren meer dan 30.000 man bij deze parade; hij duurde ondanks de hevige regen van 2 tot 8 uur.” Op 3 juli schreef Napoleon: “Geef hun elk een gratificatie van een maand soldij.” Ze ontvingen een bronzen adelaar van bijna twee kilo op een staf, het symbool van de keizerlijke eer, die niet werd meegenomen op de veldtocht, maar achterbleef in het depot, dat inmiddels van Groningen naar Givet (in de Franse Ardennen) was verplaatst.20 21

Volgens een Duitse website zou het regiment zijn adelaar pas ontvangen hebben nadat het zich in de strijd had bewezen — dus pas op de terugtocht in Hamburg in 1813. Dat lijkt te stroken met een bevel van Napoleon van 24 maart 1812, waarin hij antwoordde op de vraag: “Moeten de regimenten lichte infanterie hun adelaars, die zich krachtens een speciale bepaling van de keizer in hun depot bevinden, teruggeven?” Zijn antwoord luidde: “Aangezien de adelaars van deze regimenten zich in het depot bevinden, moeten de regimenten ze daar achterlaten.”[99. A. Chuquet Ordres et apostilles de Napoléon, 1799-1815″, Parijs, 1911, t.3, brief 5028] Op 19 mei 1812 ontving Davout voor het regiment een nieuwe vlag van het model 1812, zonder strijdinscriptie. Deze werd eveneens naar het nieuwe depot in Givet gestuurd. De adelaar en de vlag stonden uiteindelijk pas aan het hoofd van het regiment toen het in juni 1813 naar Hamburg terugkeerde. De bataljons hadden tot die tijd waarschijnlijk alleen eenvoudige wimpels.22
Op de website AlleFriezen.nl worden verschillende dienstplichtigen genoemd uit het 33e regiment die tijdens hun opleiding of opmars zijn weggelopen. Willem de Vries deserteerde op 27 mei en werd op 1 juli ter dood veroordeeld. De 41-jarige Arend Epping liep op 22 juli weg en kreeg op 4 september eveneens de doodstraf opgelegd.
Op 25 juli kreeg het 4e bataljon het bevel zich bij het 33e regiment lichte infanterie aan te sluiten. De soldaten vertrokken diezelfde dag uit Emden en legden in zestien dagen een afstand van circa 455 kilometer af via Westerstede, Oldenburg, Bremen, Hannover en Braunschweig. Op 9 augustus bereikten zij Maagdenburg, waar ze met zes tot acht man tegelijk werden ingekwartierd bij particulieren. 23 In Maagdenburg voegden zij zich bij de andere drie veldbataljons, met als doel elk bataljon op sterkte te brengen tot 800 man. Op 28 augustus vond er een grote revue plaats. Van de 2.176 aanwezige manschappen van het 33e RLI lagen er op dat moment 358 in het ziekenhuis. 24 Vooral het 4e bataljon, onder bevel van Louis Patin, was zwaar getroffen: een derde van de mannen lag ziek. In plaats van de beoogde 800 man per bataljon, had kolonel Marguerye op dat moment nauwelijks 600 man per eenheid beschikbaar, al lijkt dit tekort kort daarna te zijn aangevuld.
Op 31 juli 1811 schreef de keizer aan generaal Clarke, zijn minister van Oorlog: “Monsieur le duc de Feltre, de 6e compagnie van het 6e bataljon van (...) het 33e (...) moest op 17 juli zijn vertrokken van het eiland Walcheren, en daarna de overige vijftien compagnieën die behoren tot het corps de l’Elbe, aangevuld met weerspannige conscrits. Zijn deze compagnieën inderdaad vertrokken op 17, 20 en 28 juli? Laat mij weten wat daarvan de stand van zaken is.”25
Ook op 11 augustus schreef Napoleon nogmaals aan Davout, vanuit Rambouille: “Mijn neef, het 33e regiment lichte infanterie mag niet worden meegeteld in het aantal regimenten dat u moet rekruteren met weerspannige dienstplichtigen. De dienstplicht die in Holland zal opkomen, zal genoeg opleveren om dit regiment te completeren“.26
Op 11 augustus 1811 kwam het bevel om 3.600 man van de lichting 1809 op te roepen; half oktober is een deel naar Stettin gezonden? In oktober verbleef Napoleon in Holland en bracht een bezoek aan o.a. Vlissingen, Amsterdam en Den Helder. Op 20 december 1811 kwam het bevel lichting 1810 op te roepen. De recrutering had in februari 1812 plaats. Zij vertrokken half maart via Berlijn richting Polen; 112 man afkomstig uit het departement Holland waren bestemd voor het 33e regiment.27
Hans Tigchelaar had een stiefbroer, Jan Ates de Jong (1793–1813?), die in januari 1812 werd goedgekeurd voor militaire dienst en werd ingedeeld bij het 6e Regiment Tirailleurs onder Jean-Nicolas-Louis Carré, onderdeel van de prestigieuze keizerlijke Jeune Garde. Dat betekent dat hij bovengemiddeld lang was (tussen 169 en 173 cm) en een krachtige indruk maakte. Hij overleefde de slag bij Krasnoi, waarbij de Jonge Garde grotendeels werd vernietigd. Na de slag bij Haynau, eind mei 1813, werd hij krijgsgevangen genomen, maar na vijf dagen vrijgelaten. Hij keerde te voet naar huis terug, maar is nooit aangekomen. Het jaar daarop werd hij als vermist opgegeven.
Volgens J.A. Paasman kwamen 225 man van het 33e regiment lichte infanterie uit het département Frise. 28 Zijn schatting ligt vrijwel zeker te laag. Per jaarklasse waren er 194 Friese conscrits bestemd voor de Grande Armée en 97 man voor de marine. Volgens het bestand van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie kwamen er ongeveer 300 man uit Friesland terecht in het 33e RLI — dus ongeveer 100 man per jaarklasse. Dat betekent dat de helft van de Friese dienstplichtigen steeds werd toegewezen aan dit regiment.
Het grootste aantal conscrits voor het 33e RLI kwam uit de steden Amsterdam (687), Den Haag (216), Leiden (206), Utrecht (192), Rotterdam (146), gevolgd door Den Bosch (82), Zwolle (81), Leeuwarden (74), Deventer (65) en het Gooi (23).29
Uit Friesland kwamen onder andere: Bolsward (11), Buitenpost (7), Dokkum (8), Drachten (6), Franeker (7), Harlingen (21), Makkum (6) en Wolvega (6). 30 Dat zijn in totaal 146 mannen; de andere helft was afkomstig uit de 95 Friese dorpen, die elk gemiddeld één tot vijf dienstplichtigen leverden, meestal niet meer dan twee.
Het regiment werd in Maagdenburg opgevuld met dienstweigeraars en deserteurs uit de vesting Wesel, die gratie hadden verkregen onder de voorwaarde dat zij alsnog tot het leger toetraden. Daarnaast kwamen er conscrits uit onder meer Straatsburg. In totaal kwamen 158 man uit Friesland, 68 uit het departement Zuiderzee en 136 uit Bouches de l’Yssel.
Het totale aantal Nederlanders dat diende in de Grande Armée wordt geschat op 14.000 à 15.000 man, verdeeld over zes infanterie- en drie cavalerieregimenten. 31 Sommige schattingen reiken hoger: Mark Edward Hay, Oosterbeek en d’Auzon de Boisminart komen uit op ongeveer 20.000 man. 32 D’Alphonse noemde in zijn Aperçu het getal van 17.300: bestaande uit 9.000 conscrits (3 x 3.000), 4.500 extra-levées, 2.000 vrijwilligers en 1.700 wezen. Maar de extra-levées uit de jaarklassen 1808, 1809 en 1810 waren in feite bestemd voor de marine en niet voor het leger. 33
Zelf ga ik uit van circa 17.000 Nederlanders in Franse krijgsdienst, mede op basis van een manuscript van Johan Jacob Schenck (1770–1847), bewaard in het Stadsarchief van Amsterdam.34 Schenck stelde zijn verslag in het Frans samen, met gebruik van publicaties van Eugène Labaume (1815, 1816) en Philippe-Paul de Ségur (1824), die zelf deelnamen aan de veldtocht van 1812. Hij verbleef jarenlang in Engeland als secretaris van stadhouder Willem V, maar overleed in Warmond, op buitenplaats Middendorp. Zijn jongere broer, Frederik Philips Schenck (1779–1812), trad in dienst van Joachim Murat, groothertog van Berg, en sneuvelde aan de Berezina. Dat verlies zal voor Johan Jacob de aanleiding zijn geweest om te achterhalen wat er precies met zijn broer en duizenden anderen was gebeurd.
Grande Armée
De Grande Armée bestond uit elf legerkorpsen. Het 1e legerkorps, onder leiding van Davout, telde vijf divisies, elk voorzien van genie, artillerie en administratie. Elke divisie omvatte vijf regimenten, elk regiment vijf bataljons, en elk bataljon zes compagnieën: vier met fusiliers (de stoottroepen in het centrum), één met voltigeurs en één met karabiniers — de twee elite-eenheden. Een compagnie bestond uit circa 140 man, verdeeld over twee pelotons.
Het 1e legerkorps telde in theorie 82.000 man (verdeeld over 82 bataljons van elk 1.000 man), maar het werkelijke aantal lag lager: zo’n 73.000 manschappen (bij gemiddeld 840 per bataljon). Ongeveer tweederde daarvan was infanterie; de rest uit artillerie, genie en ondersteunend personeel.35 Op 15 juni 1812 waren er nog 66.345 man actief. Toen het corps Moskou verliet, telde het 28.000 man. Half november na de slag bij Krasnoi waren het nog maar 4 of 5.000 man.[Dessaix, p. 269-271]
Het 33e regiment lichte infanterie maakte deel uit van de vierde divisie, die uit twintig bataljons bestond en onder bevel stond van generaal Joseph-Marie Dessaix. Zijn drie brigadegeneraals waren Joseph Barbanègre, J.-P. Friederich(s) en F.J. Le Guay.36 Het 33e RLI stond onder leiding van de Normandische markies Henry de Marguerye (ook wel gespeld als Marguerit),37 en werd geassisteerd door H.P. Everts als adjudant-majoor. Het regiment bestond uit vier veldbataljons en een reservebataljon, onder leiding van majoor P.A. van Beresteijn,38 dat was bedoeld voor opleiding en aanvulling van verliezen.
