Frederik II van Pruisen, de filosoof en valsemunter

Frederik II of Frederik de Grote (Berliner Stadtschloss, 24 januari 1712Potsdam, 17 augustus 1786) is mogelijk de bekendste, maar ook de meest omstreden telg uit het geslacht Hohenzollern. Al vroeg was hij geinteresseerd in franse literatuur, en wilde beroemd worden als filosoof en dichter. Na een poging zijn vader te ontvluchten en te zijn beschuldigd van hoogverraad ging hij accoord met een militaire carrière en in een huwelijk tegen zijn zin. Vanaf 1740 was hij koning in (een deel van) Pruisen en vanaf 1772 koning van geheel Pruisen, toen hij door middel van handige diplomatie West-Pruisen wist te verkrijgen. [1] Hij had een negatieve houding ten opzichte van maar maakte geen openbare aanval op religie. Hij werd door zijn tijdgenoten niettemin als verdediger van het protestantisme gezien.1

Frederick II of Prussia Coloured drawing.png

Op basis van de economische en militaire hervormingen die zijn vader, Frederik Willem I van Pruisen, had doorgevoerd, wist Frederik II Brandenburg-Pruisen om te vormen tot een belangwekkende Europese mogendheid. Hij voerde oorlogen tegen Oostenrijk, en breidde zijn vorstendom tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) uit met Silezië, en met het graafschap Oost-Friesland (1744). Met grote hardnekkigheid dreef hij staatshervormingen door, waarover hij vele gesprekken had gevoerd en schriftelijke uiteenzettingen het licht had laten zien. In de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) viel hij opnieuw Oostenrijk, maar ook Rusland en Frankrijk aan en bezette het Keurvorstendom Saksen, volgens velen een inbreuk op de mensenrechten. Frederik de Grote werkte aan zijn imago een roemrijk filosoof en dichter te zijn en dat hij door zijn tegenstanders tot oorlog gedwongen werd. In 1778-1779 was hij betrokken in de Beierse Successieoorlog om te voorkomen dat Oostenrijk een deel van Beieren in handen kreeg. In 1785 stichtte hij de Vorstenbond om een tegenwicht te bieden tegen de plannen van de Habsburgse keizer Jozef II. Friedrich heeft de tegenstelling tussen het oppermachtige Oostenrijk en het in vele vorstendommen verdeelde Duitsland uitgebuit en gaf de Duitsers hun zelfrespect terug.

De cultureel ontwikkelde Frederik ontpopte zich, ondanks zijn sceptische vader, als een groot militair strateeg, die na zijn dood nog door vele latere generaties bewonderd werd. Onder meer door Napoleon Bonaparte, die bij zijn graf in Potsdam gezegd zou hebben: “Als hij nog geleefd had, zou ik hier niet gestaan hebben“. Friedrich was 46 jaar aan de regering; tijdens zijn leven was hij al een legende. Hij is door rechtse Duitse politici aan het begin van de 20e eeuw bewonderd, en wordt nog altijd beschouwd als een unieke figuur in de Duitse geschiedenis en is daar een icoon.

Inhoud

  • 1 Kroonprins
  • 2 Koning
    • 2.1 Frederik en de Republiek
    • 2.2 Frederik en Voltaire
    • 2.3 Frederik en de muziek
    • 2.4 Wetenschap, literatuur, architectuur en handel
    • 2.5 Aardappels en snuifdozen
  • 3 Persoonlijk leven
  • 4 Na zijn dood
  • 5 Werken
  • 6 Externe link

Kroonprins

Frederik de Grote als kroonprins door Antoine Pesne (1736)

Frederik was het vierde kind van de licht ontvlambare Frederik Willem I en de ontwikkelde Sophia Dorothea van Hannover.[2] (Hun twee eerste zonen overleden kort na de geboorte.) Dit maal liet de moeder het kind niet over aan een voedster, maar hield het bij zich. “Fritz” kreeg de titel “prins van Pruisen en Oranje”. Hij groeide op in het Montbijou Paleis, waar de moeder al vrij snel na haar huwelijk gescheiden van haar echtgenoot leefde. De familie bracht regelmatig een bezoek aan het kale en saaie jachtslot in Königs Wusterhausen. Frederik wilde als kind niet met tinnen soldaten spelen, maar liever muziek maken met zijn oudere zuster Wilhelmina. Op zijn verjaardag kreeg hij geen hobbelpaard cadeau, maar een speelgoedkanon. Hij kreeg een pak slaag toen hij van een op hol geslagen paard afviel, bij koud weer handschoenen droeg en in het geheim met zijn leermeester Jacques Égide Duhan de Jandun, een wandelende bibliotheek, de declinatie van “mensa” in het Latijn oefende. Frederik kroop onder de tafel om zijn straf te ontgaan. Zijn vader, een strenge Calvinist, die theater en dansen, etc. verafschuwde, was van mening dat hij beter stichtelijke werken kon bestuderen, zuinig moest zijn en zich harden tegen kou en honger. Iedere middag moest hij mee op jacht of naar een preek luisteren.

Frederik hield niet van jagen of bierdrinken, maar van boeken en schreef gedichten. Hij mocht niet naar het buitenland, alhoewel zijn vader dat wel zelf had gedaan. Zonder zijn twee begeleiders mocht hij eigenlijk helemaal niet naar buiten. Hij moest dan wel altijd een uniform dragen. Friedrich Wilhelm, die respect eiste, vernederde hem op allerlei mogelijke manieren. Zo ontwikkelde zich een uiterst gespannen verhouding tussen de agressieve, vijandelijke vader en de scherpzinnige, maar betweterige zoon. In 1727 kreeg Frederik belijdenis. De dominee kreeg de opdracht een preek voor te bereiden aan de hand van psalm 77, dat betrekking heeft op iemand die twijfelt en veel vragen stelt. Tijdens carnaval (voorjaar 1728) bracht hij een bezoek aan Dresden; de koning van Polen liet hem uitdrukkelijk ook Frederik uitnodigen en nakomen. De muzikale Frederik maakte een betere indruk dan zijn krenterige vader. Hij leerde daar de musici Quantz en Pisendel en een nieuwe wereld rond kunst en cultuur kennen. Eenmaal terug werd hij depressief (of leidde hij aan geelzucht?) en kreeg problemen met de spijsvertering. Zijn vader vreesde voor zijn leven.[Anekdoten von König Friedrich II. von Preussen, S. 145-148] Eind mei kwam Quantz – in het gevolg van August de Sterke – naar Berlijn. Frederik was ondertussen aan de beterende hand. Tussen August de Sterke en zijn moeder zijn afspraken gemaakt om hem heimelijk en twee keer per jaar dwarsfluit te leren spelen. Op 11 september schreef Frederik, die naar Franse mode zijn haar had laten groeien een respectvolle brief aan zijn vader en vroeg om vergeving. De soldatenkoning antwoordde:

Ich kann keinen effeminirten (verweichlichten) Kerl leiden, der sich schämt, nicht reiten und schießen kann, ... seine Haare wie ein Narr sich frisieret ... Zu anderen recht hoffärtig, recht bauernstolz ist, mit keinem Menschen spricht ... und mit dem Gesichte Grimassen macht, als wenn er ein Narr wäre, und in nichts meinen Willen tut, als mit der Force dazu angehalten; nichts aus Liebe, und er alles dazu nichts Lust hat, als seinem eigenen Kopfe folgen, sonsten alles nichts nütze ist.[Sein Leben war das traurigste der Welt: Friedrich II und der Kampf mit ...von Uwe A. Oster, p. 55]

Op de avond van 28 oktober 1728 werd Frederik dronken en begon te oreren, zijn moeder verliet beschaamd de zaal. Frederik en de in sommige opzichten aandoenlijke vader sloten uiteindelijk vrede, hoewel slechts voor twee weken. Zijn vader vreesde dat dichterlijke en filosofische Frederik niet opgewassen zou zijn tegen zijn taak als koning en alles verspelen zou wat hij moeizaam had opgebouwd.[Sein Leben war das traurigste der Welt: Friedrich II und der Kampf mit …von Uwe A. Oster

