door Ruud Koopman, Zaandam
In de 20e eeuw is de plek van de brouwerij de Burch berucht geworden als het gok- en sexhuis Casa Rosso dat in 1983 afbrandde en waarbij toen dertien mensen om het leven kwamen. Toen was de brouw-nering precies driehonderd jaar daarvoor gestopt.
Eerste eigenaar van de Burch was Wouter Burchman die rond 1563 begon met brouwen. In 1571 nam Mathijs Coenraadsz de zaak over en hij was hier zeer succesvol. Zelf zal hij niet veel gebrouwen hebben. In 1579 is er een testament waarin als brouwer in de Burch Hans Pietersz wordt genoemd, die wordt opgevolgd door Claes Dircksz Hasselaer. Mathijs had in 1578 een huis in de Warmoesstraat [nr 147] gekocht, dat hij ook de naam de Burch geeft, waar hij gaat wonen en in 1595 overlijdt. Onder het nageslacht van Mathijs Coenraadsz, dat ook de naam Burch heeft aangenomen, bevinden zich vele illustere Amsterdammers.
Van de kinderen van zoon Coenraad zal diens zoon Albert Burgh burgemeester van Amsterdam worden en diens dochters verbinden zich met de families Hooft, Tulp en Van Beuningen. Ook de zoon van dochter Lijsbeth : Gerard Schaep brengt het tot burgemeester.
Jongste zoon Abel sticht de hofstede Schaep en Burch te ‘s-Graveland. Hij trouwde met de schatrijke Maria Queeckels en overlijdt kinderloos in 1646. Zijn erfenis die naar allerlei neven en nichten gaat beslaat vele bladzijden bij notaris Lamberti. Buiten vele huizen te Amsterdam bezat hij en zijn vrouw meer dan acht hofsteden met het land er om heen.
De vrouw van Mathijs Coenraadsz : Hillegont Goverts overlijdt in 1609 en wordt bij haar man in de Oude Kerk begraven in een dubbel graf op het Hoogkoor.
De brouwer en huurder Claes Dircksz Hasselaer was al in 1592 overleden en wordt opgevolgd door zijn vrouw Geertje Princen als brouwster. De familie Hasselaers was van Haarlem naar Amsterdam gekomen. Broer Pieter Dircksz Hasselaer zette hier de brouwerij de Arend op en een zus Truitje Hasselaer trouwde met de eigenaar van de brouwerij het Leeuwtje. Ook deze familie zou diverse burgemeesters van Amsterdam voortbrengen.
In 1602 had Geertje Princen voor 37 gulden bier geleverd aan de Oude Kerk waar kistenmakers en leidekkers aan het werk waren. Het verschaffen van bier tijdens de arbeid was meestel een taak van degene die het werk liet uitvoeren. Door de jaren heen zal de Burch de vaste leverancier van bier zijn aan de Oude Kerk, die natuurlijk vlakbij lag.
Zoon Cornelis Claesz Hasselaer kan de Burch in 1612 voor 7400 gulden kopen van Sijmon Gerritsz. Schaep, die voor een helft eigenaar was geworden als schoonzoon van Mathijs Coenraadsz en van de andere helft door koop van zijn zwager Abel Burgh.
Helaas gaan de zaken voor Cornelis niet zo best. Stadsgeschiedschrijver Caspar Commelin vermeldt een brand in 1623 op de turfzolders en het bovenhuis van de brouwerij. Er wordt geknoeid met de celen voor het uitgaande bier en zelfs de kerkeraad roept Hasselaer hier voor op het matje. Ter zelfder tijd was er een bierdrager Gerrit Sijmonsz die zonder celen bier rondbracht, hierop stonden zeer hoge boetes tot 600 gulden toe. Cornelis Hasselaer overlijdt in januari 1629.
Geertje Princen overleeft haar zoon met enkele maanden. Dan is de zaak failliet. Een maand voor zijn dood werd Cornelis Hasselaer op de binnenplaats van zijn brouwerij ernstig bedreigd en mishandeld door de oud-schepen Warnar Ernst van Bassen die enkele duizenden guldens van hem te goed had en onmiddellijk zijn geld wilde hebben.
De brouwerij wordt per executie verkocht aan Claes Jacobsz Gelthouwer voor 24275 gulden. Gelukkig voor de twee kinderen van Cornelis Claesz Hasselaer had hun moeder Claesje Jans Vogelsang 20000 gulden aan hen nagelaten. Hierbij kwamen nog de inkomsten van het huis de Karseboom op de Nieuwezijds Voorburgwal dat een tante hen naliet. Van deze tak van de Hasselaers zou pas een achterkleinkind het tot burgemeester van Amsterdam brengen en eigenaars worden van de hofstede Groeneveld bij Baarn waar nu Staatsbosbeheer zetelt.
Claes Jacobsz Gelthouwer is een zoon van de teerkoper Jacob Claesz. In 1626 was hij getrouwd met Weijntje Jans een nichtje van de eigenaresse van de brouwerij de Hooiberg. Hierdoor zal zijn belangstelling uitgegaan zijn naar het bierbrouwen in plaats van naar het teer verkopen. Onder zijn leiding komt de Burch weer tot bloei.
Samen met de brouwers van de Zwaan en de Hooiberg gebruikt hij vanaf 1636 een achtkanten molen op het Visserspad bij het Reguliershof om zijn mout te malen. De molen brandt in 1654 af, dan wordt er in een rosmolen in de Barndesteeg gemalen.