Elk bataljon beschikte over één of twee Oostenrijkse veldkanonnen. In totaal had het regiment zes stukken geschut, een ziekenwagen, zes munitiekarren (caissons), vier wagens voor patroonmagazijnen, vier voor levensmiddelen, één als smidse en één voor administratieve doeleinden. Verder waren er een chirurgijn met negen assistenten, circa acht muzikanten en vier meesterwerklieden. Het regiment beschikte over 36 rij- en 104 trekpaarden, die vermoedelijk in Maagdenburg waren aangeschaft. Sommige soldaten kregen een sikkel of zeis mee om onderweg te maaien.
Elke infanterist droeg ongeveer 28 kilo aan bewapening en bepakking met zich mee, waaronder een noodvoorraad meel (2,5 kg), brood en beschuit (1,5 kg), en in de ransel twee hemden, twee paar schoenen met reservezolen en spijkers, een broek, een paar halve slobkousen, borstels en poetsgerei, wondpluksel en een zwachtel.

Het is nog onduidelijk hoeveel Nederlandse officieren er waren: 91, 108, 112 of 132. Op 15 juni 1812 had het 33e RLI had moeten bestaan uit 4.252 mannen, verdeeld over vijf bataljons. In werkelijkheid waren het slechts vier veldbataljons.39 Vier bataljons van het 33e RLI telden officieel 91 officieren, en 3310 soldaten. De database van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie telt 4624 manschappen van Nederlandse afkomst bij het 33e RLI, waaronder 112 officieren en onderofficieren. Rieksen vermeldt 132 officieren en onderofficieren in september 1811.40 Het is mij onduidelijk waarin de verschillen zitten, misschien hebben ze ook andere jaren meegerekend?
Volgens d’Auzon de Boisminart had de helft van de officieren van het RLI de Franse nationaliteit (Marguerye, en de vijf chefs van de bataljons: De Jongh, Van Ommeren, Serré, Schuurman, Patin en Van Beresteijn).41 Volgens Everts hadden alle onderofficieren de Franse nationaliteit.42
„33e régiment d'infanterie légère colonel Henry-Jean-Baptiste Marguerye (blessé à Krasnoï) --- 1er bataillon chef de bataillon de Jongh (blessé à Krasnoï) (ex-1er bataillon du 1er légère hollandais) [volgens Jordens was dat Van Ommeren] --- 2e bataillon chef de bataillon Serré (tué à Krasnoï) (ex-2e bataillon du 1er légère hollandais) --- 3e bataillon chef de bataillon Schuurman (blessé à Krasnoï) (ex-3e bataillon du 1er légère hollandais) --- 4e bataillon chef de bataillon Patin (ex-1er bataillon du 6e de ligne hollandais) --- artillerie régimentaire lieutenant Bartels (blessé à Krasnoï), 4 canons autrichiens de 3-livres major Van Berestein, à Givet dans le 2e division militaire --- dépot du régiment, quartier-maître trésorier Langlois --- 5e bataillon (4 compagnies de fusiliers, conscrits)[onder Van Beresteijn].43
Infanterie
Het 33e Regiment Lichte Infanterie (RLI) is niet hetzelfde als het Poolse 33e régiment d’infanterie de ligne, waarvan ik overigens wel meerdere foto’s heb gebruikt. Tussen beide regimenten wordt onderscheid gemaakt. De lichte infanterie vormde een zelfstandig opererende eenheid binnen de strijdmacht. Hoewel zij zich te voet verplaatsten, moest een lichte infanterist — vaak aangeduid als jager of chasseur — in staat zijn zich snel en flexibel te bewegen. De jagers zwierven uit vóór of naast de reguliere linieregimenten.44 Ze waren getraind om zich met een tempo van 85 passen per minuut voort te bewegen.45
De jagers werden ingezet op de gevaarlijkste posities — vooraan of op de flanken van het leger — en opereerden meestal in losse formaties.46 Hun uitrusting was daarom lichter dan die van een gewone infanterist. Het merendeel van de infanterie bestond uit linieregimenten. Deze troepen stelden zich op in meerdere, achter elkaar gelegen linies, waarbij elke linie om beurten salvo’s afvuurde.47
De opleiding van Franse infanteristen was in de praktijk uiterst beperkt. Nieuwe rekruten kregen hoogstens twee of drie weken instructie in het depot. Volgens Chandler vuurde een soldaat gemiddeld slechts twee keer per jaar met scherp; de nadruk lag op de aanval met de bajonet.48 49
Begin van de veldtocht en problemen met desertie
Op 20 oktober, om vijf uur ‘s ochtends, vertrok het 33e regiment uit Maagdenburg. Na tien dagen marcheren bereikte het Stettin. Er werd na elk uur een rookpauze van vijf minuten ingelast. Tussen Bremen en Braunschweig waren circa tachtig man gedeserteerd, die volgens bronnen verantwoordelijk worden geacht voor plunderingen in de omgeving van Burg bij Maagdenburg.50
Een aantal deserteurs is met naam en straf bekend: Henry Felius deserteerde op 25 oktober; Jean Wagenaar werd op 27 oktober veroordeeld tot twaalf jaar dwangarbeid met een blok aan het been. Tussen augustus en november 1811 deserteerden in totaal 231 man, zowel Duitsers als Hollanders.51
Napoleon verbleef in die periode op paleis Het Loo en bracht een bezoek aan Hattem. Op 28 en 29 oktober was hij met maarschalk Oudinot in Zwolle om troepen te inspecteren.52
Eenmaal terug besloot Napoleon een krijgsraad bijeen te roepen om de aanstichters van de plunderingen te laten veroordelen.53
Op 23 november 1811, "Men legt men aan Zijne Majesteit rekenschap af van de excessen begaan door het 33e Regiment Lichte Infanterie, dat zich tijdens zijn doortocht door Burg schuldig heeft gemaakt aan diefstal en plundering, en vraagt men Zijne Majesteit de door de Prins van Eckmühl genomen maatregel goed te keuren om de schuldigen die het meest schuldig zullen zijn voor een militaire commissie te brengen"; "Goedgekeurd", antwoordt de Keizer.54
Ook in Stettin werden de soldaten ondergebracht bij burgers. Daar kwam het 33e RLI onder het bevel van Dessaix en Barbanègre te staan. Er werd geoefend en zijn kaderscholen in het leven geroepen voor het opleiden van onder-officieren. Er was nog steeds een tekort aan (Franse) officieren en manschappen. Vanuit deze Poolse stad schreef Hans Tigchelaar naar verluidt zijn laatste brief, gedateerd 6 december 1811. Op 15 december werden de soldaten in hun winterkwartier ondergebracht, een deel in het tien km verderop gelegen Damm. Napoleon vroeg zich af of alle conscrits waren aangekomen. Inmiddels waren ca 70 soldaten overleden waarvan sommige aan dysenterie.55 Op 24 december begon het te vriezen.

Eind 1811 was het 33e Regiment Lichte Infanterie nog gekleed in een mengvorm van Franse en Nederlandse tenues. Kort voor het vertrek naar Rusland kreeg het regiment een volledige Franse uitrusting. Een officier uit Mecklenburg merkte in april 1812 op dat bij de doortocht door de stad Poznań de oudere soldaten van het 33e nog hun groene uniformen met gele accenten droegen, terwijl de nieuwe rekruten waren gekleed in het blauw-rood-witte tenue van de Franse chasseurs. In het voorjaar werden in het depot te Givet grijze lakense broeken verstrekt. De compagnies die vanuit dit depot naar Polen marcheerden, voegden zich bij het regiment, uniform gekleed in de tenue van de Lichte Infanterie: blauw met puntige revers en witte biezen.
Begin januari 1812 telde het 33e RLI vier bataljons. Twee bataljons zouden voor de voorhoede zijn bedoeld en twee voor de achterhoede van het 1e legerkorps. Eind januari werd Zweeds-Pommeren bezet. Op 15 februari was het hele leger in staat van paraatheid gebracht. De dag daarop schreef Napoleon vanuit Parijs aan Mathieu Dumas: “Zeshonderd man zijn niet genoeg voor het 33e, omdat de bataljons zwak en niet compleet zijn; maar 1.200 man zijn te veel. Wijs in totaal 800 man toe aan dit regiment”.56
Op 24 februari besloot Pruisen zich aan te sluiten bij de Franse coalitie; daarmee stond Napoleon niets meer in de weg. Op 29 februari gaf hij bevel om nog eens 300 à 400 man uit het depot in Givet op te zenden. Eén bataljon werd achtergelaten in Stettin om de bevoorrading te verzorgen. Ook in Dantzig werd een depot ingericht; het is aannemelijk dat ook daar manschappen zijn achtergebleven.
De mars door Polen/West-Pruisen
Op 7 maart 1812 vertrokken de vier veldbataljons van het 33e Regiment Lichte Infanterie uit Stettin, nadat nog enkele dienstweigeraars uit de vesting Wesel waren opgezonden. De mars voerde door een landschap van polders en terpen, in cultuur gebracht door Friese en Vlaamse doopsgezinden. De eenheid zette koers naar Marienburg (nu Malbork), ten zuidenoosten van Dantzig, waar drie weken werd gewerkt aan de versterking van de stadsmuren. De manschappen vonden onderdak in landelijke dorpen als Königsdorf (Królewo) en Katzenase. Hier voegde majoor H.P. Everts zich bij het regiment met twee compagnieën uit het depot.