Eind juni kwam Quantz opnieuw naar Berlijn.2 Op een dag kwam zijn vader eerder terug dan verwacht. Frederik was bezig muziek te maken met Von Katte en Quantz in het Montbijou Paleis, die zich daarop snel en een uur lang in een turfkamertje achter het haardvuur verschuilden volgens de Duitse historicus Friedrich Nicolai die het voorval van Quantz had gehoord.3 De vader ontdekte zijn geheime collectie van bijna 3.800 boeken, die moesten worden verkocht en de modieuse kamerjas, die in het vuur werd gesmeten. Half juli 1730 reisde hij samen met zijn vader naar Ansbach om zijn pas getrouwde zuster Frederike te bezoeken (en verder door Zuid-Duitsland). Dit leidde in de vroege ochtend van 4 of 5 augustus 1730 tot een poging – vlak voor de aankomst in Mannheim – via Den Haag naar Frankrijk of naar Engeland te vluchten om daar “asyl” aan te vragen.4 Toen de koning – aangekomen in de vesting Wesel – genoeg bewijzen had van een samenzwering, en een vluchtpoging, stiet hij zijn zoon een bloedneus en liet hem afvoeren naar de vesting Küstrin gelegen aan de Poolse grens. Frederik werd in de gevangenis 138 vragen opgelegd, deels door zijn vader zelf geformuleerd. De vader liet de verdeelde militaire jury opnieuw een uitspraak doen, toen Frederiks adjudant, de argeloze of atheistische Hans Hermann von Katte, werd veroordeeld tot levenslang. De herziene uitspraak leidde tot de executie van Katte op maandag 6 november. De onbarmhaftige vader wilde zijn zoon op de knieën dwingen en om zeven uur ‘s ochtends werd Frederik gedwongen vanuit het raam naar de terechtstelling te kijken. De kroonprins die zich eeuwig schuldig zou voelen was zelfs bereid was zijn leven te geven of troonafstand te doen.[Sein Leben war das traurigste der Welt: Friedrich II und der Kampf mit …von Uwe A. Oster, p. 119, 136] Frederik schijnt te zijn flauwgevallen en het aanschouwen van de onthoofding bleef hem bespaard, maar het halfbedekte lijk moest op bevel van zijn vader tot ‘s middags blijven liggen voor zijn venster.

Frederik werd afgesloten van de buitenwereld, niemand zou met hem mogen spreken. Hij vond een manier, waardoor hij minstens drie brieven aan zijn zuster kon schrijven, maar ‘s nachts ook boeken in het Duits over klassieke helden en veldheren kon lezen.[Sein Leben war das traurigste der Welt: Friedrich II und der Kampf mit …von Uwe A. Oster][Franz Kugler: König Friedrich II von Preußen – Lebensgeschichte des “Alten … von Franz Kugler] Frederik wist uitstekend de aandacht op zichzelf te vestigen en half Europa, waaronder Abbé de Saint Pierre was begaan met zijn lot. Nadat o.a. Tsarina Anna van Rusland, Karel VI, de Habsburgse keizer, en prins Eugenius van Savoye zich met de zaak hadden bemoeid, kwam op 17 november zijn vader naar Küstrin. Twee dagen later gaf Frederik toe dat hij fout was geweest, aan alles schuldig was zodat aan zijn eenzame opsluiting een einde kwam.[5] Frederik meende al op jonge leeftijd voorbestemd te zijn voor een grootse toekomst en onsterflijke roem, maar liet zijn voorkeur voor predestinatieleer schieten om zijn vader te behagen.[Sein Leben war das traurigste der Welt: Friedrich II und der Kampf mit …von Uwe A. Oster, p. 138] [Der Große: Friedrich II. von Preußen von Jürgen Luh]

Om zich te oefenen in de praktijk met bestuurlijke zaken werd Frederik al op 21 november aan het werk gezet onder leiding van de gemeentesecretaris Hille.[4] De kroonprins verbleef nog minstens een jaar in Küstrin in een eigen woning en kreeg de beschikking over een bediende die hobo speelde (Michael Gabriel Fredersdorff), maar het verlaten van de stad, en bladmuziek bleven verboden. In april 1730 stuurde zijn vader hem nog een tweetal theologische werken in het Frans.[Der Große: Friedrich II. von Preußen von Jürgen Luh] Op 14 augustus 1731 gaf Frederik toe dat hij Von Katte had misleid en het zijn bedoeling was geweest naar Engeland te vluchten.[Sein Leben war das traurigste der Welt: Friedrich II und der Kampf mit …von Uwe A. Oster, p. 156] Hij kreeg toestemming gasten te ontvangen en begon op z’n 19e met bierdrinken. Eind november verscheen hij plotseling in Berlijn bij het huwelijk van zijn zuster Wilhelmina. Frederik kreeg de beschikking over een regiment en verhuisde naar Neuruppin. 

Slot Rheinsberg

 In februari 1732 besliste zijn vader met wie hij zou moeten trouwen. Frederik had pas op zijn 40ste willen doen maar stemde in september toe in een huwelijk met de kinderlijke en schuchtere Elisabeth Christine van Brunswijk-Bevern.[Der Große: Friedrich II. von Preußen von Jürgen Luh] Hij was overtuigd dat hij met haar geen gesprekken op niveau zou kunnen voeren en stond erop dat zij L’École des femmes uit het hoofd leerde. Al in een vroeg stadium gaf hij aan haar te laten zitten als hij eigen baas was. Frederik hield zijn woord en het echtpaar trouwde in juni 1733 in Salzdahlum; toch nog een dubbelhuwelijk, want zijn zus Philippine trouwde die dag met haar broer. Het echtpaar bewoonde tijdelijk het kroonprinselijk paleis “Unter den Linden” nr 3. In 1734 diende hij een aantal maanden als vrijwilliger onder prins Eugenius van Savoye, de beroemdste veldheer in die tijd.  In 1735 ging hij voor de eerste keer op bezoek bij zijn zuster Wilhelmina in Bayreuth. Frederik was niet onder de indruk van wat hij zag en meende dat het kamermeisje van de prins van Wales meer geld tot haar beschikking had dan zijn zuster.[31] Vanaf 1735 weidde hij zich meer aan filosofie en schreef moeizaam (slechte) gedichten.[Der Große: Friedrich II. von Preußen von Jürgen Luh] Hij kon eindelijk zo veel lezen als hij wilde; Descartes, Leibnitz, John Locke, Pierre Bayle en Christian Wolff, auteurs die er voor hun tijd verlichte ideeën opna hielden. 

Op 6 augustus 1736 nam het zijn intrek in Slot Rheinsberg, dat Frederik’s vader had het laten verbouwen. Frederik gaf zelf opdracht aan Georg Wenzeslaus von Knobelsdorff het nog eens over te doen maar de twee vrij hoge torens van het oude landhuis te laten staan. Er is theater opgevoerd, en gedeclameerd waaronder de “Henriade” van Voltaire, dat over religieuse tolerantie gaat. Frederik had een aanzienlijk aandeel in de opvoeringen; hij was een goed toneelspeler. Er werd vervolgens een vorstelijke tafel gedekt voor ca twintig personen, met goddelijke wijn, aangename conversatie en hemelse muziek.

In 1738 kwam Daniel de Superville langs om koning Willem Frederik I te behandelen van waterzucht en een oedeem.[Die Universität Erlangen von 1743 – 1843 Zum Jubiläum 1843: Auf starkem Papier By Johann Georg Veit Engelhardt, p. 13] Frederik nam De Superville tijdens zijn visite op de korrel. De arts vond Frederik hoogst intelligent, maar beschikkend over een slecht karakter. Hij was vals, achterdochtig, egocentrisch, ondankbaar, huichelachtig, etc. en zou een grotere vrek kunnen worden dan zijn vader. Hij had geen geloof en geen moraal, maar was daarentegen slechts geïnteresseerd in wetenschap.[Mein leben, Volume 1 By Johann George Scheffner, p. 161

In 1739 schreef Frederik een lang traktaat, de Antimacchiavelli, een politieke intentieverklaring, waarin hij schreef dat gewapende agressie immoreel was en eerlijkheid de beste politiek voor een vorst.[6] Echte politiek verlangt gerechtigheid en goedheid.[Der Große: Friedrich II. von Preußen von Jürgen Luh] Het waren de gelukkigste dagen uit zijn leven. Frederik gaf Voltaire de opdracht zijn stijl te corrigeren en het werk in Den Haag te laten drukken.

Zijn vader stierf op 31 mei 1740, jarenlang aan een rolstoel gekluisterd vanwege jicht, met als gevolg gewrichtsontstekingen en waterzucht. Na zijn troonsbestijging in juli 1740 in Köningsberg heeft Frederik kasteel Rheinsberg niet meer bewoond en ook niet meer met zijn vrouw samengewoond, die hij na vier jaar niet meer kon luchten of zien.[7] Hij verbood haar hem te bezoeken op Slot Charlottenburg.

Frederik verkeerde graag in het gezelschap van wandelende encyclopedieën, en hij nodigde de Venetiaan Francesco Algarotti om te blijven. De evenoude Algarotti  (1712-1764) had verplichtingen, maar kwam het jaar daarop terug om zijn kroning in Königsberg bij te wonen. Frederik schreef een erotische gedicht ‘La Jouissance‘ (De Lust). Het was naar zijn eigen zeggen om aan Algarotti (de zwaan van Padua’) te laten zien dat Noord-Europese mannen net zulke gepassioneerde minnaars zijn als Zuid-Europese mannen. 

