Honoré Gabriel de Riqueti, graaf[1] van Mirabeau of gewoon Mirabeau (Le Bignon-Mirabeau, 9 maart 1749 – Parijs, 2 april 1791) was een Frans revolutionair, charmeur en een broodschrijver, die bekendstond om zijn lelijkheid en niet voor plagiaat terugdeinsde.[2] Hij was een charismatische en dominerende figuur in de beginjaren van de revolutie en mogelijk de enige man die genoeg energie en aanzien had om de monarchie te kunnen redden,[3] of de constitutionele hervorming in goede banen te kunnen leiden. Hij zou alleen met de Nationale Vergadering samenwerken en niet tegen haar. Zijn doel was een constitutionele monarchie naar Engels voorbeeld. Na de dood van Mirabeau heerste er grote onzekerheid in Frankrijk.
Leven
Honoré werd geboren ten zuiden van Fontainebleau, waar de van oorsprong Toscaanse familie Riqueti al sinds de 16de eeuw een kasteel bezat. Hij was de zoon van Victor de Riqueti, Markies van Mirabeau, bekend vanwege zijn fysiocratische geschriften. Naar verluidt werd Mirabeau geboren met twee kiezen in zijn mond, een ongewoon groot achterhoofd, en een vergroeid been. Op 3-jarige leeftijd kreeg hij de pokken. Alles bij elkaar zorgde dit ervoor dat Mirabeau een niet-alledaagse verschijning was. Op 14-jarige leeftijd werd de moeilijk handelbare Mirabeau naar een kostschool gestuurd. Op zijn 18e schreef hij zich in bij een regiment van de cavalerie, ooit onder het bevel van zijn grootvader. Hij ging een verhouding aan met de vriendin van zijn superieur, zodat Mirabeau deserteerde, met het gevolg dat hij met een lettre de cachet naar een gevangenis op het Île de Ré werd verbannen. Mirabeau kreeg zijn vrijheid terug door deel te nemen aan een militaire expeditie naar Corsica.
In Amsterdam kregen Mirabeau en zijn vriendin onderdak – onder de naam graaf en grafin de Saint-Mathieu – bij de kleermaker Le Quesne in de St Luciënsteeg. Om geld te verdienen verrichtte Mirabeau vertaalwerk vanuit het Engels. Toen de ware identiteit achter het paar Saint-Mathieu werd ontdekt, liet de raadspensionaris Pieter van Bleiswijk hen door de schout Jan Bernd Bicker arresteren.[5] Mirabeau en zijn vriendin werden in mei 1777 op transport gesteld naar Frankrijk. De zwangere Sophie werd naar een gevangenis in Parijs gebracht; Mirabeau werd opgesloten in het Château de Vincennes, waar ook zijn achterneef de Markies de Sade gevangen zat. Hier schreef Mirabeau de Erotica Biblion en Le Libertin de qualité/Ma conversion (1783) maar ook Lettres à Sophie en Des lettres de cachet et des prisons d’État (allebei postuum uitgegeven in 1792). In 1780 kwam Mirabeau vrij na 2,5 jaar gevangenschap; de rechtbank ontbond zijn huwelijk, hij gaf Sophie de bons en de staatsgevangenis werd gesloten naar aanleiding van de door Mirabeau beschreven wantoestand.
Mirabeau viel de minister van financiën en de aandelenhandel aan. Mirabeau werd beschouwd als een dolle hond. Hij kleedde zich opvallend, met grote knopen op zijn jas en gespen op zijn schoenen. Om tijdelijk van hem af te zijn werd Mirabeau in 1786-1787 op een geheime missie uitgezonden naar het Pruisisch hof van Frederik de Grote in opdracht van Talleyrand. Mirabeau zou in 1789 verslag doen in zijn Histoire sécrète de la cour de Berlin waarin hij op zijn kenmerkende wijze de levenswijze van het Pruisische hof beschreef. Mirabeau liet het manuscript stelen door de uitgever om publicatie van pamflet mogelijk te maken. Het boek werd verboden, maar desalniettemin veel gelezen.[9] In 1788 publiceerde hij op verzoek van een nog onbekende briefschrijver Aux Bataves sur le Stathoudérat,[10] een boek dat zoveel invloed had, dat de Friese patriot Coert Lambertus van Beyma langs kwam in Parijs. Het pamflet is een goed gedocumenteerd product van verschillende journalisten, waaronder Jacques Pierre Brissot. In korte tijd kwamen er meerdere drukken op de markt.[11] Gerrit Paape vertaalde het werk naar het Nederlands. De meeste aandacht in het boek ging uit naar de verklaring van de rechten van de mens. Samen met Brissot en La Fayette was Mirabeau een van de leden van de Societé des amis des Noirs, die afschaffing van de slavernij voorstond.