Rond 12 mei stond het regiment voor Elbing (Elbląg). Op 17 mei ontving het een nieuwe vlag, model 1812, nog zonder inscriptie. Mogelijk werden op dat moment ook nieuwe broeken verstrekt. Volgens Berjaud telde het regiment op dat moment 64 officieren en 2.232 manschappen — aanzienlijk minder dan de beoogde 3.200 man (vier bataljons van 800). Sinds hun vertrek uit Groningen waren al 280 manschappen overleden.57 Volgens George Nafziger wist Napoleon vaak niet hoe sterk sommige regimenten werkelijk waren; hij zou over de sterkte van bepaalde legerkorpsen zelfs zijn misleid.58
Eind mei zette het regiment de mars zuidwaarts voort en stak de Weichsel over bij Pruisisch-Holland (nu Pasłęk). In Młynary werd twee weken halt gehouden. Op 5 juni sliepen de soldaten volgens majoor Everts voor het eerst onder de blote hemel. Kort daarop bereikten de veldbataljons Königsberg (Kaliningrad), en op 19 en 20 juni verbleven ze in Insterburg (Černjachovsk), waar Napoleon hen tijdens een parade persoonlijk aanschouwde. Op 23 juni bereikten ze de rivier de Niemen, die de grens vormde met het Russische keizerrijk.
Aankomst Napoleon
Op 9 mei 1812 had Napoleon zijn paleis in Saint-Cloud verlaten en begaf zich via Frankfurt naar de troepen in het oosten.59 Op 29 mei verliet hij Dresden, waar hij onderhandelde met de bondgenoten en afscheid nam van vrouw en kind. Tussen 3 en 5 juni was hij in Torùn, een vestingstad aan de Pools-Oostpruisische grens en heeft een parade van vijf regimenten van de Keizerlijke Garde afgenomen.60
Op 19 juni nam Napoleon in Insterburg (Tsjernjachovsk), 120km oostelijk van Königsberg, een parade af van een deel van het 1e legerkorps, want veel tijd had hij niet.
Ieder legerkorps was verplicht in zijn eigen onderhoud te voorzien en er werd een verordening uitgeroepen om alle runderen van de plaatselijke bevolking in beslag te nemen. Op 8 juni verklaarde een luitenant dat hij beslag had weten te leggen op 3.000 runderen en daarmee vele families in het ongeluk had gestort. Oost-Pruisen werd gestroopt door de soldaten om zich van levensmiddelen, boerewagens en paarden te voorzien.61 De soldaten kregen geen soldij om om aankopen te kunnen doen; ze werden geacht eerst hun uniform af te betalen? De lokale bevolking kreeg nauwelijks of geen schadevergoeding. De inval is enkele dagen uitgesteld om het vee en de paarden op krachten te laten komen en er voldoende hooi was geoogst voor de 170 of 180.000 paarden.
Op 22 juni verklaarde Napoleon de oorlog aan Rusland. Op 23 juni was het drukkend heet. Napoleon stak zich ‘s avonds in een Pools uniform om niet op te vallen bij het inspecteren van de rivier om een plek te zoeken voor de pontonbruggen. Hij kwam uit bij een heuvel, nu Napoleon’s Hill, 4 km ten ZO van Kaunas. Napoleon zou ook die dag van zijn paard zijn gevallen toen het schrok. ‘s Avonds regende het pijpestelen, maar het is onduidelijk of het ook onweerde zoals soms wordt beweerd.
„When Napoleon appeared at Kovno he wore the cap and uniform of a Polish officer, while "On 23 June 1812 a closed carriage drawn by 6 horses suddenly appeared in the middle of the bivouac of the 6th (Polish) Uhlan Regiment. The troopers were even more startled when it stopped and Napoleon, himself, climbed out. Spotting a major, Napoleon approached him, asking to see the regiment's commander. ... Napoleon asked the route to the Niemen River and the location of the most advanced Polish outposts. The next request was the most surprising. Napoleon requested Polish uniforms for himself and his staff. ... Napoleon did not wish to warn the Russians of the pending invasion. Napoleon and his staff quickly exchanged their uniforms with some very surprised Polish officers and headed for the border. ... Napoleon carefully examined the terrain.62
Toen de drie pontonbruggen waren gebouwd viel de Grande Armée in de nacht van 24 juni 1812 Rusland binnen. Een leger van naar schatting 420.000 man trok op drie verschillende plekken zonder officiële oorlogsverklaring de grens over. Volgens Dessaix waren het voor de helft Fransen.63 Volgens Thiers trokken slechts ca 256.000 man over de Dwina; de rest (160.000 man) was achtergebleven, omgekomen of diende voor de toevoer, bewaking van de havens, of als reserve.64 Het optrekken naar Vilnius zou vijf dagen in beslag nemen. Ze ontmoeten geen enkele tegenstand, behalve het weer, dat zat echt tegen.
Si on compte en outre 18 ou 20 mille Saxons et Polonais à droite vers le Dniéper (non compris les Autrichiens), 60 mille Français et alliés à gauche sur la Dwina, ce qui fait 80 mille, on retrouve les 250 ou 255 mille hommes restant des 420 mille qui avaient passé le Niémen.
Meer dan de helft van het leger was niet-Frans, er werden twintig talen en dialecten gesproken en 10% was jonger dan 20 jaar, sommige slechts 15 jaar oud. Het grootste contingent was Pools, ca 80.000 man. Ca 150.000 man, werden door Napoleon zelf aangevoerd.65 66 De Grande Armée is gevolgd door 50.000 vrijwilligers. (Volgens de wet van de grote getallen is het niet overdreven om te veronderstellen dat ook bijna 10% van het totaal aantal Nederlandse deelnemers geen militaire functie uitoefende, maar volger was.) Ca 100.000 soldaten zijn achter de hand gehouden om later te kunnen worden ingezet; 30.000 waren nog onderweg. De totale sterkte is geschat op ca 610.000 man.65
Intermezzo
Tsaar Alexander I was 26 april in Vilnius aangekomen en had een deel van zijn ministers meegenomen om ter plaatse de besturing van het land voort te zetten.68 Tijdens een bal in een grote tent bij het landhuis Zakret, eigendom van de gepensioneerde generaal Bennigsen, zou hij van de inval bij Kaunas hebben vernomen. Sophie de Choiseul-Gouffier, die aanwezig was, Leo Tolstoy en Alexander Dumas hebben het bal beschreven. De afstand tussen Kaunas en Vilnius is 100 km. Op 27 juni vroeg in de ochtend verliet de tsaar Vilnius, vergezeld of gevolgd door Barclay de Tolly en zijn legerkorps. Ze trokken zich terug op Drissa (250 km landinwaarts, nu Wit-Rusland), waar ze twaalf dagen later aankwamen. Al die tijd hield hij zich stil. Het landhuis van Bennigsen in Vingis park, dat door de tsaar was aangekocht, is door de Fransen als militair hospitaal ingericht.69
De tsaar had Michael Schultz, een Litouwse architect, opdracht gegeven een galerij met pilaren voor het landhuis aan te leggen, die evenwel instortte, vlak voor het feest. Dat gebeurde toen de bouwvakkers aan het lunchen waren en dus niet tijdens het bal zoals is beweerd. Er vielen meerdere slachtoffers. Schultz rende naar de rivier en heeft zichzelf verdronken. Dat zou op 20 juni zijn geweest.
De tocht in Rusland
In de vroege ochtend van 24 juni zijn Napoleon en de Keizerlijke Garde bij “Napoleon’s Hill” de 150m brede Memel overgestoken, nadat er drie bruggen waren gebouwd door Eblé en de (Hollandse) pontoniers. Het 1e en 2e legerkorps onder Davout en Oudinot, voorafgegaan door muzikanten, waaronder vijf negers volgens Boisminart, volgden. (Een vierde brug dichter bij Kaunas diende voor een eventuele snelle aftocht.) De oversteek van de Grande Armée is doorgaan tot de volgende dag. Het was een van de kortste nachten en op 25 juni was het prachig weer.

De Grande Armée opgedeeld in vijf kolonnes: het 1e, 2e en 3e onder Napoleon, het 4e en het 6e onder de Beauharnais en Saint Cyr. Het 5e, 7e en 8e onder Jérôme de Bonaparte.70 Napoleon kwam op de 28e aan in Vilnius; de Russische tsaar was een dag eerder vertrokken. Het was bloedheet, temperateruren van ca 36 graden Celsius. Op 29 juni begon het ‘s avonds het te stormen, te donderen en hard te regenen.71 De regen viel met bakken uit de hemel. Daardoor veranderden de meeste wegen rond Troki in modderpoelen. Ca 15 of 18.000 paarden gingen verloren; die zakten tot hun knieën weg op de primitief aangelegde wegen door veelal moerassige gebieden. De Grande Armée verloor in twee dagen tijd 50.000 manschappen door vermoeidheid, gebrek en de extreme temperaturen.
De temperatuur, zo meldt Adam Zamoyski in zijn monografie: 1812 Napoleons fatale veldtocht naar Moskou (2004), kon na de oversteek van de Njemen oplopen tot 36 graden Celsius, waarbij het op brede zandpaden, moerasachtig gebieden, en in de eindeloze dennenbossen als een oven zo heet werd zonder een zuchtje wind, dat alles onder aanvallen van insecten, wespen, steekvliegen en muggen.
De bedoeling van Napoleon was tussen de twee hoofdlegers van de Russen in te schuiven en elk daarvan afzonderlijk te dwingen slag te leveren. Jérôme en Eugène volgden (op 30 juni en 1 juli) met de opdracht elkaar en de hoofdmacht te beschermen.72 Zij staken meer naar het zuiden over bij Grodno en Piliuoni, op een afstand van 180 km en 30 km van Kaunas.73

Op 25 juni verplaatste het 33e RLI zich 22 km, op 26 juni 23 km, op 27 juni 45 km tot Troki (Trakai) en op die snikhete zondag 28 juni 25 km. Het regiment kwam volgens Schuurman vanwege de stortbuien in de avond en de daarop volgende koude nachten in “allerjammerlijkste toestand” in Vilnius aan. Het had een paar honderd man en tientallen paarden verloren.74 Het regiment kreeg vervolgens twee dagen rust.