Koning

Bij zijn aantreden schafte Frederik het regiment van Lange Kerls af en richtte een Garde du Corps op. Hij trok wetenschappers aan voor de door zijn vader verwaarloosde Pruisische Academie van Wetenschappen en verordenneerde dat Christian Wolff (filosoof) terug kon keren naar Halle. Frederik liet ondervraging door middel van foltering verbieden, maar niet in het geval van majesteitsschennis en landverraad. Von Kattes vader werd in de gravenstand verheven, evenals Algarotti. Hij gaf bevel de censuur voor het niet-politieke deel van de Berlijnse kranten op te heffen en stelde godsdienstvrijheid in om immigratie van katholieken en hugenoten te bevorderen.

Vervolgens brachten Heinrich, Friedrich en Algarotti een bezoek aan Bayreuth, Straatsburg en de Kleefse tuinen en ontmoetten er Voltaire, Kaiserling en Maupertuis, die allen op een hooizolder sliepen.[La vie privée du roi de Prusse von Voltaire, S. 20]  Hij verkocht vervolgens Herstal aan de prins-bisschop van Luik nadat hij Maaseik had laten bezetten. 

Pruisen in de 18e eeuw

Toen Keizer Karel VI op 20 oktober 1740 in Wenen stierf, na het verorberen van een maaltijd met paddestoelen,  toonde Frederik zijn andere kant; hij viel op 14 december op brutale wijze Silezië binnen.[8] De Republiek, Frankrijk en Engeland zouden hem zo ver van hun grens niet tegen houden. Dat Oostenrijk de loop van de Oder beheerste stond hem niet aan;  bovendien zou door de verovering van het rijke Silezië zou het inwoneraantal met ongeveer 50% toenemen. Pruisen met zijn goedgetrainde infanterie en cavalerie van Ulanen was voortaan in militair opzicht ongeveer even machtig als het Habsburgse rijk, maar raakte diplomatiek geisoleerd. 

De firma Willem Gideon Deutz en de obligatiehouders hebben in 1742 grote schade hebben geleden, nadat Frederik Silezië deels veroverde. De firma had een lening van vijf miljoen gulden uitstaan in Oostenrijk en Silezische zilvermijnen in onderpand gekregen.[J.G. van Dillen, p. 459] Frederik betaalde de lening af, maar niet de rente.5 In hetzelfde jaar verscherpte Frederik de censuur. 

De Pruisische schatkist was bijna leeg (?); Frederik probeerde een lening te sluiten in Amsterdam. Bohemen kreeg een contributie opgelegd van 1,3 miljoen gulden en Saksen van 1 miljoen daalder. Hij had een adempauze nodig en sloot in 1744 een verbond met Frankrijk. Met kerst 1745 bood hij zijn tegenstanders vrede aan als hij Silezie mocht houden. Frederik de Grote bevorderde een actievere bevolkingspolitiek, hetgeen meer belastinginkomsten, maar ook soldaten voor het leger betekende. Aan de Oder werden nieuwe landbouwgronden ontgonnen. Frederik sprak zich uit voor de bouw van moskeeën als ook moslims uit het Ottomaanse rijk die zich in Pruisen zouden vestigen. 

Frederik, die inmiddels Sanssouci had betrokken en waar geen vrouwen of priesters mochten komen,  was niet alleen een kundig veldheer, maar bemoeide zich met zich met alles, ook met echtscheidingen. Hij was zijn eigen minister van Buitenlandse Zaken, en Financiën. Zijn vader had hem steeds voor gehouden goed aan het leger, maar ook aan geld te denken en geen zinloze oorlogen te voeren. In 1749 devalueerde Maria Theresia de munt. Frederik sloot zich niet aan bij Oostenrijk en Beieren, die de Reichsthaler hadden ingevoerd, maar introduceerde de Friedrich d’or die alle overige munteenheden zou moeten verdringen. In 1750 stelde hij Johann Philipp Graumann aan die het munt- en geldwezen moest organiseren; de muntvoet die Graumann introduceerde, hield honderd jaar lang stand.6 In 1752 schreef hij zijn “Politisches Testament”, waarin hij verkondigde dat Pruisen zoveel geld moest sparen om minstens vijf jaar oorlog te kunnen voeren; in 1753 verscheen “Generalprinzipien des Krieges”, waarin hij zijn taktiek uitlegde, d.w.z. bij iedere manoeuvre tijd te winnen om daaruit voordeel te trekken.[I. Mittenzwei, p. 92, 103] In 1753 trok hij diverse alchemisten aan die beweerden goud te kunnen maken, maar hem teleurstelden. Frederik liet in het geheim Hollandse dukaten en Oostenrijkse Albertusdaalders namaken om in Silezië, het Oostzeegebied en Azië af te zetten, tegen de weliswaar gangbare muntvoet (?), maar toch valsmunterij in opdracht van de overheid.[Schrötter, p. 69] Bovendien wilde hij de Franse Louis d’or, die overal in Duitsland werd gebruikt, concurrentie aandoen. De twee Silezische Oorlogen had een diepe rancune van de kant van keizerin Maria Theresia en haar minister Wenzel Anton von Kaunitz tot gevolg.7 Vanwege een boycott van Pruisisische en Silezisische produkten door Oostenrijk en Saksen plande hij een nieuwe oorlog. Frederik verbond zich met Frankrijk tegen Oostenrijk, maar beging een kapitale fout door zich in 1756 met de Engelsen te verbinden, het zogenaamde Renversement des alliances en haalde zich vervolgens de vijandschap van Frankrijk op de hals, dat in het voorafgaande jaar Engeland de oorlog had verklaard. Frankrijk, Rusland en Oostenrijk konden ongeveer twee keer zoveel manschappen in de strijd werpen als Pruisen. 

 
De zwaargehavende stad Dresden in 1760

Zonder oorlogsverklaring viel hij augustus 1756 Saksen binnen, dat weigerde zich bij Pruisen aan te sluiten. Zijn eerste nederlaag was in de Slag bij Kolin, 60 km ten oosten van Praag. Na nog een nederlaag aan de Neisse gaf hij de markies D’Argens de opdracht een grafschrift te bedenken en een schip naar Jamaica in gereedheid te brengen voor hemzelf.8 D’Argens herinnerde hem aan Julius Caesar, Turenne en de prins van Condé, die eveneens nederlagen hadden moeten verwerken. In 1757 wilde Frederik de Grote een lening van een half miljoen sluiten bij de bank Pels & Zonen. Hendric Bicker werd naar raadpensionaris Pieter Steyn verwezen.9 Of de lening plaats vond is onduidelijk, maar zeker is dat Groot-Brittanie met Frederik het jaar daarop, 11 april 1758, een defensieverdrag sloot en hem subsidie verleende zodat hij 10 miljoen gulden kon lenen.10 Ook in december 1758 speelde hij met de gedachte aan dood te zijn, na de slag bij Hochkirch of de dood van zijn lievelingszuster.11 Frederik won aan zelfvertrouwen in de Slag bij Roßbach, en de Slag bij Leuthen, waar hij de Franse en de Oostenrijkse legers versloeg. Russische legers bezetten Oost-Pruisen eind 1758 en het Oostenrijkse leger rukte op vanuit het zuiden. Frederik werd steeds meer in het nauw gedreven en in augustus 1759 dreigde er zelfs een totale nederlaag in de Slag bij Kunersdorf, nauwelijks 100 km van Berlijn, net aan de andere kant van de Oder. Van zijn leger van 58.000 man had hij er nog 3.000 over en het verhaal gaat opnieuw dat Frederik dood wenste te zijn en opium bij zich stak.12 Het lot van Pruisen leek bezegeld. Zijn soldaten vluchtten in paniek; Saksische soldaten die hij had ingelijfd deserteerden. Er brak muiterij uit onder de soldaten ontevreden over de slechte betaling (minder dan een gulden per week) en de duurte van levensmiddelen.[Für 8 Groschen ist’s genug. Friedrich der Große in seinen Münzen und Medaillen] Frederik liet tijdens de winter nieuwe troepen rekruteren. Voor het sluiten van een vrede was het nog te vroeg, maar de Engelse premier William Pitt zou de Russen polsen.13

Friedrich und die Seinen in der Schlacht bei Hochkirch Von Adolph Menzel (1815–1905) – http://www.bilder-geschichte.de/bilder/menzel-hochkirch.htm, Gemeinfrei, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=39604046

Saksen, dat provisorisch door Pruisen werd bestuurd, maar veroverd werd door Oostenrijk veranderde in een slagveld en Dresden werd bij een bombardement in juli 1760 verwoest. Het vorstendom moest zware contributie aan Pruisen betalen, maar Saksen was verarmd en dat geld moest worden geleend. De Russen en Oostenrijkers bezetten in oktober enkele dagen lang Berlijn; kanalen en fabrieken zouden niet worden verwoest als Pruisen brandschatting aan de Russen betaalde. Frederik verplaatste het hof of kabinet naar Maagdenburg. Slot Charlottenburg werd geplunderd, maar de Russen trokken zich terug en met de toezegging van de Berlijnse koopman Gotzkowsky dat de brandschatting zo spoedig mogelijk zou worden betaald met geleend geld op de kapitaalmarkten van het neutrale Hamburg en Amsterdam. Het is mogelijk dat Frederik geld leende bij De Neufville en Stenglin.[N. Schepkowski, p. 264] Daar kwam nog bij dat ook George III van Engeland, de nieuwe koning en Friedrichs neef, in 1761 de subsidie aan Pruisen stopte, toen men in Engeland van mening dat het beter voor de strijd tegen Frankrijk in de kolonien zou kunnen worden ingezet.