De Franse Revolutie
Toen de koning Lodewijk XVI weigerde de Derde stand afzonderlijk te laten vergaderen, sprak Mirabeau op 23 juni 1789 de beroemde woorden dat men niet zou wijken dan voor bajonetten.[14] Mirabeau werd meteen gesteund door Abbé Sieyès en de voorzitter Bailly. De Assemblée Nationale liet zich niet langer koninklijke orders geven. In Parijs wemelde het ondertussen van de militaire troepen. De spanning kwam tot een uitbarsting bij de bestorming van de Bastille op 14 juli.
Met Sieyès verklaarde hij zich in uitzonderingsgevallen voor onteigening, mits dit in het landsbelang was en er van een rechtvaardige en voorafgaande schadeloosstelling sprake is.[16] Op 3 november 1789 werd een geometrische verdeling van Frankrijk in departementen ingediend. Mirabeau verzette zich tegen deze indeling.[17] In dezelfde maand werd hem verhinderd minister te worden en zou in dienst van het hof treden.[18] Met de Markies de La Fayette kon hij niet goed overweg. Mirabeau wantrouwde zijn capaciteiten.
Zijn eerste rapport aan de koning dateert van 10 mei 1790. Op 3 juli 1790 had hij een geheime ontmoeting met Marie Antoinette in het park van Saint-Cloud. Op 17 augustus adviseerde hij het hof tegen La Fayette.[19] Hij probeerde koning Lodewijk XVI en diens echtgenote, Marie Antoinette, te overtuigen van de noodzaak om compromissen te sluiten met de aanhangers van de revolutie, om erger te voorkomen. Vanwege zijn verleden van avonturier en ook omdat zij niet wilden begrijpen dat de tijd voor de absolute monarchie nu echt voorbij was, schonken de koning en koningin hem echter onvoldoende vertrouwen. Ze begrepen niet dat de intelligente en welsprekende Mirabeau hun beste steunpilaar was in deze moeilijke tijden. Mirabeau nam echter wel geld in ontvangst van het hof in ruil voor zijn inzichten. Marat viel hem aan vanwege zijn omkoopbaarheid.
Mirabeau kreeg een staatsbegrafenis en is in het Panthéon bijgezet, als eerste ‘grote man’ van Frankrijk, die daar begraven werd; Voltaire en Jean-Jacques Rousseau zouden volgen. Op initiatief van Robespierre werden de overblijfselen van Mirabeau verwijderd, toen bekend werd dat hij in zijn laatste maanden in het geheim had samengespannen met het hof van Lodewijk XVI. Op die plaats kwam het stoffelijk overschot van de nieuwe volksheld Jean-Paul Marat.
Bronnen
- Hibbert, C. (1980) The French Revolution, p. 55-58.
- Flake, O. (1968) De Franse Revolutie, 1789-1799, p. 52-60; 70-74.
- Schama, S. (1989) Citizens. A Chronicle of the French Revolution
- Soms ten onrechte Markies de Mirabeau genoemd.
- Eeghen, I. van (1967) Brieven van het Deutzenhofje. Madame de Nerha en Mirabeau, p. 24.
- Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 107.
- Perroud, C. (1912) Correspondance et papiers de Brissot, p. 65.
- Eeghen, I. van (1967) Brieven van het Deutzenhofje. Madame de Nerha en Mirabeau, p. 14-20
- Rosendaal, J. (2003) Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk 1787-1795, p. 239.
- Madame de Nerha was de buitenechtelijke dochter van Willem van Haren, die zich tien jaar jonger uitgaf dan ze in werkelijkheid was. Eeghen, I. van (1967) Brieven van het Deutzenhofje. Madame de Nerha en Mirabeau, p. 57.
- http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/Nerha
- Hij schreef bovendien een traktaat over de beroemde Moses Mendelssohn, die zich bezig had gehouden met de rechten van de Joden en in 1786 was gestorven.
- Mirabeau aux Bataves sur le Stathouderat
- Rosendaal, J. (2003) Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk 1787-1795, p. 245.
- Lamartine, A. de (1989) Kopstukken uit de Franse Revolutie (Portraits Révolutionares), vertaald door Nannie Nieland-Weits, tweetalige uitgave, p. 21.
- De “Courrier de Provence”, zou nog tot 30 september 1791, enkele maanden na zijn dood blijven verschijnen.
- Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 46, 59.
- Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie II, p. 488.
- Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 136.
- Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 157-158.
- Soboul, A. (1979) De Franse Revolutie I, p. 174.
- Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 96-97.
- Lamartine, A. de (1989) Kopstukken uit de Franse Revolutie (Portraits Révolutionares), vertaald door Nannie Nieland-Weits, tweetalige uitgave, p. 25.
- Janssen Perio, E.M. (1989) Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie, p. 109-110.
- Eeghen, I. van (1967) Brieven van het Deutzenhofje. Madame de Nerha en Mirabeau, p. 65-67. In 1794 moesten alle vreemdelingen Parijs verlaten en trok zij naar Amsterdam