Eind juni 1812 kreeg het 33e régiment d’infanterie légère te maken met extreme weersomstandigheden: eerst hitte, gevolgd door of afgewisseld met heftige stortbuien, waardoor wegen onbegaanbaar werden en kanonnen en paarden wegzakten in de modder. In totaal gingen 15.000 tot 18.000 paarden verloren. De Grande Armée verloor in twee dagen 50.000 manschappen door vermoeidheid en voedselgebrek. Soldaten zwierven op zoek naar eten, maar verdwaalden in bossen en uitgestrekte moerassen, want ze hadden niet de beschikking over topografische kaarten. Ondervoeding en ziekten als luizenplagen, diarree, buiktyfus en dysenterie namen toe. Volgens Thiers aten ze enkel vlees, zonder zout, brood of wijn. De wegen lagen nog vol met dode paarden en manschappen, die niet gelijk werden begraven. Dat verpestte de lucht. De Russische tactiek van de verbrande aarde maakte voedsel en onderdak schaars: dorpen waren verwoest, graanmolens verbrand, waterputten vergiftigd, en hooi en stro ontbraken. De aanvoer uit Polen en Oost-Pruisen stokte, er was geen zout of brood en de rogge voor de paarden was nog groen. Er werden ovens gebouwd, maar er waren nauwelijks stenen beschikbaar in de directe omgeving. In de kloosters omgebouwd tot ziekenhuizen van Vilnius lagen ondertussen 3.500 man.

„Several days after crossing the Nieman, a number of soldiers began to develop high fevers and a red rash on their bodies. Some of them developed a bluish tinge to their faces and then rapidly died. Typhus had made its appearance. Only a month into the campaign, Napoleon lost 80,000 soldiers who were either incapacitated or had died from typhus.“75
Op zondag 30 juni is Napoleon binnengehaald door de bevolking van Vilnius. Twee dagen eerder was de “Confederation Général du Royaume de Pologne” uitgeroepen, met de bedoeling een Poolse administratie in Litouwen, Wit-Rusland en Oekraine te introduceren. Napoleon benoemde op 8 juli Dirk van Hogendorp als gouverneur-generaal en hoofd van het voorlopige “marionettenbewind”, 76 dat moest samenwerken met de regering in Warschau. Van Hogendorp moest de aanvoer waarborgen en de ziekenzorg organiseren. Bovendien werd een bereden politiecorps geformeerd van 1500 man dat in de omgeving op zoek moest gaan naar achtergebleven soldaten.77
Napoleon had gehoopt bij de stad een beslissende slag (Blitzkrieg) te kunnen leveren, zodat de Russen gedwongen zouden worden de gewenste vrede te sluiten. Het Russische leger van ongeveer 180 of 200.000 man trok zich op de snikhete 28e juni terug uit Litauen. (Napoleon kreeg geen gelegenheid meer de tsaar te spreken.) Tsaar Alexander I trok naar Polotsk en gaf de leiding over aan zijn minister van oorlog Barclay de Tolly. Het leek hem beter de Fransen en hun bondgenoten steeds verder Rusland binnen te lokken en te wachten met aanvallen tot de winter. Dit zou, zo werd er aan Russische zijde terecht gedacht de Grande Armée, zo kolossaal als ze was, afmatten en onzekerder maken. Zo dwongen ze Napoleon tot een lange, winterse veldtocht, waarop hij niet was voorbereid.78
Het 1e legerkorps moest zo veel mogelijk bijelkaar blijven en zorgen dat de twee Russisiche hoofdlegers zich niet konden verenigen. Ieder legerkorps had de beschikking over slechts zeven kaarten (van Rusland maar ook India om de Engelsen hun kolonie af te nemen); de afzonderlijke regimenten over geen enkele. Op 30 juni/1 juli was Davout met zijn korps naar Oshmyany getrokken. Een drietal bataljons van het 33e RLI kregen de opdracht om de cavalerie onder generaal Bordesoulles te volgen naar Volozhyn, halverwege Minsk, om uit te zoeken waar Bagration of Platov zich hadden verschanst. Het moest snel lopen om als eerste in Minsk aan te komen. Op 5 juli vertrokken de eerste drie bataljons, ca 2.400 man om elf uur ‘s avonds uit Volozhyn. Tijdens de nachtelijke mars ging het helemaal mis. Het begon opnieuw te stortregenen.
De Franse generaal (Friant?) die de Nederlanders de volgende ochtend om tien uur zag opdagen, rapporteerde aan Davout dat er slechts vierhonderd man in goede orde waren gearriveerd. "De rest is achtergebleven; degenen die hier zijn, zijn zo moe dat ze niet verder kunnen marcheren, voordat ze soep hebben gemaakt".79
De volgende dag, op 7 juli, is het uitgeputte 33e RLI teruggestuurd naar Volozhyn met de opdracht een verbinding met de cavaleriedivisie onder Jérôme Bonaparte tot stand te brengen. De Grande Armée bestreek een gebied van honderd kilometer breed. Op 8 juli begon opnieuw te stortregenen. Op 9 en 10 juli vond een schermutseling bij Mir plaats tussen het Poolse legerkorps en de Russen. Het was de eerste Russische overwinning, en Napoleon was kwaad omdat Jérôme zo langzaam was opgetrokken, het corps van Poniatovsky maar ten dele had ingezet en Bagration ontsnappen liet.80
Het leger was in de eerste twee weken 130.000 man kwijtgeraakt door ziekte en desertie, maar ook duizenden paarden. Er had nog geen enkele belangrijke slag plaatsgevonden. De tegenpartij liet niets van zich horen. Napoleon begreep niet wat de tsaar van plan was. Niet wetend wat te doen, verbleef hij 18 dagen in Vilnius? Op 11 juli kwam een Poolse delegatie bij Napoleon langs, in de hoop dat de Poolse monarchie hersteld zou worden, maar het land werd ingelijfd in een confederatie met Litouwen en Wit-Rusland.
Uit de website allefriezen.nl blijkt dat verscheidene soldaten uit het 33e RLI zich eind juli/augustus/september 1812 nog steeds in Konigsberg bevonden; zij zijn nooit verder gekomen dan het plaatselijke ziekenhuis. Zij hadden slechts recht op een derde van hun soldij.81 Een vers 5e bataljon recruten, afkomstig uit Givet, zou een maand in Konigsbergen hebben gebivakkeerd voordat de manschappen werden overgeplaatst naar het 4e bataljon?82 In de zomer van 1812 werden minstens 7.200 man begraven buiten Vilnius; de doodsoorzaak buiktyphus, of ondervoeding.
Op 8 of 9 juli arriveerde Davout met zijn avant-garde in Minsk en bezette nog voor Bagration de stad. Het 33e RLI arriveerde daar op zaterdagavond 11 juli onder leiding van luitenant-kolonel La Serré (die het 2e bataljon commandeerde) na vier zware dagmarsen, waarin het 120 km had afgelegd. Ze hadden dag en nacht gemarcheerd. De soldaten waren doodmoe. In plaats van ca 3.280 man kwamen er slechts 2.530 aan.83 84 85 86 “De eenheid verkeerde in een dramatische toestand en daar was geen Rus aan te pas gekomen”.87 Het 33e RLI was vlak over de grens (in de moerassen rondom Lyda) ongeveer 900 man kwijtgeraakt, of vanwege uitputting, ziekte, voedselgebrek, zelfmoord of onderweg hun eigen voorraden uit de gebroken wagens of de hofsteden en dorpen plunderend. N.B. De meeste dorpelingen, maar ook die van Minsk en Smolensk, waren joods.