De schatkist was leeg, maar Frederik werd op wonderbaarlijke wijze gered door het overlijden van de hem zeer vijandig gezinde tsarina Elisabeth I van Rusland, begin 1762. Dat noemde hij het wonder van het huis Brandenburg. Peter III van Rusland, die haar opvolgde, was een mateloos bewonderaar van Frederik II en sloot in mei de Vrede van Sint-Petersburg met hem; Oost-Pruisen is ontruimd en teruggegeven aan Frederik, die instemde met een Poolse corridor. De oorlogvoerende partijen waren vermoeid en er was bij alle partijen een groot gebrek aan geld. Frederik dwong zijn beamten in het geplunderde Saksen jonge jongens te recruteren als er niet meer geld op tafel kwam. Gelukkig is in februari 1763 de Vrede van Hubertusburg gesloten.

De financiering van de oorlog is een ingewikkelde zaak. Frederik liet de Pruisische munt vijf keer devalueren om beter te kunnen concurreren. Zeker is dat Engeland vanaf 1758 tot 1761 via Amsterdam en Hamburg subsidie overmaakte, bestaande uit goud en zilver. Dat is gebruikt voor het slaan van Kriegsgeld en verspreid in Saksen, Silezië, Polen, Bohemen, Hongarije en Koerland; zijn soldaten en kooplieden in vee, graan en zout brachten het Kriegsgeld op markten en beurzen in omloop.[Schrötter, p. 32] Het gebruik van Kriegsgeld werd in Pruisen verboden en tegengehouden.[Die Russen in Königsberg: Ein numismatisches Zeugnis des Siebenjährigen Krieges] Het is Frederik gelukt te zijn een oorlog te voeren zonder geld te lenen in het buitenland of de belastingen in Pruisen te verhogen,14 maar zijn doel bereikte middels devaluatie van de munt.15 

In Pruisen bestond geen staatsbank; Frederik was zelf de oppermuntmeester. Het in omloop brengen van minderwaardig geld was beproefd middel om een oorlog te financieren, dat hadden al velen al voor hem gepresteerd. De muntmeesters Daniel Itzig en Veitel Ephraim, speelden daarbij vanaf december 1755 een belangrijke rol. Zij pachtten in 1756 alle Pruisische en Saksische munthuizen, die geacht werden winst te maken. Ze betaalden daarvoor sleischat, een bedrag dat was gebaseerd op de ondernemerswinst. Ze waren evenwel verplicht zich aan de muntvoet vast te houden en niet meer te produceren dan afgesproken was. In oktober 1756 werd het duidelijk, dat er bedrog werd gepleegd. Er waren munten in omloop die niet ter plaatse waren geslagen, maar toch dat stempel droegen (en het valse jaartal 1753).[Schrötter, p. 35] Toen Kleve in 1757 bezet werd door het Franse leger, zijn die activiteiten voortgezet in Magdeburg en Berlijn. Ook in Leipzig en Dresden is minderwaardig geld geslagen, toen Ephraim ook daar tot muntmeester werd benoemd. Ephraim en Itzig hebben voor 40 miljoen aan nieuwe munten geslagen, waaronder een vervalste August d’or met een verlaagd zilvergehalte, die in Saksen, Silezië en Polen in omloop werd gebracht.[Schrötter (1909) Das Preussische Münzwesen im 18. Jahrhundert, p. 9, 13, 16.] Frederik de Grote wist af van het bedrog en stemde ermee in. Hij bemoeide zich minder met het muntwezen, naarmate hij meer op het slagveld werd beziggehouden. Begin 1762 kwam hij tot inzicht en beschouwde zijn experiment als mislukt. Het valse geld is op grote schaal uitgevoerd en omgesmolten, vooral rondom Amsterdam en Hamburg. Na de Zevenjarige Oorlog heeft Frederik de oude muntvoet stapsgewijze hersteld. Pruisische munten werden niet langer als betrouwbaar gezien.[Schrötter, Band II, p. 218] Voor meer informatie zie Frederik de Grote en de muntchaos tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-1763)

Pruisen was door de oorlog ongeveer uitgeput. Een half miljoen soldaten en burgers, ongeveer 10% van de bevolking, had het leven verloren. Maar de machtspositie van Pruisen in Europa was voor lange tijd verzekerd. In 1764 was hij de beroemdste man in Europa en had hij een ontmoeting met Casanova die vervolgens een baantje kreeg als trainer bij de cadetten. Casanova was teleurgesteld dat hij alleen om zijn uiterlijk was aangenomen.[9] Frederik reorganiseerde de brandverzekering, begon een staatsloterij, die hij overdeed aan Giovanni Antonio Calzabigi.16 Het bank- en verzekeringswezen zou moeten samenwerken, maar de aandeelhouders hadden geen vertrouwen in het dubbelproject. Frederik nodigde Franse ambtenaren uit die de belasting zou moeten verpachten, maar ook dat mislukte.[I. Mittenzwei, p. 135-136; 139]

In een Russisch-Turkse Oorlog (1768-1774) steunde hij Catharina. In 1772 verwierf hij bij de Eerste Poolse Deling Pommerellen en het Kulmerland. De nieuwe aanwinsten kregen in 1773 de naam West-Pruisen, het oude Pruisen – uitgebreid met het Ermland – werd dientengevolge Oost-Pruisen.

Frederik en de Republiek

De Pruisische kroonprins bezocht in 1738 zijn volle nicht Anna van Hannover in haar zomerresidentie Soestdijk; zij onderhielden een levendige correspondentie voornamelijk over muzikale onderwerpen. In een brief aan Voltaire, volgend op het bezoek aan het echtpaar, roemde Frederik de Grote de levensbeschouwelijke en filosofische diepzinnigheid van de prinses en haar man. In 1754 verkocht hij Huis Honselaarsdijk en diverse andere bezittingen in en rond het Oude Hof, Westland en Hoge en Lage Zwaluwe, die hij van zijn vader had geërfd voor het gigantische bedrag van 705.000 gulden inclusief de meubelen aan Anna van Hannover. [10] Frederik liet zich betalen in baren goud, of bij gebrek daaraan in Hollandse dukaten.[A.T.B. Peele (2013) Drie Pruisische koningen als heren van Hooge en Lage Zwaluwe: een casus. In: Een uitzonderlijke erfgenaam : de verdeling van de nalatenschap van Koning-Stadhouder Willem III en een consequentie daarvan : Pruisisch heerlijk gezag in Hooge en Lage Zwaluwe, 1702-1754.]

Frederik de Grote was in 1755 incognito op bezoek bij Isaac de Pinto op zijn landhuis Tulpenburg aan de Amstel,[11] en bezocht de schilderijenverzameling van Gerrit Braamcamp op Kloveniersburgwal. Hij nam zijn intrek in L’Étoile d’Orient (Ster van het Oosten) in de Nes, ter hoogte van het huidige nummer 67. [Casanova op stap in Amsterdam: De Nes bij de Sint Barberensteeg, december 1758 door Maarten Hell] Hij zou nog in datzelfde jaar Johann Ernst Gotzkowsky opdracht geven om schilderijen te kopen voor zijn collectie in Sanssouci. Op zijn terugreis, in een trekschuit over de Vecht, ontmoette hij Henri Alexandre de Catt die in dienst was bij de familie Van Tuyll van Serooskerken (op Slot Zuylen) en op weg was naar Utrecht. Er ontspon zich in een interessante discussie op het achterdek. Frederik was onder de indruk en nodigde hem uit naar Potsdam. In 1757 wilde Frederik de Grote een lening van een half miljoen sluiten bij de bank Andries Pels & Zonen. Blijkbaar had de bank daarvoor toestemming nodig. Hendrick Bicker, een van de directeuren, werd naar raadpensionaris Pieter Steyn verwezen.[J.E. Elias (1903-1905) De vroedschap van Amsterdam, p. 1062-1063] In 1768 verbleef Frederik op jachtslot ‘t Loo bij zijn nicht Wilhelmina van Pruisen. Zij was onmiddellijk na haar huwelijk begonnen de overheersende positie van Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern, de zwager van Frederik, te ondermijnen. In lange brieven deed zij haar beklag bij haar oom. De operavoorstelling die avond was geen succes. Frederik nam het besluit nooit weer terug te keren. Hij pleitte nog wel voor eerherstel van Douwe Sirtema van Grovestins.