Gelthouwer koopt lendende panden op, onder andere de Arm in de Beurs en de Toren van Rotterdam op de Nieuwezijds Voorburgwal, ook wel de Fluwelenburgwal genoemd. Ook op de Achterburgwal wordt een pand aangekocht in 1652 en de hele brouwerij wordt dan verbouwd. Dat staat te lezen in een testament van Claes Jacobsz Gelthouwer van dat jaar waarin hij zijn tweede vrouw Maria Gemmichs, zijn eerste vrouw Weijntje Jans was in 1638 overleden, een flink legaat nalaat vanwege de moeite die zij heeft doorstaan tijdens deze vernieuwing.
Door de jaren heen vervult Claes een belangrijke rol voor de gezamelijke brouwers, de naam het Brouwerscollege bestond toen nog niet. Dit betrof zeer verschillende problemen zoals afspraken over de ijsbreker en het onderhoud daarvan, het aanwezig zijn op de begrafenis van een mede-brouwer, taxaties van brouwerijen en het gereedschap, tochtjes naar Den Haag voor landelijke vergaderingen met brouwers uit andere steden, over schoon Vechtwater, over de betaling van de twee stuivers belasting per gebrouwen ton bier en heel vaak als Goedeman om geschillen onderling op te lossen.
Twee van zijn kinderen uit het eerste huwelijk worden volwassen : Jan Gelthouwer die met Jannetje Oosdorp trouwt, en brouwer wordt te Haarlem in de brouwerij de Pauw, en Catharina Gelthouwer die trouwt met Pieter Habet, die vanaf 1657 tot 1664 brouwer zal zijn in de Burch. De broer van Pieter is Johannes Habet die brouwer in de Rode Haan is.
Helaas overlijden Pieter en Catharina als slachtoffers van de laatste grote pestepidemie vlak na elkaar in juni 1664.Ze hebben dan zes kinderen waarvan de oudste Engel pas dertien jaar is.
De Burch wordt nu voor 2500 per jaar verhuurd door de voogden over de kinderen aan Adriaen Luijcke, die op de Achterburgwal gaat wonen. Aanvankelijk was het woonhuis op de Fluwelenburgwal ook bij de huur inbegrepen maar in 1667 wordt dat apart verhuurd.Toen werden twee oude woningen en een paardenstal aan de Achterburgwal afgebroken en daar een nieuw woonhuis gebouwd. Luijcke heeft moeite om geld te krijgen voor zijn geleverde bieren aan Machteltje Jans een komenijhoudster in de St. Janstraat en van Jan van Dort die een kantoortje voor de Burch had in de Huidenstraat.
Luijcke had de brouwerij gehuurd voor acht jaren vast en drie jaar optie. Eind 1672 laat Philips de Gols, die inmiddels voogd was, aan Luijcke vragen of hij door wil huren. Dat blijkt niet het geval. Een nieuwe huurder is niet zo gauw gevonden, de brouwerij komt buiten gebruik te staan. Tenslotte vind Gols een huurder in Pieter Oliekan voor 1400 gulden per jaar zonder dat hij het onderhoud van de gereedschappen hoeft te betalen. Dat vind Engel Habet, die inmiddels 22 is, veel te weinig, dan gaat hij zelf wel brouwen. Hetgeen ook gebeurd.
In 1674 gaat Engel trouwen Helena Oosthuijsen dochter van de eigenaar van de brouwerij de Hooiberg, die Heineken heel veel later zal overnemen. Nu vind er een verdeling plaats van de erfenis van zijn ouders. De Burch blijft gemeenschappelijk bezit die samen met de woonhuizen op 34000 gulden wordt getaxeerd. De huurprijs voor Engel wordt 1050 gulden.
Als meesterknecht neemt Engel Juriaan Arentsz aan die getrouwd is met Grietje Jans. Ze wonen op de Nieuwmarkt en hebben een zoontje van vijf jaar dat door een zoontje van Benjamin de Jonge van een pothuis wordt afgeduwd en met zijn kop op een ijzeren rand valt. De kosten van de chirurgijn worden op de vader verhaald. Juriaan legt ook een verklaring af voor de meesterknecht van de brouwerij de Hooiberg dat de opbrengst van de borstel (een bijprodukt van het bierproces) ten goede komt van het personeel en geen deel van hun loon is. Die borstel werd verkocht als veevoer aan boeren.
In 1683 heeft Engel geen behoefte aan voortzetting van de brouwerij. Daar de andere Amsterdamse brouwers graag willen dat er minder brouwerijen komen bieden ze 1100 gulden als er bij de verkoop een bepaling komt met een verbod op brouwen op deze plek. Engel en zijn broer Nicolaes (die intussen naar Haarlem is verhuisd) en zijn drie zusters gaan op deze voorwaarden in en ontvangen hun geld.
Het huis op de Achterburgwal naast de Burch wordt verkocht aan Jan Hoogland, het huis daarnaast aan Guilliam Leenders. Een deel van de Burch gaat als pakhuis naar Engel Habet die het de naam de Hooiberg geeft.
Het huis op de Fluwelenburgwal met er achter de brouwerij, nu als pakhuis de Burch gaat naar Philips Sael, een zwager van Engel.
In 1717 verkoopt Engel zijn deel aan Erntwijn Sassenberg. Sael had zijn deel al in 1701 Salomon van Halmael overgedaan.
Engel Habet gaat op de Herengracht wonen en gedraagt zich verder als een rijk koopman, die her en der in scheepvaart doet, stukken grond koopt en geld uitleend. Hij overlijdt in 1724 en wordt in zijn eigen graf B 94 in de Nieuwe Kerk begraven. Zijn vrouw Helena Oosthuijsen was daar al 20 jaar eerder te ruste gelegd.