Malheureusement le mal était déjà bien grand, et le nombre de 25 ou 30 mille débandés s'accroissait au lieu de diminuer par les marches précipitées de plusieurs des corps de l'armée. Il y avait notamment dans le 1er corps, quelque bien tenu qu'il fût par le maréchal Davout, le 33e léger, régiment hollandais, qui s'était presque débandé en entier, et qui pillait impitoyablement le canton de Lida, l'un des plus fertiles du pays. Les châteaux étaient dévastés, les vivres détruits, ce qui, après le passage des Cosaques, avait achevé la ruine de ce canton.77
There is evidence to suggest that Napoleon was being misled about both food supplies and the number of healthy soldiers in his army.89 Units that Napoleon was told had food for ten days had actually run out of it altogether, and General Dumas recalled that Davout’s brother-in-law, General Louis Friant, the commander of two Guard grenadier demi-brigades, ‘wanted me to produce a report on the 33rd Line to say it amounted to 3,200 men, whilst I knew that in reality no more than 2,500 men, at most, were left. Friant, who was under Murat’s orders, said Napoleon would be angry with his chief. He preferred to introduce an error, and Colonel Pouchelon provided the mendacious report required.’42
Volgens H.P. Everts, sinds mei 1812 hun adjudant-majoor, hadden ze 480 km gelopen vanaf Vilnius, een maand lang nauwelijks brood gezien en enkel soep gegeten.90 Toen Davout constateerde dat de compagnien niet voltallig waren, barstte hij uit als de Vesuvius volgens Everts. Er waren nog maar vijftig man aangekomen. Hij stelde hij voor het hele regiment op te heffen. “Met zijn gezicht op onweer” dreigde hij op zondagnamiddag 12 juli na de mis en tijdens het defilé op het plein voor de kathedraal iedere tiende man van het 33e RLI neer te schieten, dat zich onderweg te buiten was gegaan aan plundering.91 92 Davout ging erg ver met de vernedering van het regiment, crosse en l’air, d.w.z. met de kolf naar boven en de loop naar beneden. Het regiment vormde geen uitzondering; sommige regimenten had al 40% van hun sterkte verloren, voordat zij enig schot gelost hadden. Het 33e RLI werd niet in de stad toegelaten, maar moest buiten de stad bivakkeren, d.w.z. zonder beschutting of vertier. Ook Dessaix en Joseph Barbanègre kregen er van langs. Barbanègre, die de logistiek moest behartigen en de Pool Mikołaj Oppeln-Bronikowski, die benoemd werd als gouverneur van het district, zijn achtergebleven, alsmede het 1e en 4e bataljon van het 33e RLI.93 Het 4e divisie bestond vanaf dat moment nog maar uit twee brigades, met 10 bataljons en ca. 9000 man.94

Everts kreeg de opdracht van Bronikowski met zijn bataljons en Poolse cavalerie naar de duizenden achtergebleven soldaten te zoeken. De eerste dag werden 500 soldaten teruggevoerd, ‘s avonds voor de krijgsraad gebracht en een aantal ter plekke geëxecuteerd, achtergebleven onder het voorwendsel dat ze op zoek waren naar het 1e legercorps.95 96 Zijn taak is na acht dagen (op 21 juli) overgenomen door luitenant-kolonel W.A. de Jongh en het 1e bataljon. Op 22 juli kwam het 3e bataljon aan.97 Op 31 juli opperde Napoleon het regiment te reorganiseren.98 Op 1 augustus ontbraken er nog steeds 917 manschappen van het 33e RLI.99 100 Op 7 augustus 1812 schreef de keizer vanuit Vitebsk aan Berthier: “… Er zijn te veel troepen in Minsk. Geef de drie bataljons van het 33e RLI opdracht zich te voegen bij Dessaix nabij Orsha…”101 Op 9 augustus 1812 schreef de keizer aan Berthier: “Wat Minsk betreft, gelast generaal Bronikowski om twee of drie bataljons van het 33e, als het kan, naar Orsha te leiden om de prins van Eckmühl (Davout) te versterken”.102 De Marguery vertrok op de verjaardag van Napoleon met twee bataljons (1.200 man) richting Smolensk.103
Official reports from forty-eight Russian provinces reveal that 65,503 prisoners had died in Russia by February 1813. As it might be expected, the highest number of prisoners perished in provinces where military operations took place and little accommodation could be provided for the sick and wounded. Thus, over 6,500 POWs died in the Minsk province, 7,729 in the Smolensk province and 5,371 in the Vitebsk province. The same official reports reveal that 39,645 POWs – including 37 generals, 190 staff-officers, and 3,023 junior officers.[9] Besides male soldiers, these POW convoys often included... – were still alive and held in detention throughout the empire while another 3,500 prisoners agreed to join the newly established Russo-German and Orel Legions to fight against Napoleon.104
Het 1e legerkorps vertrok op 12 juli uit Minsk om Pjotr Bagration, de beste Russische generaal, af te snijden van Barclay de Tolly die in het noorden opereerde. In open terrein reed de cavalerie in het algemeen voorop, in de bossen was het de infanterie.105 Op 15 juli trok het korps over de Berezina bij Borisov. Het 3e bataljon vertrok op 15 augustus naar Borisov en bleef achter om de enige brug in de wijde omgeving te beschermen. Het 2e bataljon vertrok richting Mogilev en Smolensk.106
De temperaturen liepen op en er was een groot tekort aan water toen ze het moerassige gebied achter zich hadden gelaten. De bronnen waren uitgedroogd en het gras was verdord. In beslag genomen koeien vielen dood neer. Veel paarden en soldaten leden aan diarree. De wegen waren stoffig. Sommige bataljons liepen blote voeten omdat er geen reserveschoenen waren. Het corps van Davout, oorspronkelijk 79, 72.000 man sterk, telde nog maar 60.000 man.
Général Louis Nicolas Davout befand sich mit seiner Truppe nur 85 Kilometer vor der Stadt und erreichte diese nach einem Gewaltmarsch als erster Mogiljow.107
Op 20 juli nam Dessaix in de slag bij Mogilev de stad in; zijn brigade verloor 942 man.108 Davout versloeg op 23 juli Bagration die naar het noorden optrok om zich met Barclay de Tolly te verenigen. Op 25 juli vroeg Davout de plaatselijke bevolking de eed van trouw aan Napoleon af te leggen.
Op 28 juli kwam Napoleon aan bij Vitebsk. De volgdende dag zou de slag plaats vinden, maar in de nacht waren de 100.000 Russen stilletjes verdwenen. Op 2 augustus trok het 1e legerkorps door Dubrouna. De hitte was ondraaglijk, nog erger dan in Egypte. Zelfs Napoleon was daar inmiddels van overtuigd. Hij was van plan de campagne op te geven en zich voor de winter terug te trekken op Vilnius. Ook Berthier raadde het hem af nog verder Rusland in te trekken, dat zou een ramp betekenen. Het leger hield enige tijd rust, wachtend op de uitvallers. Met hun bajonetten groeven de soldaten putjes om aan water te komen.
„Wilna, Minsk und Witebsk sowie viele andere Orte fielen den Franzosen weitgehend unversehrt in die Hände. Da Bagration aber am 23. Juli bei Mogilew von Maréchal Louis-Nicolas Davout, der bereits am 8. Juli Minsk besetzt hatte, geschlagen wurde, war ihm der Weg Richtung Norden nach Witebsk verwehrt. Es gelang ihm aber, sich in östlicher Richtung nach Smolensk zurückzuziehen, da Jerome, der jüngere Bruder Napoleons und König von Westphalen, dem das VIII. Armeekorps unterstand, aufgrund seiner geringen Kampferfahrung bei der Verfolgung der russischen Truppen zögerte und zu wenig energisch nachsetzte. Jeromes schwerfälliges Agieren ermöglichte schließlich die Vereinigung der beiden russischen Westarmeen bei Smolensk am 2. August 1812. Der Kaiser warf ihm daraufhin mangelndes Verständnis für das Kriegshandwerk vor und enthob ihn seines Kommandos. Er wurde durch General Jean Andoche Junot ersetzt.„Als die russischen Armeen am 7. August in Richtung Rudnja vorrückten, versuchten die Franzosen, sie mit einem schnellen Umgehungsmanöver auf dem linken Ufer des Dnjepr von ihren rückwärtigen Verbindungen abzuschneiden. Doch Barclay de Tolly hatte eine ausreichende Flankensicherung südlich des Flusses aufstellen lassen, so dass es zunächst am 14. und 15. August nur zu einem Gefecht der russischen Nachhut bei Krasny kam, das die Franzosen für sich entschieden.“
Op 11 augustus dwong Barbanègre de bevolking van Borisov voedsel aan te leveren op straffe van executie als het bevel niet zou worden opgevolgd. Alle voorraden waren zo’n beetje op. Op 13 augustus stond Davout voor Dniepr aan de voormalige Russische grens. Er werden twee bruggen over de rivier geslagen.

De volgende dag trokken Ney en Murat Krasnoi binnen, maar niet zonder geduchte Russische tegenstand. Op de 15e, de verjaardag van Napoleon, kregen De Marguery, Serré en Schuurman opdracht met het 2e en 3e bataljon vanuit Minsk en Borisov naar Smolensk op te trekken. Everts en De Jongh bleven achter totdat er voldoende manschappen waren teruggevonden en om de bevoorrading te verzorgen, maar kregen de opdracht zich te informeren over het optrekken van het 3e Russische leger naar het noorden, dat hun de weg zou kunnen afsnijden. Het 1e en 4e bataljon kwamen onder het bevel van Everts te staan. Everts en zijn mannen verlieten op 18 augustus Minsk, verbleven enkele dagen in Smalyavichy en trokken naar het zuiden. Zij verzamelden zich met het restant van het 1e bataljon, dat na een slag met kozakken bij Slusk slaagde te ontsnappen.
Everts bleef enkele dagen in Slusk waarbij hij en zijn officieren werden ontvangen door de abt van het klooster om te komen eten. Vervolgens trok hij naar Hlutsk. In de omgeving bevond zich de Russische generaal Ertel met 12 of 5.000 man. In de stad trof hij de Poolse generaal Dombrowski met zijn lanciers. Vervolgens trokken hij en De Jongh naar Bobruisk waar ze kozakken aantroffen .109 110
De 2e compagnie van het 1e bataljon onder La Roche werd op 23 augustus in zijn geheel krijgsvangen gemaakt bij Slusk.111 De Russische generaal Ertel nam op 24 augustus Hlusk in. (Er is niet veel bekend over deze verovering.[Sabron, p. 72-74]) De 2e compagnie van het 1e bataljon dat ter ondersteuning diende, is aangevallen door Kozakken bij Hlusk en zou op 7 of 14 september in zijn geheel gevangen genomen. Russische bronnen spreken over 50, 35 of 159 krijgsgevangenen; het incident is lastig te plaatsen. Bogdanovich, die het in het Oekrainse Lutsk plaatst en Sabron zijn een uitzondering.112[Sabron, p. 73-74] Op 18 september gaf Napoleon opdracht tot het samenvoegen van deze twee bataljons.

„Op 13 augustus breekt het leger op, voor een mars naar Smolensk, waar twee Russische legers zich hebben verzameld.[Vier dagen later, 's middags om drie of vier uur, begint de aanval op de stad met sterke en hoge muren en bastions. Davout bevindt zich met zijn 1e legerkorps voor de poorten. Friant trekt de volgende dag als eerste de stad binnen en constateert dat de Russische legers waren vertrokken, Smolensk achterlatende als een brandende fakkel.113Durch Unterernährung, Erschöpfung, Krankheit sowie Desertion verlor die Grande Armée in den ersten sechs Wochen - bis zum Vorstoß auf Smolensk - fast 140.000 Mann. According to Antoine-Henri Jomini, Napoleon planned not to go further than Smolensk and make Vilnius his headquarters for the winter.