In 1775 had hij de Nederlandse kanunnik Cornelis de Pauw als zijn voorlezer. In 1780 kreeg hij bezoek van Petrus Camper, anatoom en zooloog. In 1782 bemoeide hij zich opnieuw met de Republiek en liet via zijn gezant Friedrich Wilhelm von Thulemeier aan Joachim Rendorp en De Vrij Temminck weten, dat hij niet de kleinste schending van de voorrechten van het stadhouderschap zou dulden. Bovendien gaf hij zijn ambassadeur te kennen niet met Agatha Theodora Geelvinck te trouwen vanwege belangenverstrengeling. In januari 1783 verloor de stadhouder verder terrein en Frederik suggereerde dat de prins open kaart moest spelen met Frankrijk,[12] mogelijk in verband met de Vrede van Parijs (1783). Frederik heeft later meer bevoegdheden voor zijn nicht bepleit en een ministerraad om stadhouder Willem V te adviseren.[13]

Frederik en Voltaire

Romantische voorstelling van Voltaire op Sanssouci, als derde van links, naast hem Von Stille in een rood uniform en vervolgens de koning. De andere gasten waren Giacomo Casanova, Markies d’Argens, Julien Offray de La Mettrie, de gebroeders George en James Keith, Friedrich Rudolf von Rothenburg, en Francesco Algarotti. Als enige vrouw werd soms de danseres Barbara Campanini uitgenodigd, die meer betaald kreeg dan een minister.

Op 8 augustus 1736 schreef hij zijn eerste brief aan Voltaire. Op 11 september 1740 ontmoette hij Voltaire, die toen in Brussel woonde, voor de eerste maal op slot Moyland. Frederik vroeg hem de Antimacchiavelli te verbeteren en anoniem te laten drukken in Den Haag.[VOLTAIRE IN THE NETHERLANDS. FROM THE DUTCH OF JHR. C. A. VAN SYPESTEYN.] Hij bod  aan zijn manuscripten te bewaren.[14] Voltaire droeg zijn tragedie Mahomet voor en Frederik nodigde hem uit naar Berlijn te komen, maar stelde de afspraak uit na de dood van de Habsburgse keizer. Frederik hield zich toen vooral bezig met de voorbereiding van een oorlog in Silezië. Toen Voltaire in november aankwam, kreeg hij geen vergoeding van zijn reiskosten.[15] Frederik, die bekend staat als minstens zo zuinig als zijn vader, ging ervan uit dat hij al was betaald om te komen spioneren voor Frankrijk. Vanwege de Eerste Silezische Oorlog die begon in december reisde Voltaire al na twee weken terug.

In 1742 ontmoeten zij elkaar in Aken om te kuren. Voltaire kreeg van de Franse regering een nieuwe opdracht om in Berlijn langs te gaan en uit te vinden wat Frederik van plan was. Voltaire kwam er achter dat Frederik een lening had gesloten in Amsterdam en berichtte naar Parijs dat Pruisen zouden moeten worden gesteund. In 1744 sloot Frederik een verdrag met Frankrijk, dat twaalf jaar stand zou houden. In 1750 kwam de Franse filosoof voor hun vijfde ontmoeting langs, na de dood van zijn geliefde Émilie du Châtelet. Voltaire verbleef na een stroeve ontvangst uiteindelijk twee jaar lang op Sanssouci met een aanstelling als kamerheer en de opdracht het Franse proza van zijn opdrachtgever te corrigeren. Vanwege een ruzie over een onbetamelijk proces over een lening die Voltaire in Berlijn had gesloten, een onenigheid over een wiskundige ontdekking door Johann Samuel König of door Maupertuis,[16] en het in bezit hebben van een gedichtenbundel, door Frederik geschreven en waarvan maar acht exemplaren bestonden, hebben de lastige Frederik en de onderdanige Voltaire elkaar na maart 1753 nooit meer in levende lijve ontmoet. Frederik bleek gesteld op rust en harmonie en zag Voltaire op dat moment liever gaan.[17]  Niettemin schreef Frederik in totaal 601 of 654 brieven aan Voltaire (vanaf 1736 tot 1778). 

Aanhalingsteken openen‘s Morgens een koning met grandeur, na de maaltijd een groot auteur, de hele dag superieur en aan het souper een charmant causeur

Ik heb niet zonder u kunnen leven en niet met u.17

Aanhalingsteken sluiten

Frederik en de muziek

Frederik was een groot muziekliefhebber en een geoefend fluitspeler. Aan het hof werd dagelijks tussen 7 en 9 uur ‘s avonds gemusiceerd. Zijn eerste leermeester was Gottlieb Heyne.18 Vanaf mei 1728 kreeg hij twee keer per jaar les van Johann Joachim Quantz, die zich op zekere dag (in juli 1730) vanwege een plotseling binnenvallen van de boosaardige vader in een kast verstopte. In 1731 hoorde Frederik de opera Cleofide van Johann Adolf Hasse, tijdens een bezoek aan Dresden. In december 1732 was een tweede compositie af, schreef hij aan zijn zuster. Na het overlijden in 1733 van de keurvorst August II van Polen, die bijna failliet was, zijn een aantal musici naar Rupin (slot Rheinsberg) gestuurd: o.a. Franz Benda en zijn broer Johann Benda, die protestants waren geworden en in het katholieke Dresden veel commentaar over zich heen kregen. Later zouden ook de jongere broers Georg en Joseph Benda in zijn orkest aangesteld worden. Aan de königliche Hofkapelle bestaande uit ca 17 man, waren Johann Gottlieb Graun als dirigent, zijn broer Carl Heinrich Graun die hem sinds 1735 ook compositieleer gaf, de violist Johann Georg Pisendel, en de klavecimbelspeler C.Ph.E. Bach (1738) verbonden. Hij schreef zijn eerste symfonie in G-majeur. In 1740, het jaar van zijn troonbestijging, schijnt ook G.F. Händel aanstalten te hebben gemaakt zich in Berlijn te vestigen. Quantz werd in 1741 aangesteld als hofcomponist tegen een ongewoon hoog salaris, nadat Michel Blavet de post had afgewezen. In het zelfde jaar stichtte Frederik de Staatsoper Unter den Linden met een productie van Graun in een onaf gebouw. In januari 1742 bracht hij een bezoek aan Dresden en zag een uitvoering van Lucio Papirio een opera gecomponeerd door Johann Adolf Hasse; Algarotti stuurde hem de muziek van een aria achterna. Hasse schreef 80 fluitsonates voor Frederik, die mogelijk een grotere voorliefde had voor de composities van Quantz en later Muzio Clementi. Frederik correspondeerde over muziek met Anna van Hannover en padre Martini

Het fluitconcert door Adolph von Menzel (1850-52)

Het muzikale oeuvre van Frederik de Grote bestaat uit drie wereldlijke cantates die verloren zijn gegaan, drie opera-aria’s voor Demofoonte, onder andere een gedeelte van een opera Il Re Pastore, vier fluitconcerten, 121 fluitsonates en enige marsen. Hij schreef het libretto voor vier operas, o.a. Montezuma en liet de da-capo arias daarin vervangen door cavetinas. Ook het Spaanse volkslied, de Marcha Real zou gebaseerd zijn op een compositie van Frederik?

Het schrijven van fluitmuziek voor Frederik was niet altijd even makkelijk, want de koning had een hekel aan uitgeschreven fuga‘s en andere gecompliceerde composities. Quantz componeerde ongeveer 300 concerti en 200 kamermuziekwerken in de galante stijl. Frederik kocht ook dwarsfluiten van Quantz. Die vond – om te voorkomen dat het vals zou worden – dat hij het instrument niet in zijn hand moest houden, maar neerleggen. Rond 1 mei verhuisde Frederik naar Sanssoucci. Op 7 mei 1747 kreeg de 62-jarige Johann Sebastian Bach bij een bezoek aan Sanssouci samen met zijn zoon Wilhelm Friedeman het verzoek een forte-piano te demonstreren. Bach kreeg bovendien een thema van Frederik opgelegd met de bedoeling daarop te improviseren. Toen Frederik hem vroeg een zestemmige fuga te componeren vroeg Bach toestemming dat thuis te doen en schreef in twee maanden tijd het Musikalisches Opfer.[19] Mogelijk ‘rook de muziek naar de kerk’ en Bach kreeg nooit betaald, maar zou “wereldberoemd” worden met dat meesterwerk (BWV 1079). Volgens Gustav Leonardt behoort de melancholieke triosonate, aangepast aan de koninklijke smaak en aan die van de veel jongere musici, tot het mooiste wat Bach ooit geschreven heeft.[Triosonate op YouTube]
 
In 1755 leverde Frederik een libretto in het Frans voor de opera Montezuma – over de verovering van Mexico in 1520 en het slecht bewapende Azteekse rijk – aan Graun. Bij het uitbreken van de Zevenjarige oorlog werd de opera in Berlijn gesloten, die weliswaar in 1764 weer openging, maar omdat het zich baseerde op reprises, nooit meer is geworden wat het was. In 1773 stierf Quantz en Frederik maakte diens laatste compositie af. (In 1774 kwam Wilhelm Friedemann Bach naar Berlijn, bewonderd door de kribbige Amalia, een ongetrouwde zuster van Frederik.) Na 1780 zou Frederik niet meer naar de opera gaan.