De slag bij Smolensk
Napoleon trok op zijn verjaardag op naar Smolensk. Hij hoopte de stad zonder gevecht en vóór de aankomst van het Russische leger in te nemen — een symbolische overwinning die indruk moest maken op Petersburg. Maar de stad werd het eerst bezet door een Russisch garnizoen, dat zich verbaasde over de opmars van de Grande Armée. Na weken van terugtrekking vormde dit de eerste echte confrontatie tussen de legers van Bagration en Barclay de Tolly en Napoleon. De Franse hoofdmacht telde tot 185.000 man, maar slechts een deel daarvan — naar schatting 45.000 — werd direct ingezet bij Smolensk, verdeeld over drie korpsen onder Ney, Davout en Poniatowski.114 De stad werd verdedigd door circa 20.000 Russen met 180 kanonnen, wat de ongelijke krachtsverhouding onderstreepte.
De verdediging van Smolensk kwam in handen van Raevsky, die in korte tijd zou worden vervangen door Dokhturov. Neverovsky en Konovnitsyn kregen het bevel om de Russische aftocht te dekken.115

Napoleon stelde op 17 augustus de aanval enkele uren uit in de hoop dat de Russen uit de stad zouden komen om in het open veld te strijden. Toen bleek dat zij die fout niet zouden maken gaf hij rond tien uur ‘s ochtends het bevel tot de aanval.114
De aanval verliep gefaseerd. Murat moest aanvallen van Kozakken afslaan; Junot, Beauharnais en de 4e divisie onder Dessaix bleven in reserve. Dessaix protesteerde tegen de aanpak van Davout.117 De eerste aanval op de buitenwijken werd afgeslagen; de Fransen werden teruggedreven.118
Davout wilde de stad de volgende ochtend innemen via een slecht herstelde bres in de muur, bekend als de “brèche Sigismonde”. Maar in de nacht besloten de Russen Smolensk te ontruimen. Ze staken de stad zelf in brand om haar niet in Franse handen te laten vallen. Volgens Thiers leek het vanaf de Franse hoogten op een uitbarsting van de Vesuvius — een vurige gloed onder een heldere hemel.114
In de ochtend van 18 augustus naderden Franse voorhoedes een bres en ontdekten dat het niet meer werd verdedigd. Binnen de muren ontmoetten zij Poolse eenheden van Poniatowski, die elders waren doorgedrongen. De Fransen trokken Smolensk binnen en probeerden te redden wat er nog te redden viel.
Volgens Thiers telden de Fransen bij Smolensk 6.000 tot 7.000 doden en gewonden. De Russische verliezen zouden tussen de 12.000 en 13.000 man bedragen. Hij noemt deze schatting waarschijnlijk nog aan de lage kant.120 Smolensk was vrijwel volledig verwoest. Van de 2.250 gebouwen bleven er slechts 350 overeind; van de oorspronkelijke 15.000 inwoners waren er nog geen duizend in de stad achtergebleven.121 122
Meer detail in: De Slag bij Smolensk (16–18 augustus 1812)
Op 19 augustus was de brug hersteld door de Fransen en volgde de slag bij Valutina Gora tussen Ney en Barclay, aan de voet van een heuvel en bij een beek, die beslissend had kunnen zijn, maar dat niet werd omdat Junot te laat aankwam. Op 20 augustus werd besloten in het hoofdkwartier dat Barclay zou worden ontslagen. Het Russische leger trok zich terug over de zogeheten “Old Smolensk Road”.
In the Battle of Smolensk (1812) Junot was sent to bypass the left flank of the Russian army, but he got lost and was unable to carry out this operation.[98] Junot, a heavy drinker, was blamed for allowing the Russian army to retreat arriving too late at the Battle of Valutino.[99]
Op 24 augustus trok de Grande Armée verder. Op 28 augustus was het opnieuw ondraaglijk heet. Op 29 augustus werd Barclay vervangen door Kutuzov. Napoleon deed via de gevangengenomen generaal Tuchkov een eerste vredesvoorstel aan de Tsaar, maar die liet niets van zich horen.
Op 30 of 31 augustus zijn het 2e onder Serré en het 3e bataljon onder Schuurman in Smolensk aangekomen na twee weken lopen. Het diende, net als in Minsk, voor politietaken.123 Op 9 september verlieten het 2e en 3e bataljon Smolensk en trokken richting Moskou, nog 400 km.124 125 Op 9 september schreef de keizer vanuit Mojaisk aan Berthier: “…geef het bevel dat het 1e en 4e bataljon van het 33ste van Minsk naar Smolensk gaan …” Op 18 september gaf Napoleon opdracht tot het samenvoegen van deze twee bataljons. Het samengevoegde bataljon kwam pas op 13 oktober aan in Smolensk.126
Al op 14 oktober had Napoleon het bevel gegeven geen artillerie meer naar Moskou te sturen vanwege de op handen zijnde terugtocht. Omdat de inkt op was kon de administratie niet meer goedworden bijgehouden; Hans Tigchelaar bleek niet meer voor te komen in de lijsten en was naar het zich laat aanzien ergens gesneuveld.
De stadjes Dorogobosch, Viazma en Gzjatsk (nu Gagarin geheten), die door de Russen waren gespaard, werden vernield door de Fransen en vooral door hun (Spaanse) bondgenoten, die zich woedend begonnen te maken dat ze zich in dienst van Napoleon moesten laten afslachten. Ze hadden sinds mei geen soldij meer ontvangen. Barclay de Tolly, een generaal van Schotse afkomst en in Russische dienst als Minister van Oorlog, werd op 29 augustus in de buurt van Gzjatsk, vervangen door de 65-jarige Kutuzov, een scherpzinnige generaal met veel ervaring, slechts een oog, een hoge leeftijd en zwakke gezondheid. Op 3 september verzamelden de Russische legers zich bij Borodino.
Begin september, nog 12 km naar de Borodino. De temperatuur daalde; ‘s nachts werd het koud. Het leger hielt twee dagen rust na drie maanden lopen. Sabron vermeldt dat geen enkel bataljon van het 33e RLI aan de slag bij Borodino heeft deelgenomen.127 De slag duurde 12 uur, en een van de meest bloedige veldslagen ooit. Er vielen meer dan 51.000 manschappen.128 Niet alleen Davout, ook de brigadegeneraal Dessaix raakte gewond bij deze slag en is vervangen door Friederichs. Dessaix en zijn zoon zijn een maand later teruggestuurd naar Berlijn met zieke of gewonde generaals.
Toen het dorp Moschaisk was veroverd op de 9e, hield de Armée twee dagen rust om zich te herstellen. Er waren minder dan 30.000 manschappen in het 1e legerkorps onder Davout. De 4e divisie telde niet meer dan 1500 man. Op de 12e trokken ze verder. Napoleon was zwaar verkouden en niet goed op de hoogte waar Kutuzov zich bevond. Zowel Kutuzov als Napoleon brachten een nacht door op het landgoed Bolshiye Vyazyomy, 40km van de hoofdstad, een detail dat aan de omvangrijke literatuur lijkt te zijn ontsnapt, want er is geen correspondentie van Napoleon uit die dagen bewaard gebleven. Het landhuis was eigendom van de Golitsyn’s, een geslacht van diplomaten en generaals.
Russische generaals waren overtuigd dat het leger niet nog een slag als die bij Borodino zou kunnen doorstaan. Op zondag de 13e besloot Kutuzov op een beraad in Fili Moskou op te geven en zijn leger te sparen. De aftocht begon om twee uur ‘s nachts en duurde een halve dag. De Russen trokken zich terug in zuidoostelijke richting, “met een leger dat zwaar had geleden, maar nog niet was vernietigd.”129
Moskou
Napoleon bracht vervolgens een avond en nacht door in Odintsovo, ongeveer 20 km voor Moskou, samen met Poniatovsky and Murat. Toen Murat de volgende rond het middaguur Moskou wilde binnentrekken, was de stad nog niet volledig ontruimd. De helft van de inwoners van Moskou en gewonde soldaten van het Russische leger waren nog in de stad. Na onderhandelingen, stemde Murat toe om een paar uur te wachten. Op de Poklonnajaheuvel keek Napoleon uit over de stad. Hij daalde af tot aan de muren en wachtte tot men hem de sleutels van de stad kwam brengen. Nadat er een kanon was afgevuurd trok het leger onder begeleiding van de muziekkapel Moskou binnen. Het was drie of vier uur ‘s middags. Geen enkele Rus kwam luisteren. Moskou was inmiddels verlaten door de meerderheid van de bevolking.
s’ Middags om vier uur liet Rostopchin zijn huis in brand steken. Op de 15e begon het harder te waaien; het vuur verspreide zich op de 16e.130 “De gehele stad, het Kremlin uitgenomen, was nu met alle overige voorsteden een blakende vlammenzee”. “…halsoverkop, er weer uit, anders waren we levend verbrand.” Napoleon trok zich terug in het leegstaande Petrovsky paleis, gevolgd door de Oude Garde, en aanschouwde de brandende stad vanaf de hoogste toren. De manschappen plunderden de winkels en paleizen, op zoek naar eten en kostbaarheden.

"Driehonderd [400?] brandstichters zijn gevat en dood geschoten. Zij waren gewapend met een zwermer van zes duim, vastgemaakt tusschen twee stukken hout. Zij hadden ook vuurwerken die zij op de daken worpen. Die ellendige [prins] Rostopchin had deze vuurwerken doen maken.” Het blusmateriaal in de stad was onklaar gemaakt.
Op 18 september begon het te regenen; Napoleon keerde terug naar het Kremlin en gaf opdracht om het 1e en 4e bataljon, onderweg naar Smolensk, samen te voegen. Op 20 september deed Napoleon de tsaar een vredesvoorstel, maar die liet niets van zich horen. De branden namen af op de 21e; de gevangen genomen brandstichters werden geexecuteerd.

De tsaar ondernam niets inzake een vrede; er kwam geen enkel bericht op drie indirecte vredesvoorstellen. Napoleon verloor kostbare dagen, speelde kaart, dronk Clos Vougeot, en las romans. Op de 24e vonden er diners plaats, met bevorderingen en lintjes en er is een theater ingericht. Op de 27e werd een bal gehouden in de Engelse Club. Iedereen stak zich in de nieuw verworven kleren en dronk rumpunch. Binnen een week zou de stemming dalen. Begin oktober is het plan een Frans legerkorps richting St Petersburg te sturen verlaten.
Al op 17 september week Kutuzov af van zijn route naar het zuiden en trok met zijn hoofdleger westwaarts richting Podolsk. Vrijwilligers sloten zich bij hem aan. Bruggen werden onklaar gemaakt, bomen langs de weg omgehakt. Op 3 oktober arriveerde Kutuzov in Tarutino. Het was hem gelukt Napoleon voor de gek te houden. Hij had een schijnbeweging gemaakt om een driesprong te kunnen controleren, zodat Napoleon niet een meer zuidelijke terugweg zou kunnen nemen. Kutuzov vermeed een directe confrontatie maar ook een bevrijding van Moskou. Op deze tactiek werd scherpe kritiek geleverd door de hem opgedrongen stafchef Bennigsen, maar ook door tsaar Alexander. Kutuzov stond alleen; de generaals Doctorov, Konownitsyn en Rajewski, die slechts zijn bevelen uitvoerden, kan men niet meetellen: Bennigsen en Wilson waren openlijk tegen Kutuzov, Jermolov en Platov en in het verborgen.131 Barclay de Tolly diende vooralsnog zijn ontslag in. Na veel interne discussie en ruzie stemde Kutuzov blijkbaar in met een andere tactiek.
Op de 18 oktober werd Murat, die de Russen was gevolgd, tijdens hun ontbijt aangevallen door het vijandelijke leger; hij verloor 12 of 36 kanonnen, 2 of 3.000 man en 20 of 50 van zijn bagagekarren. De slag bij Tarutino was ondanks de chaos een morele overwinning voor de Russen, hetgeen Napoleon deed besluiten Moskou te verlaten.

Op 23 september kwam een bevel voor het 2e en 3e bataljon om op te breken. Op 25 september moest T.C.C. Veeren met 40 manschappen van het 3e bataljon het gebied schoonvegen,97 133 want Kozakken verdedigden de bevolking tegen plunderingen. De 300 man van het 3e bataljon onder Schuurman, in samenwerking met 200 Duitse infanteristen en Franse dragonders, is op 28 september aangevallen door boeren/vrijwilligers gewapend met lansen bij Vyazyomy Manor, het landhuis van de familie Golitsyn. Schuurman kwam met 500 man tegenover 300 kozakken te staan.134; hij verloor 100 man, doden en gewonden.135 136 Op de 29e is het 2e bataljon opnieuw aangevallen toen Veeren een Pools regiment verdedigde tegen 800 kozakken.97 Niettemin is een grote voorraad aan levensmiddelen in beslag genomen en op 26 wagens geladen. Ze werden achtervolgd door kozakken die het lukte 15 wagens te overmeesteren.138 Iets noordelijker werden ze aangevallen door 2.000 man Russische cavalerie. Hij verloor nog eens 120 man en zou nog 80 man over hebben? Schuurman trok zich onder stortregens terug op Moskou.
De brigadegeneraal Dessaix verliet Moskou op 10 oktober, omdat hij was benoemd als gouverneur van Berlijn. In zijn gevolg bevonden zich zieke en gewonde generaals. Op 26 oktober was hij in Smolensk, op 6 november in Minsk en op 3 december kwam hij aan in Berlijn. De 4e divisie in het 1e legercorps met drie brigadegeneraals werden gehergroepeerd, onder leiding van Morand, Gérard en Friedrich.139
Voor het vervolg, zie:
Literatuur
- Johan op de Beeck (2014) Napoleon. Deel 2: Van keizer tot mythe.
- Bart Funnekotter (2014) De Hel van 1812. Nederlanders met Napoleon op veldtocht naar Rusland
- Rusland tegen Napoleon Door Dominic Lieven
- Ulrike Moser (2012) Durch Feuer und Eis. S. 124-149. In: Napoleon und seine Zeit 1769-1821. Kaiser der Franzosen. Herrscher über Europa. Im: GEO EPOCHE, Nr 55. Verlag Gruner + Jahr. Hamburg.
- Willem Oosterbeek (2014) Naar Moskou! Naar Moskou! Memoires van een officier uit de lage landen in het leger van Napoleon.
- Allan Palmer (1967) Napoleon in Rusland
- E.J. Rieksen (2020) Voetstappen zonder echo. Het oud-Hollandse 2e/3e/1e Regiment Jagers-33e regiment lichte infanterie aan het werk in de Franse Tijd 1806-1814.
- F.H.A. Sabron, [Geschiedenis van het 33e regiment Lichte Infanterie (het Oud-Hollandsche 3e regiment Jagers) onder Keizer Napoleon I (Breda 1910).
Externe links
- French Infantry Regiments and the Colonels who Led Them: 1791 to 1815
- 1812: The March on Moscow Door Paul Britten Austen
- Henri Jean-Baptiste de Marguerye
- Uittrekzel ten behoeve van de conscrits uit de algemeene instructie …
- Napoleon – The terrible Russian campaign – Documentary
- Mission BEREZINA 2016
- The Tsar Liberates Europe? Russia against Napoleon, 1807-1814 Speaker: Professor Dominic Lieven
Referenties
- Le général Dessaix, sa vie politique & militaire, p. 235 ↩
- Leo Tolstoy (2006) War and Peace. Translated by Louise-Aylmer Maude. Wordsworth Classics of World Literature, Book XV, chapter 10, p. 864 ↩
- Het stamboeknummer van Hans Tigchelaar was 3083. Bronnen: Tresoar nr. 753 op de lijst vermisten toegang 11 inv. nr. 6510 nr. 22; OA Wonseradeel, mairie Arum nrs. 308 t/m 310 lijst mannen 17-45, opgemaakt 28 februari 1814; Raf Arum fol. 54. ↩
- Leydse Courant | 1811 | 4 september 1811 | pagina 2 ↩
- Uittrekzel ten behoeve van de conscrits uit de algemeene instructie ↩
- De conscrits kregen twee maanden de tijd om protest aan te tekenen, bijv. als zij kon aantonen dat zij inmiddels waren getrouwd of kostwinner waren. ↩
- P.D. Hoogenraad (2012) Bloedbelasting. De conscriptie in het departement Zuyderzee (1810-1813), p. 22, 16 ↩
- Correspondentie van Napoleon, deel 21, brief 17289; Algemene Correspondentie van Napoleon, deel 10, brief 25743 ↩
- Le 33e Régiment d’Infanterie légère, 1810-1814 ↩
- Funnekotter, p. 22 ↩
- Le 33e Régiment d’Infanterie légère, 1810-1814 door Fréderic Berjaud ↩
- Op 10 mei deserteerde Johannes Jansen. Thierry de Wilde uit Zutphen, ingedeeld als tamboer bij het 33e regiment, vluchtte op 11 mei. ↩
- E.J. Rieksen (2020) Voetstappen zonder echo. Het oud-Hollandse 2e/3e/1e Regiment Jagers-33e RLI aan het werk in de Franse Tijd 1806-1814. ↩
- http://frederic.berjaud.free.fr/Articles_de_Didier_Davin/33eLeger/33eme_leger.htm ↩
- E.J. Rieksen, p. 150 ↩
- ROELOF NIJSING RENTING IN DIENST VAN NAPOLEON ↩
- Bronnen: RAF toegang 8, inventarisnummer 4052, akte nummer 36; inventarisnummer 3393 nummer 12. ↩
- Militairen in Kollumerland in dienst van Napoleon door Jan Paasman en Reinder H. Postma ↩
- Correspondance de Napoléon, t.22, brief 17228; Correspondance générale de Napoléon, t.11, brief 27080 ↩
- P.D. Hoogenraad (2012) Bloedbelasting. De conscriptie in het departement Zuyderzee (1810-1813), p.64 ↩
- Le 33ème régiment d’infanterie de ligne ↩
- Le 33e Régiment d’Infanterie légère, 1810-1814 ↩
- Oud Schoonebeek ↩
- E.J. Rieksen, Bijlagen, p. 159, 173 ↩
- Picard et Tuetey : Correspondance inédite de Napoléon 1er, conservée aux Archives de la guerre. T. IV. 5884 ↩
- Correspondance générale de Napoléon, t.11, brief 28115 ↩
- P.D. Hoogenraad (2012) Bloedbelasting. De conscriptie in het departement Zuyderzee (1810-1813), p. 27, 30, 64; NL-HaNA, Prins Stedehouder, 2.01.01.08, inv.nr. 25? ↩
- Het bestand van Paasman bevat veel dubbeltellingen, zoals familieleden en geremplaçeerden. Bovendien was hij niet altijd zeker of de betreffende persoon wel daadwerkelijk in het 33e RLI diende. Zo rekende hij Hans Tigchelaar tot het 2e bataljon, 2e compagnie, terwijl uit originele Franse bronnen blijkt dat dat onjuist is. ↩
- https://www.infransediensttussenvechteneem.nl/lijst-van-geregistreerde-militairen-bij-het-33e-regiment-lichte-infanterie/ ↩
- Zoekacties: Nederlandse militairen in het leger van Napoleon ↩
- G.D. Homan (1978), Nederland in de Napoleontische Tijd 1795–1815, p. 140–143 ↩
- The Dutch Experience and Memory of the Campaign of 1812 door Mark Edward Hay ↩
- Johan Joor (2000), De Adelaar en het Lam, p. 329 ↩
- Manuscript door Johan Jacob Schenck (1770-1847), luitenant-kolonel titulair ↩
- La Grande Armée de 1812, organisation à l’entrée en campagne door François Houdecek ↩
- Dessaix, p. 222, 231 ↩
- Henry de MARGUERIE ↩
- Beresteyn, van ↩
- Funnekotter, p. 52 ↩
- E.J. Rieksen, p. 52-53. ↩