Wetenschap, literatuur, architectuur en handel

Detail van het enige portret waarvoor hij persoonlijk model stond (1763) door Johann Georg Ziesenis

In 1740 werd de Franse wiskundige, astronoom, natuurvorser en filosoof Maupertuis die had ontdekt de noord- en zuidpool afgeplat waren, op voordracht van Voltaire uitgenodigd om naar Berlijn te komen. Willem Jacob ‘s Gravesande bedankte voor de eer. Leonhard Euler verliet Sint-Petersburg om een benoeming aan de Berlijnse Academie te aanvaarden. In 1742 kwam Jean-Baptiste de Boyer, Marquis d’Argens naar Berlijn. De arts en atheïst Julien Offray de La Mettrie in 1747, waarschijnlijk nadat de 35-jarige Frederik een hartaanval had gehad, maar hij leed ook aan jicht, aambeien en kolieken. 

Frederik had niet veel op met de toenmalige Duitse literatuur en wetenschap: uitzonderingen waren Christian Wolff, die hij na een conflict aan de universiteit van Halle tussen theologen en filosofen had herbenoemd[20] en Moses Mendelssohn. Zijn favourite filosofen waren de Romeinse epicurist Lucretius, de stoicijnse keizer Marcus Aurelius en Marcus Fabius Quintilianus, een retoricus.

Gevleugelde uitspraken van Frederik II zijn:

Aanhalingsteken openenGegen Dummheit kämpfen sogar die Götter vergebens
Jeder soll auf seiner eigener Fasson selig werden
Alle Religionen sind gleich und guht.Wie zijn hartstochten weet te overwinnen, is sterker dan wie steden inneemt…. ik heb mij sinds lang afgekeerd van allerlei vormen van charlatanerie, en theologen, astrologen, alchemisten en dokters zijn voor mij allemaal één pot nat.
Aanhalingsteken sluiten
Het Stadtschloss Potsdam (1772)
Zijn lievelingshond, de Italiaanse windhond

Daarnaast was hij als iedere vorst in de 18e eeuw erg geïnteresseerd in de architectuur en maakte graag schetsen van gebouwen, die hem aanspraken. In 1732 leerde hij Von Knobelsdorff kennen, die hij assisteerde bij het ontwerp van slot Rheinsberg. Slot Charlottenburg en Slot Monbijou in Berlijn heeft hij laten uitbreiden in 1740 met nieuwe vleugels in rococostijl. In Potsdam heeft hij het stadsslot laten verbouwen tot zijn nieuwe winterresidentie. Daarnaast bouwde hij in Potsdam zijn, wereldberoemde, lustslot Sanssouci en trok de decoratieschilder Johann August Nahl aan. Op het ontwerp had de koning, die geen kelders wilde, want die boezemden hem angst in, zoveel invloed dat Von Knobelsdorff afhaakte en de Amsterdammer Jan Bouman de organisatie overnam.[21] In mei 1747 was Sanssouci, waar geen vrouwen werden getolereerd, mannen de was deden en bedden opmaakten, bijna klaar en kon hij het paleis betrekken. Het paleis werd ingericht met gestolen porselein uit Meissen.[Der König, sein bester Kunde von Klaus Büstrin] In het park, een leerschool voor architectuurstudenten, liet hij een Chinees paviljoen en meteen na de Zevenjarige oorlog het Neues Palais bouwen, dat laatste was bedoeld als verblijf voor zijn gasten, waarbij de keukens in een afzonderlijk gebouw werden ondergebracht.  Op de Gendarmenmarkt in Berlijn kwamen rond 1785 twee bijna identieke kerken met koepels en torens, uitdrukking gevend aan zijn tolerante houding ten opzichte van religie. Bovendien kwamen de Sint-Hedwigskathedraal, de Koninklijke Bibliotheek en het paleis voor prins Heinrich, nu de Humboldt-Universiteit tot stand. Frederik was zuinig en liet oud materiaal hergebruiken.19

In 1742 kocht hij de verzameling antieke standbeelden van kardinaal Melchior de Polignac. Frederik was ook een groot liefhebber van de schilderijen van Watteau,[22] Pater,[23] Chardin, Lancret en Pesne. Zijn collectie achttiende-eeuwse Franse meesters is een van de belangrijkste buiten Frankrijk. Rond 1755 zou zijn smaak veranderen en verzamelde 39 schilderijen van Rubens en 15 van Anthonie van Dijck. In 1756 kocht hij 400 schilderijen in Frankrijk.[24] In 1764 werd de Bildergalerie (Sanssouci) geopend om bij slecht weer niet naar buiten te hoeven.

Het Chinese paviljoen of theehuis, gebouwd tussen 1754 en 1757 door Johann Gottfried Büring 

De koopman, industrieel en kunstverzamelaar Johann Ernst Gotzkowsky kreeg niet alleen opdracht schilderijen op te kopen maar in 1761 ook een Berlijnse porseleinfabriek opnieuw op te starten met personeel en materiaal uit Meissen. Toen Gotzkowsky na twee jaar uitstel van betaling aanvroeg, nam Frederik de fabriek op 24 augustus 1763 over, de tegenwoordige Koninklijke Porselein Manufactuur (KPM). Hij verplichtte de loterijen en de Pruisische joden jaarlijks porselein af te nemen. Frederik was zelf de grootste afnemer. 

In 1740 had Frederik een ministerie voor handel opgericht, in 1751 startte hij de Pruisische Aziatische Compagnie, waarbij de Surinaamse koopman Stephanus Laurentius Neale betrokken was. Met de opzet van een marine in Emden is het nooit wat geworden. In Krefeld en Elberfeld was een zijde-industrie opgezet waarvoor Hollanders werden aangetrokken. In het voorjaar van 1758 was de schatkist leeg. Door het uitgeven van valse munten, Ephraimieten met een beperkt zilvergehalte, raakte de staatskas weer gevuld. Hij devalueerde de munt vijf keer. In april 1763 startte hij een loterij; elf maanden later trok hij zich terug.[25] Een financiele crisis in Amsterdam en Hamburg in augustus 1763 veroorzaakte ook 33 bankroeten in Berlijn;  Gotskowsky dreigde failliet te gaan vanwege een grote partij graan die hij had gekocht van de Russen, maar niet met Pruisische geld betaald wilden worden. De Neufville ging failliet vanwege een grote ongedekte hoeveelheid wisselbrieven op Hamburg, bedoeld om Pruisen zilver te verstrekken. De Neufville liet al enige tijd waardeloos Kriegsgeld importeren om het om te smelten en winst te kunnen maken op de verkoop van baren zilver. Frederik de Grote schreef na enkele weken een brief aan de Staten van Holland om het faillissement op te heffen; het jaar daarop kreeg De Neufville rehabilitatie.[26] Frederik beklaagde zich diverse keren over de woekeraars en speculanten. (Het lag volgens de Oost-Duitse historica Ingrid Mittenzwei nooit aan hem zelf.)

Johann Ernst Gotzkowsky slaagde er april 1763 in voor 1,2 miljoen gulden afgedankte Russische graanvoorraden opgeslagen langse de Pommerse kust op te kopen. Daarbij is hij gefinancierd met 100.000 gulden door de Amsterdamse koopman/verzekeraar Leendert Pieter de Neufville die zich toentertijd in Berlijn ophield. De Neufville zegde toe een miljoen gulden in een herstart van de Koninklijke Pruisische Aziatische Compagnie in Emden te willen investeren. Gotzkowsky en De Neufville speculeerden ook met wisselbrieven. Een actie die hen duur zou komen te staan; drie maanden later waren zij failliet. Frederik de Grote schreef op 21 augustus zowel het Amsterdamse stadsbestuur als de Staten-Generaal aan met het verzoek om de zilversmelterij van de firma De Neufville overeind te houden. Op 24 augustus nam Frederik de porselein- en de zijdefabriek van Gotzkowsky over in de hoop dat die met een voorschot en enige maanden uitstel alsnog in staat zou zijn zijn bankroet te vermijden en de Russen te betalen. Meer dan 100 firmas in Hamburg en Amsterdam zouden nog hem volgen in de tijdelijke, maar heftige crisis die vooralsnog niet was uitgewoed.