- D’Auzon de Boisminart W.P., Gedenkschriften, 1788-1840. The Hague, 1841-1843. ↩
- Henri-Pierre Everts, p. 117 In: Carnets et journal sur la campagne de Russie : extraits du Carnet de La Sabretache, années 1901-1902-1906-1912. Baron Jean Jacques Germain Pelet; M.E. Jordens; Guillaume Bonnet; Paris : Librairie Historique F. Teissèdre, 1997. ↩
- “A question about Legere units” Topic ↩
- Gedurende de Napoleontische oorlogen werden de stoottroepen aangeduid als voltigeurs, de scherpschutters als tirailleurs en de geniesoldaten met bijlen als sapeurs. ↩
- W. Oosterbeek, p. 68 ↩
- Bart Funnekotter (2015), De hel van 1812, p. 19 ↩
- In dienst van de keizer ↩
- Chandler – “Dictionary of the Napoleonic Wars” pp 207-208. ↩
- French Infantry During the Napoleonic Wars ↩
- E.J. Rieksen, p. 332 ↩
- Lijst 33e RLI ↩
- D’Aupias, Mémoire historique, anecdotique et militaire de la campagne de 1812 ↩
- Rieksen, p. 333 ↩
- Picard E. en Tuetey L.: “Onuitgegeven correspondentie van Napoleon I bewaard in het oorlogsarchief”, Parijs, 1913, t. 4, brief 6410 – Ongesigneerd; ontleend aan het “Werk van de minister van Oorlog met Zijne Majesteit de keizer en de koning, gedateerd 20 november 1811” ↩
- E.J. Rieksen, p. 93 ↩
- A. Chuquet Ordres et apostilles de Napoléon, 1799-1815″, Parijs, 1911, t.2, brief 1865; Correspondance générale de Napoléon, t.12, brief 29986 ↩
- E.J. Rieksen, p. 93 ↩
- Napoleon’s Invasion of Russia Door George Nafziger ↩
- Napoleon liet 3.464 uit Parijs flessen wijn en likeur, 155 kilo gruyère, negen zakken koffie, 230 liter azijn, 36 kilo chocolade, 227 kilo spek en zelfs 50 kilo mosterd meenemen. Onder de paar duizend flessen bevonden zich 422 flessen Chambertin (Bourgogne) en 257 flessen Eau-de-vie. ↩
- NNWB ↩
- 24. Inval in Rusland (jun. 1812) ↩
- Napoleon und das Herzogtum Warschau ↩
- Dessaix, p. 322 ↩
- A. Thiers (1855) Histoire du Consulat et de l’Empire ↩
- La Grande Armée de 1812, organisation à l’entrée en campagne door François Houdecek ↩
- Order of battle of the French invasion of Russia ↩
- La Grande Armée de 1812, organisation à l’entrée en campagne door François Houdecek ↩
- Alexander I: Tsar of War and Peace by Alan Palmer ↩
- Het ziekenhuis schijnt bij de terugtrekking van het Grande Armée aan het einde van het jaar in brand te zijn gestoken. ↩
- La Grande Armée de 1812, organisation à l’entrée en campagne door François Houdecek (2012) ↩
- Funnekotter, p. 71. ↩
- Napoleons veldtocht in Rusland ↩
- De cavalerie onder Murat en het 1e legerkorps onder Davout trokken rechtstreeks naar Vilnius. Het 2e (Oudinot) en 6e legerkorps onder Saint-Cyr trokken naar Vilnius, Polotsk en Vitebsk om de linkerflank te beschermen en zouden nooit Moskou zien. Het 3e legerkorps onder Ney had de opdracht Barclay de Tolly te achtervolgen. Jerome Bonaparte had de opdracht met het Ve onder Poniatowsky en het IIIe onder De Beauharnais Bagration in het zuiden te achtervolgen, de moerassen van Pripjet in te jagen zodat het geen kontakt kon leggen met het 1e Russische leger. Het 4e moest de communicatie tussen de twee Russische hoofdlegers beperken. (Dat van Barclay de Tolly diende ter bescherming van St. Petersburg; dat van Bagration van Moskou.) Het 5e onder Poniatowski is samengevoegd met het 1e corps, nadat Jérome er de brui aan gaf op 7 of 15 juli. Het 7e onder Reynier beschermde het hertogdom Warschau en bleef in de omgeving van Grodno samen met de Oostenrijkers. Het 8e legerkorps stond onder bevel van VanDamme, toen Jérome en Junot. Het 9e onder Victor werd tot september in reserve gehouden en is naar Vitebsk opgestuurd. Het 9e legerkorps onder Augerau is nooit ingezet; het bleef in Berlijn of Konigberg. Het 10e legerkorps onder MacDonald trok bij Tilsit de Nemen over en bezette Koerland. Het trok richting Riga, dat ten zuiden werd beschermd door de brede rivier Daugava. Het bleek onmogelijk die stad in te nemen.[38. Napoleonic wars in Latvia 1812 ↩
- E.J. Rieksen, p. 306 ↩
- Napoleon Wasn’t Defeated by the Russians by Joe Knight ↩
- Belarus in wartime. Situation in the regions occupied by Napoleon’s troops ↩
- Thiers Histoire du Consulat et de l’Empire XIV ↩
- Dominic Lieven, Rusland tegen Napoleon. p. 1786 ↩
- Funnekotter, p. 72 ↩
- Door zijn nalatigheid kon Pjotr Bagration zich op 4 augustus met Michael Andreas Barclay de Tolly verenigen. Jérôme werd onder Davout geplaatst, hetgeen hij niet accepteerde en vervolgens ontslag nam en terugging. Volgens Thiers was hij gewond geraakt? ↩
- E.J. Rieksen, p 309 ↩
- Oebele Andries van Dijk en de Russische veldtocht (1812) ↩
- Dessaix, p. 234 ↩
- Mémoires de Antoine de Dedem, p. 225-226 ↩
- Het kwam in Minsk aan met 66 officieren en 2470 manschappen. ↩
- Everts schatte 2.400 en een verlies van bijna 800 man. In: H.P. Everts, Carnet de la Sabretache, p. 121. ; 25 officieren en 840 overigen achtergebleven. ↩
- Funnekotter, p. 70 ↩
- Thiers Histoire du Consulat et de l’Empire XIV ↩
- Napoleon: A Life by Andrew Roberts (2015) ↩
- Henri-Pierre Everts, p. 115, 123. In: Carnets et journal sur la campagne de Russie : extraits du Carnet de La Sabretache, années 1901-1902-1906-1912. Paris : Librairie Historique F. Teissèdre, 1997 ↩
- 1812 : Napoleon in Moscow door Paul Britten Austen ↩
- 1812: The March on Moscow Door Paul Britten Austen ↩
- Napoleon’s Russian campaign of 1812 door Edward A. Foord ↩
- Dessaix, p. 235 ↩
- Napoleon’s Russian campaign of 1812 door Edward A. Foord ↩
- H.P. Everts, p. 629 ↩
- https://napoleonchronicles.wordpress.com/2022/06/21/a-dutch-officer-of-the-33rd-light-infantry-regiment-russia-1812/ ↩
- AU MARÉCHAL DAVOUT, COMMANDANT LE 1ER CORPS DE LA GRANDE ARMÉE ↩
- Sabron, p. 54 ↩
- E.J. Rieksen, p. 333 ↩
- Chuquet A. Ordres et apostilles de Napoléon, 1799-1815″, Parijs, 1911, t.2, brief 2312 ↩
- Chuquet A. Ordres et apostilles de Napoléon, 1799-1815″, Parijs, 1911, t.2, brief 2320 ↩
- Everts, p. 633 ↩
- Napoleon’s Lost Legions. The Grande Armée Prisoners of War in Russia by Alexander Mikaberidze ↩
- W. Oosterbeek, p. 69 ↩
- Sabron, p. 58 ↩
- Schlacht bei Mogiljow ↩
- Dessaix, p. 242 ↩
- Carnets et journal sur la campagne de Russie : extraits du Carnet de La Sabretache, années 1901-1902-1906-1912. ↩
- Everts, p. 128-132 ↩
- E.J. Rieksen, p. 95 ↩
- Geschichte des Feldzuges im Jahre 1812, Band I von Modest Ivanovich Bogdanovich, p. 318 ↩
- Reeks van levensschetsen der vermaardste veldheeren en legerhoofden van … Door J.H. Engelbregt ↩
- Thiers, t. XIV ↩
- The Battle of Smolensk began ↩
- Thiers, t. XIV ↩
- Dessaix, p. 245 ↩
- Zamoyski, p. 201–202 ↩
- Thiers, t. XIV ↩
- Thiers, t. XIV, noot 15 ↩
- Mikaberidze, Part VI ↩
- Part VI: The Battle of Smolensk By Alexander Mikaberidze ↩
- Saint-Hilaire Histoire de la campagne de Russie, deel II, p. 338 ↩
- AU MARÉCHAL DAVOUT, COMMANDANT LE 1ER CORPS DE LA GRANDE ARMÉE ↩
- Funnekotter, p. 142-143 ↩
- Sabron, p. 75 ↩
- Sabron, p. 62 ↩
- Voor een gedetailleerd verslag, maar vanuit Russisch oogpunt, zie 1812. Napoleonic Wars in Russia – Episode 3. Documentary Film. StarMedia. English Subtitles. ↩
- L. Madelin (1964) Napoleon Bonaparte, p. 121 ↩
- Minstens driekwart van de huizen bestond uit hout en is afgebrand. ↩
- E. Tarlé (1938) Napoleon in Rusland p. 267 ↩
- https://napoleonchronicles.wordpress.com/2022/06/21/a-dutch-officer-of-the-33rd-light-infantry-regiment-russia-1812/ ↩
- Funnekotter, p. 143 ↩
- E.J. Rieksen, p. 98 ↩
- Everts, p. 143 ↩
- Lommelse kolonel als held van de slag bij Waterloo (1814) door Wijbrand-Adriaan De Jongh ↩
- https://napoleonchronicles.wordpress.com/2022/06/21/a-dutch-officer-of-the-33rd-light-infantry-regiment-russia-1812/ ↩
- Sabron, p. 64 ↩
- Dessaix, p. 269-271 ↩