In 1765 liet hij een koninklijke girobank, en een handelscompagnie op de Levant oprichten om Oostenrijk concurrentie aan te doen; de Aziatische Compagnie in Emden is opgeheven. Pruisen belandde in een recessie en in 1766/67 volgde een nieuwe reeks van faillissementen, waaronder Gotskowsky.20 

Aardappels en snuifdozen

Een van de grote verdiensten van Frederik de Grote is de invoering op grote schaal van de aardappel als volksvoedsel. Op 24 maart 1756 vaardigde hij het beroemde Kartoffelbefehl uit, waarin hij “sämtliche Land– und Steuer Rä­the, Magistrate und Beamte” beval dat al zijn onderdanen met deze plant bekendgemaakt dienden te worden en dat deze op iedere beschikbare plek moest worden verbouwd.[27][28] Tot op de dag van vandaag zijn er altijd een paar aardappelen te vinden op zijn graf.[29]

Frederik was een toegewijd gebruiker van snuiftabak. Beschrijvingen van zijn verschijning maken meer dan eens melding van snuifvlekken op zijn (versleten) uniform.[30] In de nalatenschap van keizer Wilhelm II in Huis Doorn is een deel van zijn verzameling snuifdozen (die honderden exemplaren moet hebben omvat) te bewonderen.

Persoonlijk leven

Van den koning van Pr(uisen) konnen geen horreurs genoeg gesegt werden, gene menslieventheyt, geen geneureusheyt, genen dankbaerheyt, allerambitieust voor sig allen, het anti-phisiqeu, soo ook sijne broerders, seer toegdaen, gierig in den hoogsten graat.21

Op 15 augustus 1738 werd Frederik in Braunschweig ingewijd als lid van de Orde van Vrijmetselaren, zeer tegen de zin van zijn vader. In 1739 zou hij in Rheinsburg, in 1740 in Slot Charlottenburg een zaal als Loge inrichten, voor de thans nog bestaande Zu den drei Weltkugeln. Zijn verdere leven bleef Frederik de orde openlijk ondersteunen.

Zijn huwelijk met Elisabeth Christine van Brunswijk-Bevern is altijd kinderloos gebleven. Zijn echtgenote, van wie hij gescheiden leefde en die zomers meestal op Slot Schönhausen verbleef, ontmoette hij alleen bij staatsaangelegen en op familiefeesten. Toen hij haar in 1756 na jaren weer ontmoette op weg naar Maagdenburg, begroette hij haar met het legendarische Madame, u bent dikker geworden.

Op latere leeftijd heeft Frederik zich ontwikkeld van een vrouwenhater in een mensenhater. Al in 1769 werd over hem verteld dat hij van niemand hield. Denis Diderot noemde hem een boosaardige aap. Volgens Voltaire aaide hij met de ene hand en krabde met de andere.

Frederik de Grote of der Alte Fritz op 68-jarige leeftijd door Anton Graff (1781)

Friedrich gaf weinig om zijn familie. Niettemin was hij sterk betrokken bij de opvoeding van Carl Eugen in Würtenberg en zijn lievelingsneef, prins Frederik Willem II van Pruisen, die hem zou moeten opvolgen. De vrouw van zijn neef, zijn eigenzinnige nicht Elisabeth van Brunswijk-Wolfenbüttel, werd na een buitenechtelijke zwangerschap verbannen naar Stettin. Frederik dwong Frederik Willem drie maanden na de scheiding een nieuw huwelijk te sluiten en voor een mannelijke opvolger te zorgen.

Frederik de Grote liep altijd in uniform en laarzen en deed inmiddels nauwelijks onder voor zijn vader. Hij was erg gesteld op zijn honden, waaronder een spaniël, maar ook op Männerfreundschaften. Dat blijkt wel uit zijn hechte vriendschap met zijn secretarissen Von Katte, Charles Étienne Jordan, Claude Étienne Darget, en voorlezers Jean-Martin de Prades en Henri Alexandre de Catt, die ook zijn Frans moesten verbeteren.[32] Al jaren wordt gespeculeerd dat hij homoseksueel was,[33][34] volgens Casanova werd daar door tijdgenoten niet geheimzinnig over gedaan.[35] De voortzetting van de dynastie was hoe dan ook gegarandeerd door de kinderrijkdom van zijn jongere broer August Willem, destijds de favoriet van zijn vader. Dat Frederik zijn homoseksualiteit niet kon accepteren en wanhopig probeerde om het te compenseren door oorlogsroem kan betwijfeld worden.

De molen in juni 2009

Frederik was misschien liever filosoof, musicus, dichter of historicus geweest dan koning, maar nam zijn opdracht uiterst serieus. Het onthoofden van zijn jeugdvriend Von Katte, in opdracht van zijn tyrannieke en geweldadige vader, moet een nare ervaring zijn geweest en heeft volgens sommige auteurs een cynische man van hem gemaakt. Zijn verhouding met zijn zuster Wilhelmina van Bayreuth was intiem, maar met andere vrouwen ingewikkeld. Frederik omringde zich met intellectuelen, om ‘s avonds gesprekken op niveau te kunnen voeren. Met de molenaar achter Sanssouci voerde hij strijd, maar was niet te beroerd te erkennen dat de rechtbank het laatste woord had. Hij maakte in 1763 een einde aan het lijfeigenschap op staatsdomeinen, maar joeg daarmee de Pommerse adel tegen zich in het harnas. Toen Goethe in 1778 in Berlijn verbleef, was hij verbaasd dat de koning zo onpopulair was. In augustus van dat jaar bracht Frederik een bezoek aan Breslau; hij zat in de regen zes uren op zijn paard en liep een ernstige verkoudheid op. Hij zou nooit meer de oude worden en kon nauwelijks meer uit zijn stoel komen vanwege kortademigheid en jicht. In 1780 werd Henri de Catt ontslagen. Aan het einde van zijn leven liet Frederik zich een uitgebreide maaltijd bezorgen met elf gangen en een fles champagne.[https://www.aerzteblatt.de/archiv/121124/Friedrich-der-Grosse-und-die-Medizin-Die-Herren-Aerzte-sind-Quaelgeister] De vloer van zijn zijn kamer lag bezaaid met papieren. 

Na zijn dood

Overeenkomstig zijn eigen testament ligt der alte Fritz tegenwoordig begraven op het terras van zijn Slot Sanssouci in Potsdam – naast zijn geliefde honden. Het stoffelijk overschot werd aanvankelijk bijgezet in de Garnisonkirche te Potsdam, naast het graf van zijn vader. In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog werd het gebalsemde lichaam overgebracht naar een zoutmijn in Thüringen om te voorkomen dat het in handen van het Rode Leger zou vallen.[36] Vervolgens is zijn sarcofaag ondergebracht in de Elisabethkirche in Marburg (Hessen). Vanaf 1953 stond het in Burg Hohenzollern, het stamslot van het huis Hohenzollern, in Hechingen op de Schwäbischen Alb. Op 17 augustus 1991 is het stoffelijk overschot met veel vertoon bijgezet op het terras van zijn Sanssouci, als bezegeling van de nieuwe Duitse eenheid.

Frederik de Grote is naderhand zeer verschillend beoordeeld. De bevolking van Berlijn schijnt opgelucht te zijn geweest toen de zuurpruim stierf, want de stad had nieuwe impulsen nodig. In Breslau en Königsberg lag de zaak anders en ging de mensen in het zwart gekleed naar herdenkingsdiensten. Friedrich Schiller wees na enkele maanden een verzoek om een gedicht te schrijven af. De filosoof Immanuel Kant (17241804) beschouwde hem als de ware verlichte heerser, vooral vanwege zijn religieuze tolerantie. Mirabeau zou in 1789 verslag doen in zijn Histoire sécrète de la cour de Berlin waarin hij op zijn kenmerkende wijze de levenswijze van het Pruisische hof beschreef. De romantische historicus Thomas Carlyle stelde hem voor als een held. Thomas Mann stelde hem voor als een boosaardige dwerg. Frederiks afkeer van het Duits weerhield de nazi‘s er niet van om hem herhaaldelijk als een oorlogsheld in hun propagandafilms te laten optreden. Joseph Goebbels las Hitler uit brieven voor, die door Friedrich waren geschreven na de Slag bij Kunersdorf. Deze feiten deed de SED in 1962 besluiten het Ruiterstandbeeld van Frederik de Grote van Unter den Linden naar Slot Charlottenhof in Potsdam te verplaatsen; in 1980 is het standbeeld teruggezet op zijn oorspronkelijke plek. Helmut Schmidt liet in 1969 bij zijn aantreden als minister van defensie een borstbeeld van Frederik verwijderen en noemde hem Alexander de Grote in zakformaat.

Frederik de Grote op 60-jarige leeftijd; ruiterstandbeeld in Huis Doorn.[37]

Sommige historici beschouwen Frederiks belangstelling voor de Verlichting vooral als een modeverschijnsel, een façade. Voor Szabo bijvoorbeeld was hij een opportunist en iemand die grote risicos nam, overgoten met een intellectueel laagje, maar in wezen een harteloze moordenaar, met kwade bedoelingen, een ongevoelige man die zich niet druk maakte om een mensenleven.[F.A.J. Szabo (2008) The Seven Years War in Europe, 1756-1763] De auteur beperkte zich tot de oorlogsjaren, toen een half miljoen soldaten en burgers het leven hadden gelaten. “Zijn opvattingen over staat, religie en justitie waren doordrenkt van verlichte ideeën.”[38] Pruisen was door zijn juridische en administratieve hervormingen een efficiente staat geworden.

Werken

Frederik heeft een gigantisch literair oeuvre, bijna uitsluitend in de Franse taal, nagelaten van filosofische tractaten, gedichten en brieven, uitgegeven in tien delen.

Anti-Machiavel, of oordeelkundig onderzoek, van den Vorst, van Machiavel … Door Frederick II, Voltaire, H. Zweerts. Nederlandse vertaling uit 1741 [1]

Externe links

Bronnen
  • Googh, G.P. (1966) Frederik de Grote. Utrecht: Spectrum
  • Kunisch, Joh. (2004) Friedrich der Große – Der König und seine Zeit –. München: C.H. Beck Verlag ISBN 3-406-52209-2.
  • MacDonogh, G. (1999) Frederick the Great. New York: St. Martin’s Griffin
  • Mitford, N. (1971) Frederik de Grote

Voetnoten en referenties
  1. Sinds 1707 had Pruisen ook zeggenschap over het Kanton Neuenburg waar door een gouverneur werd geregeerd; vanaf 1754 door Georg Keith die daar betrekkingen onderhield met J.J. Rousseau.
  2. Hij was de derde zoon. Er zouden nog tien kinderen volgen.
  3. Mitford, N. (1971) Frederik de Grote, p. 43
  4. In 1734 nam Frederik deel aan Poolse Successieoorlog onder Eugenius van Savoye
  5. Mitford, N. (1971) Frederik de Grote, p. 62
  6. Mitford, N. (1971) Frederik de Grote, p. 80
  7. Het kasteel schonk hij in 1744 aan zijn broer, prins Hendrik. August Willem van Pruisen kreeg beschikking over Schloss Königs Wusterhausen.
  8. Frederik had eerst Maria Theresia steun beloofd bij de verwerving van het Groothertogdom Toscane. Samen met Keizer Karel VII Albrecht, die in 1742 tot keizer werd gekozen, bestreed hij haar troonopvolging.
  9. (de) DenkmalTheater
  10. Jan Wagenaar, deel XXII, p. 132-134.
  11. http://friedrich.uni-trier.de/de/roedenbeck/1/275-o11/text/?h=Pinto
  12. Van de Prins geen kwaad. (2007) De dagboeken van S.P.A. van Heiden Reinestein, kamerheer en drost 1777-1785, p. 132, 254, 278.
  13. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek, Deel VI, 1785-1787. Amsterdam 1910, p. 662.
  14. http://www.lehrmittelverlag-zuerich.ch/Portals/1/Documents/lehrmittelsites/geschichte%20der%20neuzeit/geschichte%20der%20neuzeit_downloads/03_inhalt_geschiche_fallbeispiel_seite_132_137.pdf
  15. Voltaire. Brieswisseling met Frederik de Grote 1736-1778, p. 391.
  16. Frederik liet in december 1752 een anoniem verschenen smaadschrift tegen Maupertuis (van de hand van Voltaire) op de Gendarmenmarkt verbranden.
  17. Googh, G.P. (1966) Frederik de Grote, p. 211-240. Utrecht: Spectrum
  18. Gooch, G.P. (1966), p. 164.
  19. Oude componist treft jonge koning LC 2006
  20. Volgens de Zwitserse filosofe Ursula Pia Jauch was het zijn vader die Wolff eerst had weggezonden, maar ook had herbenoemd.[bron?]
  21. De terrasvormige opbouw naar het paleis zou hij gezien hebben bij het klooster Kamp-Lintfort, gelegen tussen Duisburg en Venlo.
  22. In 1744 kocht Frederik het Het uithangbord van de kunsthandelaar Gersaint, het laatste schilderij van Watteau (1720). Het hangt nog steeds in slot Charlottenburg.
  23. Frederik zat twee keer model voor hem in Turkse kledij.
  24. Mielke, F. Potsdamer Baukunst. Das klassische Potsdam, p. 73. (Frankfurt a.M 1981)
  25. Andreas Conrad, Bare Münze, TAGESSPIEGEL vom 16. Februar 2012, Seite 14
  26. Dillen, J.G. van (1970) Van Rijkdom en Regenten. Handboek tot de Economische en Sociale Geschiedenis van Nederland tijdens de Republiek, blz. 601-6.
  27. (de) www.natuerlich-brandenburg.de
  28. (de) www.kartoffel-geschichte.de
  29. (de) www.myheimat.de Grabfrevelei: Warum liegen Kartoffeln auf der Grabplatte Friedrichs des Grossen?
  30. Deze voorliefde voor snuiftabak heeft hem minstens één keer het leven gered. Een van zijn snuifdozen werd tijdens een van de door hem bijgewoonde veldslagen doorboord door een vijandelijke kogel. De snuifdoos wordt tot op de dag van vandaag tentoongesteld in het kasteel Sigmaringen, het stamslot van de familie Hohenzollern.
  31. MacDonogh, G. (1999) Frederick the Great, p. 102. New York: St. Martin’s Griffin
  32. Frederik sprak zelfs niet goed Duits en had ook daarvoor iemand in dienst.
  33. (de) www.zeit.de
  34. http://www.queer.de/detail.php?article_id=1941
  35. Giacomo Casanova, chevalier de Singalt. Mémoires de ma vie, deel 10, p. 89.
  36. (de) www.battern.de
  37. Huis Doorn, monument voor Frederik de Grote
  38. Frijhoff, W. en Wessels, L. (red.) (2006): Veelvormige dynamiek. Europa in het ancien régime, 1450-1800, SUN – OUNL, Amsterdam/Heerlen, p.258.

Referenties

  1. Mittenzwei, I. (1980) Friedrich II. von Preussen. Biografie, p. 113
  2. Johann Joachim Quantz, sein Leben und seine Kompositionen von Adolf Raskin, p. 105
  3. Anekdoten von König Friedrich II. von Preussen, S. 145-148
  4. Al op jonge leeftijd had zijn moeder, de zus van George II van Engeland haar Engelse nichtje prinses Amelia, als huwelijkskandidaat voor hem en haar neefje Frederik, de kroonopvolger, voor zijn zuster op het oog, hetgeen niet in overeenstemming was met de wensen van zijn vader, zodat de huiselijke vrede jarenlang werd verstoord. Zijn vader die als kind opgegroeid was met de latere Engelse koning, stond op twee huwelijken of geen enkel.
  5.  A. Peele (2013) Drie Pruisische koningen als heren van Hooge en Lage Zwaluwe: een casus, p. 389-392
  6. Zilver bleek in Pruisen goedkoper te zijn, dan elders in Europa. Het gevolg was dat zilveren munten werd uitgevoerd.
  7.  Het zou een van de oorzaken van de derde Silezische of Zevenjarige Oorlog worden.
  8. Voltaire. Briefwisseling met Frederik de Grote 1736-1778, p. 677
  9. J.E. Elias (1903-1905) De vroedschap van Amsterdam, p. 1062-1063
  10. Nederlandsche post-ryder, geevende naauwkeurige berigten van de …, Band 7
  11. Voltaire. Brieven aan Frederik de Grote, p. 684
  12. I. Mittenzwei, p. 117
  13. Voltaire. Brieven aan Frederik de Grote, p. 717-718
  14. L. Beutin (1933) Die Wirkungen des Siebenjährigen Krieges auf die Volkswirtschaft in Preussen, p. 255-256.
  15. Geldwertbewußtsein und Münzpolitik Das sogenannte Gresham’sche Gesetz im … Door Ingeborg Meyer, p. 8
  16. Tagesspiegel
  17. Voltaire. Briefwisseling met Frederik de Grote 1736-1778, p. 650, 693
  18. Heinz Becker (1986) Friedrich der Grosse und die Musik. In: Preussens grosser König. Herausgegeben von Wilhelm Treue
  19. Michael S. Cullen (1986) Friedrich als Bauherr: Besessenheid und Strenge. In: Preussens grosser König. Herausgegeben von Wilhelm Treue
  20. Deutsche Digitale Bibliothek
  21. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek, heer van Bergestein … enz. (1747-1787), deel I, p. 280. Uitgegeven en toegelicht door F.J.L. Krämer. Amsterdam

Loading

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *